ECLI:NL:RBAMS:2022:8074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
C/13/713953 / HA ZA 22-158
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen over en weer in verband met de ontwikkeling van een autodeelplatform

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022, zijn de partijen WeGo B.V. en ARS Traffic & Transport Technology B.V. verwikkeld in een civielrechtelijk geschil over de ontwikkeling en exploitatie van een autodeelplatform. WeGo, de eiseres in conventie, vordert betaling van openstaande facturen van ARS, die voortvloeien uit een raamovereenkomst en een service level agreement (SLA). ARS, de gedaagde in conventie, betwist de verschuldigdheid van deze facturen en vordert in reconventie betaling van haar eigen facturen voor geleverde diensten. De rechtbank heeft de procedure in twee delen gesplitst: de conventionele vordering van WeGo en de reconventionele vordering van ARS.

De rechtbank heeft vastgesteld dat WeGo een onderneming exploiteert die zich richt op autodelen en dat ARS verantwoordelijk is voor de technische ontwikkeling van het platform. De partijen hebben verschillende overeenkomsten gesloten, waaronder een mantelovereenkomst en een SLA, waarin de voorwaarden voor de samenwerking zijn vastgelegd. WeGo heeft ARS beschuldigd van tekortkomingen in de nakoming van de contractuele verplichtingen, met name met betrekking tot de kwaliteit van de geleverde on-board units (OBU's).

De rechtbank heeft geoordeeld dat ARS niet verplicht is om de kosten van het 'omwisselen OBU' en de 'buiten bundel kosten' te betalen, omdat deze kosten volgens de afspraken voor rekening van WeGo komen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat ARS zich kan beroepen op haar opschortingsbevoegdheid, waardoor de gevorderde rente en kosten niet toewijsbaar zijn. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun vorderingen en tegenvorderingen verder te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/713953 / HA ZA 22-158
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEGO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.G. van der Putt te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARS TRAFFIC & TRANSPORT TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.D. de Groot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna WeGo en ARS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 februari 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022 met de daarin genoemde stukken,
  • de uitlating op de rol van 9 november 2022, waarbij ARS vonnis heeft gevraagd, en
  • de brief van WeGo aan de rechtbank van 25 november 2022 met opmerkingen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
WeGo exploiteert een onderneming die als doel heeft het delen van auto’s mogelijk te maken, onder meer door het ter beschikking stellen van een autodeelplatform. Op dit platform kan een gebruiker een voertuig toegankelijk maken voor andere gebruikers van het platform. Daarvoor is in ieder geval vereist dat een kastje in het voertuig wordt gebouwd, ook wel een on-board unit (hierna: OBU) genoemd. Door middel van de OBU kunnen de gebruiker, het voertuig en de centrale met elkaar communiceren.
2.2.
ARS exploiteert een technologieonderneming die zich richt op technische oplossingen voor verkeer en transport.
2.3.
Op 10 maart 2017 sloten WeGo en ARS een mantelovereenkomst die onder meer zag op de ontwikkeling door ARS van het autodeelplatform WeGo 2.0 (hierna: de mantelovereenkomst), waarin voor zover van belang het volgende staat:
Overwegende dat:
(…)
b. Partijen deze mantelovereenkomst (hierna: de “Overeenkomst”) aangaan om de algemene afspraken tussen Partijen over uit te voeren werkzaamheden en eventuele toekomstige werkzaamheden vast te leggen;
(…)

2.Onderwerp

1. De door ARS uit te voeren werkzaamheden zullen in opdracht worden gegeven door middel van de rechtsgeldige ondertekening door beide partijen van een Purchase Order waarin de opdracht is beschreven.

3.Prijs

1. De door ARS uit te voeren werkzaamheden zullen plaatsvinden op basis van de tarieven zoals vermeld in Annex 1.

(…)
3. WeGo is voor de separaat te sluiten overeenkomsten gehouden tot betaling van de overeengekomen prijs binnen de gegeven betalingstermijn(en) indien ARS conform de gegeven opdracht heeft geleverd. WeGo kan haar betalingsverplichting jegens ARS niet opschorten met een beroep op betalingen van derden (opdrachtgevers van WeGo) aan haar. WeGo kan betalingen wel opschorten indien deadlines/functionaliteiten/afspraken conform de gegeven opdracht vanuit ARS niet worden gerealiseerd. Een niet nakoming in de ene separate overeenkomst geeft geen recht tot een beroep op opschorting dan wel verrekening ten aanzien van een andere separate overeenkomst.
(…)

7.SLA

1. Voor onderhoud en beheer van de door ARS geleverde software zullen partijen separate afspraken maken die zij vastleggen in een Service Level Agreement (SLA). De bepalingen uit deze Overeenkomst zijn tevens van toepassing op de Service Level Agreement tenzij in de betreffende overeenkomst daarvan expliciet wordt afgeweken.

2.4.
Op 19 juni 2019 sloten WeGo en ARS een Service Level Agreement (hierna: SLA), die zag op het onderhoud en de ondersteuning van het platform WeGo 2.0 door ARS, die voor zover van belang als volgt luidt:
4. Financial agreements
(…)
4.4
Conditions

Invoicing will be taking place up front, on a monthly basis. The number of OBU’s (forming the base for the VTS/OBU component) will be the number of active OBU’s of at the first day of the applicable month;
2.5.
In april 2020 sloten WeGo en ARS een
memorandum of understanding(hierna: het memorandum), waarin de afspraken staan met betrekking tot de gezamenlijke inschrijving van WeGo en ARS op een aanbesteding van het Ministerie van Defensie die zag op het delen van civiele dienstauto’s. Onder punt 7 van het memorandum staat het volgende:
ARS en WeGo zullen ieder primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en kosten van hun bijdrages aan de uitvoering van CGIS volgens de WBS.
2.6.
Als bijlage bij het memorandum is een Work Breakdown Structure (hierna: WBS) gevoegd, waaruit volgt voor welke activiteiten WeGo respectievelijk ARS de verantwoordelijkheid en kosten draagt:
2.7.
Het Ministerie van Defensie gunde de opdracht aan WeGo en ARS. Dat resulteerde in de totstandkoming van de Raamovereenkomst (hierna: ROK) inzake CDAU Gebruik Informatie Systeem (CGIS) tussen WeGo, ARS en het Ministerie van Defensie op 11 januari 2021, waarna WeGo en ARS van start zijn gegaan met de dienstverlening. Op grond van de ROK factureert WeGo voor haar dienstverlening aan ARS, die op haar beurt aan het Ministerie van Defensie factureert voor de dienstverlening van zichzelf en WeGo.
2.8.
De hosting en opslag van data die nodig was voor de dienstverlening is uitbesteed aan een derde partij. Het contract met deze partij staat op naam van ARS.
2.9.
WeGo heeft bij brief van 29 september 2021 aan ARS de SLA opgezegd per 1 januari 2022.
2.10.
ARS heeft aan WeGo facturen gestuurd voor haar dienstverlening uit hoofde van de SLA in samenhang met de mantelovereenkomst. WeGo heeft niet al deze facturen voldaan.
2.11.
WeGo heeft aan ARS facturen gestuurd voor haar dienstverlening uit hoofde van de ROK en ARS bij brief van 1 december 2021 gesommeerd tot betaling over te gaan. ARS heeft deze facturen niet voldaan.
2.12.
ARS heeft op 29 april 2022 aan WeGo in totaal € 33.275 inclusief btw in rekening gebracht door middel van een vijftal facturen wegens kosten van hosting, opslag en maintenance in relatie tot het CGIS-platform.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
WeGo vordert na eisvermeerdering – samengevat – primair veroordeling van ARS tot betaling van de openstaande facturen die zien op de dienstverlening door WeGo op grond van de ROK, vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert WeGo dat – voor zover de primaire vordering tot betaling van de facturen met betrekking tot “omwisselen OBU” en “buiten bundel kosten” wordt afgewezen – ARS wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding die gelijk staat aan het totale bedrag van die facturen, eveneens vermeerderd met rente en kosten. Primair en subsidiair vordert WeGo dat de rechtbank voor recht verklaart dat ARS geen rechtsgrond heeft voor het versturen van facturen aan WeGo inzake “beheer en onderhoud van de CGIS backoffice” en ARS gebiedt de in dat verband verstuurde facturen te crediteren en de op basis van deze facturen ingehouden betalingen alsnog aan WeGo te voldoen.
3.2.
ARS heeft facturen uit hoofde van de ROK tot een bedrag van € 328.732,47 inclusief btw akkoord bevonden. ARS betwist echter € 72.343,61 inclusief btw verschuldigd te zijn, omdat die facturen zien op het “omwisselen OBU” en de “buiten bundel kosten” terwijl die kosten op grond van het memorandum en de WBS voor rekening van WeGo komen. ARS betwist kosten en rente verschuldigd te zijn, aangezien zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort omdat WeGo de in reconventie ingestelde vordering niet heeft voldaan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
ARS vordert na eiswijziging veroordeling van WeGo tot betaling van € 367.308.90. Dat bedrag is opgebouwd uit facturen die zien op dienstverlening door ARS aan WeGo uit hoofde van de SLA in samenhang met de mantelovereenkomst. De gewijzigde vordering van ARS ziet niet langer op de eerste drie facturen van productie G8.
3.5.
WeGo betwist gehouden te zijn tot betaling. Primair vloeit uit artikel 3 lid 3 van de mantelovereenkomst namelijk voort dat WeGo pas verschuldigd is te betalen indien ARS conform de opdracht heeft geleverd en dat heeft zij niet. Subsidiair kan WeGo de gestelde betalingsverplichting verrekenen met de schade die zij heeft geleden als gevolg van de tekortkomingen van ARS. Het gaat om € 172.870,25 inclusief btw voor het vervangen van hardware, € 7.200 voor het handmatig corrigeren van facturen, en € 13.050 voor extra besprekingen met ARS die nodig waren om problemen op te lossen. Daarnaast is WeGo door de tekortkomingen drie klanten verloren en heeft zij haar best moeten doen veel van haar overige klanten te behouden.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Inleiding
4.1.
De rechtbank zal hierna eerst de primaire en de subsidiaire vordering van WeGo beoordelen, die zien op de kosten van het “omwisselen OBU” respectievelijk de buiten bundel kosten. Daarna komt de rechtbank toe aan de vraag of WeGo verplicht is de facturen inzake het beheer en onderhoud van de CGIS backoffice te voldoen.
Primaire vordering: Is ARS op grond van de ROK verplicht de kosten van het “omwisselen OBU” en de buiten bundel kosten te betalen?
4.2.
WeGo vordert primair veroordeling van ARS tot betaling op grond van de ROK. Tussen partijen staat in dat verband vast dat ARS in beginsel gehouden is te betalen voor de werkzaamheden van WeGo uit hoofde van de ROK. De vraag die partijen echter verdeeld houdt, is of uit het memorandum en de ROK ook de verplichting voortvloeit voor ARS de facturen te voldoen die zien op de kosten voor het “omwisselen OBU” en de “buiten bundel kosten”. Het gaat enerzijds om kosten die zijn gemaakt om de OBU’s om te bouwen, omdat deze volgens WeGo van onvoldoende kwaliteit waren. Anderzijds gaat het om kosten die zien op de datatransmissie naar de OBU’s. Die vielen volgens WeGo hoger uit dan tijdens calculatie van het project te verwachten was.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat ARS niet verplicht is de kosten die zien op het “omwisselen OBU” en de “buiten bundel kosten” te voldoen uit hoofde van de ROK. In de WBS staat bij WeGo namelijk zowel een kruisje bij de regel “
Installatie OBUs in CDAU’s (CGIS voertuigen)”als bij de regel “
Communicatie OBU’s – backoffice”. Dat betekent blijkens punt 7 van het memorandum dat WeGo verantwoordelijk is voor de uitvoering en kosten van die beide punten. Dat bij ARS een kruisje staat bij de regel
“Levering OBU volgens CGIS eisen”maakt dat niet anders, omdat het hier blijkens de gestuurde facturen niet gaat om de levering van OBU’s maar om de installatie daarvan. Partijen hebben – anders dan WeGo aanvoert – de kosten van installatie en datatransmissie dus voorzien en bedoeld deze voor rekening van WeGo te laten komen zonder een maximum te stellen aan het dataverbruik of de daaraan verbonden kosten. WeGo heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit een andere uitleg van de WBS en het memorandum of een noodzaak tot aanvulling op grond van artikel 6:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt.
Subsidiaire vordering: Is ARS bij wijze van schadevergoeding verplicht de kosten van het “omwisselen OBU” en de buiten bundel kosten te betalen?
4.4.
WeGo vordert subsidiair veroordeling van ARS tot betaling bij wijze van schadevergoeding van de openstaande facturen die zien op de kosten voor het “omwisselen OBU” en de “buiten bundel kosten”. Daaraan legt WeGo ten grondslag, dat ARS is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen door OBU’s niet conform de eisen van CGIS te leveren. ARS zou namelijk maximaal 5% defecte OBU’s leveren terwijl feitelijk meer OBU’s defect waren.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat ARS dergelijke verplichtingen op zich heeft genomen. Het door WeGo gestelde percentage volgt namelijk niet uit het memorandum of de ROK. Uit de WBS volgt slechts dat ARS verantwoordelijk was voor de “
Levering OBU volgens CGIS eisen”, en niet dat maximaal 5% van de OBU’s defect mocht zijn. Het percentage waarnaar WeGo verwijst is genoemd in een calculatie die is gemaakt voorafgaand aan de totstandkoming van de ROK. Dat is onvoldoende, omdat een calculatie – zoals ARS aanvoert – ook tot doel kan hebben om een grove berekening te maken, zonder dat het de bedoeling daarvan is partijen aan de daaraan ten grondslag liggende aannames te binden. Daarbij komt dat WeGo evenmin voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat meer dan 5% van de OBU’s daadwerkelijk defect was. WeGo heeft ook onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat ARS verplicht was de datatransmissie tot een bepaalde omvang te beperken. De subsidiaire vordering van WeGo moet dus worden afgewezen.
Tussenconclusie
4.6.
De rechtbank concludeert dat ARS in beginsel gehouden is te betalen voor de werkzaamheden van WeGo uit hoofde van de ROK, met uitzondering van de facturen die zien op het “omwisselen OBU” en de “buiten bundel kosten”.
Procesinstructie
4.7.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat WeGo en ARS het er niet over eens zijn wat het totaalbedrag van de openstaande facturen is. Partijen zijn het er wel over eens dat het in onderling overleg mogelijk moet zijn om de hoogte daarvan te achterhalen door de administraties naast elkaar te leggen en zij zijn daartoe ook bereid gebleken. De rechtbank zal daarom WeGo in de gelegenheid stellen bij akte aan de hand van een overzicht opgave te doen van het actuele totaalbedrag van de openstaande facturen die zij in deze procedure reeds heeft gevorderd, eventueel aangevuld met facturen die na de mondelinge behandeling verschuldigd zijn geraakt op basis van de ROK. Gelet op hetgeen hiervoor is beslist, moeten kosten voor werkzaamheden die betrekking hebben op “omwisselen OBU” en “buiten bundel kosten” buiten beschouwing worden gelaten, nu WeGo geen recht heeft op betaling daarvan. ARS zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen, waarbij zij zich eveneens kan uitlaten over het totaalbedrag van de openstaande facturen. De rechtbank gaat er conform hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is besproken vanuit dat partijen voorafgaand aan het nemen van deze aktes overleg met elkaar zullen hebben om de inhoud van de te nemen aktes voor zoveel als mogelijk op elkaar aan te laten sluiten.
Primaire en subsidiaire vordering: Is WeGo verplicht de facturen inzake beheer en onderhoud van de CGIS backoffice te voldoen?
4.8.
WeGo vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat ARS geen rechtsgrond heeft voor het versturen van facturen aan WeGo inzake “beheer en onderhoud van de CGIS backoffice” (zie 2.12), ARS te gebieden de verstuurde facturen te crediteren en de op basis van deze facturen ingehouden betalingen alsnog aan WeGo te betalen.
4.9.
Tussen partijen is in feite in geschil in hoeverre een grondslag bestaat om de kosten van beheer en onderhoud van de CGIS backoffice bij WeGo in rekening te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat een dergelijke grondslag niet. Uit de ROK volgt een dergelijke rechtsgrond niet, terwijl de kosten wel op dat project zien. Partijen hebben in dit verband dus geen afspraken gemaakt. Ook de SLA kan een dergelijke rechtsgrond niet bieden, omdat tussen partijen vaststaat dat WeGo de SLA heeft opgezegd per 1 januari 2022 en dat de facturen zien op de periode daarna. ARS mocht de opzegging van WeGo ook niet als een partiële opzegging opvatten vanwege het enkele feit dat zij anders met de kosten voor hosting van het CGIS-platform zou blijven zitten. ARS is die verplichtingen namelijk op eigen naam aangegaan en dat betekent dat zij behoudens andersluidende afspraken de kosten daarvan zelf zal moeten dragen – voor zover zij deze kosten niet aan het Ministerie van Defensie kan factureren. Dergelijke afspraken vloeien evenmin voort uit de door ARS overgelegde notitie van 17 maart 2016, omdat die niet is ondertekend en WeGo ook betwist dat die notitie de gemaakte afspraken weergeeft. Dat het onderwerp hosting is genoemd in de SLA, betekent nog niet dat daar bindende afspraken over zijn gemaakt.
4.10.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bij eindvonnis voor recht verklaren dat ARS geen grondslag heeft om de kosten inzake het beheer en onderhoud van de backoffice bij WeGo in rekening te brengen. Voor veroordeling tot creditering van de facturen heeft WeGo evenwel geen grondslag aangevoerd, zodat de rechtbank die vordering af zal wijzen. De rechtbank zal ARS voorts niet separaat veroordelen tot betaling van de op grond hiervan ingehouden betalingen, omdat WeGo in deze procedure al hetgeen vordert waarop zij aanspraak kan maken uit hoofde van haar dienstverlening onder de ROK. Op die manier wordt dubbeltelling voorkomen.
Incassokosten en rente
4.11.
WeGo maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente over de hoofdsom. ARS betwist de kosten en rente verschuldigd te zijn, omdat zij haar betalingsverplichting op grond van artikel 6:52 BW of artikel 6:262 BW had opgeschort. WeGo brengt daar tegenin dat de opschortingsbevoegdheid in artikel 3.3 van de mantelovereenkomst is uitgesloten. Die bepaling moet dus worden uitgelegd.
4.12.
De vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Bij deze uitlegging komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank is de opschortingsbevoegdheid van ARS niet uitgesloten in artikel 3.3 van de mantelovereenkomst. Partijen zijn de mantelovereenkomst namelijk aangegaan met het oog op door ARS ten behoeve van WeGo te verrichten werkzaamheden, waarvoor WeGo zou betalen. Op dat moment was er nog geen sprake van dat WeGo op enig moment aan ARS facturen zou gaan sturen voor haar werkzaamheden. Dat volgt ook uit de tekst van artikel 2 en 3, omdat daarin slechts wordt gesproken van ‘door ARS uit te voeren werkzaamheden’. Pas op zijn vroegst door het sluiten van het memorandum in april 2020 kwam die situatie in zicht. Daaruit leidt de rechtbank af dat partijen in 2017 slechts de opschortingsbevoegdheid van WeGo uit hebben willen sluiten, en niet de opschortingsbevoegdheid van ARS. De rechtbank zal daarom aan de hand van artikel 6:52 BW en artikel 6:262 BW toetsen of ARS een opschortingsbevoegdheid toekomt.
4.14.
De rechtbank stelt voorop dat het hier niet gaat om tegenover elkaar staande verbintenissen uit een wederkerige overeenkomst, omdat de betalingsverplichting van ARS voortvloeit uit de ROK terwijl de betalingsverplichting van WeGo voortvloeit uit de SLA en de mantelovereenkomst. Artikel 6:262 BW is dus niet van toepassing. Hier kan slechts sprake zijn van het algemene opschortingsrecht uit artikel 6:52 BW. Daarvoor is vereist dat ARS een opeisbare vordering op WeGo heeft, dat er een verbintenis is die ARS aan WeGo moet nakomen, dat ARS bevoegd is om de schuld aan WeGo te voldoen, en dat tussen vordering en schuld voldoende samenhang bestaat om de opschorting te rechtvaardigen. Van dat laatste kan onder meer sprake zijn ingeval de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan.
4.15.
Aangezien de vordering in reconventie – zoals hierna aan de orde komt – in ieder geval deels toewijsbaar is, heeft ARS een opeisbare vordering op WeGo uit hoofde van de SLA, terwijl vaststaat dat ARS een verbintenis op grond van de ROK aan WeGo moet voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien sprake van voldoende samenhang tussen die vordering en verbintenis om de opschorting te rechtvaardigen. Het staat namelijk vast dat ARS het platform WeGo 2.0 in opdracht van WeGo op basis van de mantelovereenkomst heeft ontwikkeld en dat ARS dit platform vervolgens op basis van de SLA ook heeft onderhouden. De dienstverlening aan het Ministerie van Defensie op basis van de ROK nam het door ARS ontwikkelde platform tot uitgangspunt, ook al heeft dat geresulteerd in een platform dat zelfstandig draait en dat reserveringen via pasjes accepteert in plaats van via een app. Daarmee bestaat naar het oordeel van de rechtbank tussen de vorderingen van WeGo en ARS voldoende samenhang om opschorting te rechtvaardigen, omdat WeGo en ARS feitelijk jarenlang met elkaar samenwerkten aan de ontwikkeling en exploitatie van een autodeelplatform in verschillende vormen.
4.16.
Aangezien ARS zich kan beroepen op haar opschortingsbevoegdheid, zijn de gevorderde rente en kosten niet toewijsbaar.
4.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in reconventie
Inleiding
4.18.
De rechtbank zal in het hierna volgende de vordering van ARS beoordelen die ziet op betaling voor werkzaamheden die zij heeft verricht uit hoofde van de SLA en de mantelovereenkomst. WeGo heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij geen betalingsverplichting heeft, en subsidiair dat zij deze vordering kan verrekenen.
Primair verweer: geen betalingsverplichting
4.19.
Tussen partijen staat vast dat WeGo in beginsel gehouden is te betalen voor de werkzaamheden van ARS uit hoofde van de SLA in samenhang met de mantelovereenkomst.
4.20.
WeGo heeft primair echter betwist dat ARS conform de gegeven opdracht heeft geleverd, zodat zij op grond van artikel 3 lid 3 van de mantelovereenkomst niet gehouden is te betalen. WeGo voert aan dat dit artikel uit de mantelovereenkomst prevaleert boven de SLA. ARS voert aan dat met artikel 3 lid 3 van de mantelovereenkomst niet is bedoeld de vordering van ARS op een later moment te doen ontstaan. Tussen partijen is dus in geschil hoe de SLA en de mantelovereenkomst moeten worden uitgelegd, waarvoor aangesloten kan worden bij de onder 4.12 geformuleerde maatstaf.
4.21.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen niet bedoeld overeen te komen dat ARS pas betaald zou worden nadat zij conform de verstrekte opdracht aan al haar verplichtingen zou hebben voldaan. Partijen hebben namelijk in de SLA specifieke afspraken gemaakt die zien op het onderhoud aan het WeGo 2.0 platform. Uit artikel 4.4 van de SLA volgt dat elke maand
up frontzal worden gefactureerd. Daaruit volgt dus niet de beperking dat ARS pas betaald zou worden nadat zij conform de gegeven opdracht heeft geleverd, terwijl de SLA op grond van artikel 7 van de mantelovereenkomst boven de mantelovereenkomst prevaleert. WeGo heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat artikel 3.3 van de mantelovereenkomst prevaleert boven artikel 4.4 van de SLA, dat artikel 4.4 van de SLA slechts een praktische afspraak omtrent facturering bevat of dat ARS pas betaald zou worden indien haar werk aan bepaalde kwaliteitseisen zou voldoen. Dit verweer van WeGo faalt.
Subsidiair verweer: verrekening
4.22.
WeGo stelt subsidiair de gestelde betalingsverplichting te kunnen verrekenen met de schade die zij heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van ARS wegens het leveren van te veel defecte OBU’s. Het gaat volgens haar om € 172.870,25 inclusief btw voor het vervangen van hardware, € 7.200 voor het handmatig corrigeren van facturen, € 13.050 voor extra besprekingen met ARS die nodig waren om problemen op te lossen. Daarnaast is WeGo door de tekortkomingen drie klanten verloren en heeft zij haar best moeten doen veel van haar overige klanten te behouden, aldus WeGo.
4.23.
De rechtbank zal het verrekeningsverweer van WeGo passeren op grond van artikel 6:136 BW, omdat de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering van ARS overigens voor toewijzing vatbaar is. Het debat over het gestelde tekortschieten in de nakoming van enige verplichting door ARS is namelijk in onvoldoende mate gevoerd. Datzelfde geldt voor het debat over onder meer de omvang van de gestelde schade en het causale verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade. Bovendien is ook onvoldoende duidelijk hoe een eventuele schadevergoeding zich verhoudt tot het boetebeding en in hoeverre exoneratieclausules van toepassing zijn, indien vast zou komen te staan dat sprake is van enige tekortkoming.
4.24.
Voor zover WeGo zich heeft beroepen op enig opschortingsrecht zal de rechtbank daaraan voorbij gaan, omdat zij dat niet voldoende duidelijk heeft gedaan en bovendien ook niet heeft onderbouwd.
Procesinstructie
4.25.
Aangezien de actuele hoogte van de vordering in reconventie net zomin als de vordering in conventie is vast komen te staan, zal de rechtbank ARS in de gelegenheid stellen bij akte aan de hand van een overzicht opgave te doen van het actuele totaalbedrag van de openstaande facturen uit hoofde van de SLA in samenhang met de mantelovereenkomst die zij in deze procedure reeds heeft gevorderd. WeGo zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen, waarbij zij zich eveneens kan uitlaten over het totaalbedrag van de openstaande facturen. Daarbij dient zij (de verrekening met) haar gestelde vordering tot vergoeding van schade buiten beschouwing te laten. De rechtbank gaat er conform hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is besproken net als bij de vordering in conventie vanuit dat partijen voorafgaand aan het nemen van deze aktes overleg met elkaar zullen hebben om de inhoud van de te nemen aktes voor zoveel als mogelijk op elkaar aan te laten sluiten.
Incassokosten en rente
4.26.
ARS maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. ARS heeft echter niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.27.
ARS vordert dat de toe te wijzen hoofdsom wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over ieder der samenstellende bedragen, vanaf de betrokken vervaldatum tot aan die der algehele voldoening. De rechtbank zal deze vordering toewijzen, aangezien tussen partijen vaststaat dat de mantelovereenkomst en SLA als handelsovereenkomsten kwalificeren.
4.28.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 januari 2023voor het nemen van een akte door WeGo in overeenstemming met hetgeen is vermeld onder 4.7, waarna ARS op de rol van
1 februari 2023een antwoordakte kan nemen in overeenstemming met hetgeen is vermeld onder 4.7,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 januari 2023voor het nemen van een akte door ARS in overeenstemming met hetgeen is vermeld onder 4.25, waarna WeGo op de rol van
1 februari 2023een antwoordakte kan nemen in overeenstemming met hetgeen is vermeld onder 4.25,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. op 't Hoog en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.