4.4Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat
1.
[naam bedrijf BV] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 november 2019 te Amsterdam en Apeldoorn opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf BV] over:
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2014 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met april van het jaar 2015 en juni tot en met december van het jaar 2015 en
- de aangiftetijdvakken van januari, februari en april tot en met december van het jaar 2016 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met augustus, oktober en november van het jaar 2017 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2018 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met mei, juli en oktober van het jaar 2019,
telkens onjuist heeft gedaan,
immers heeft [naam bedrijf BV] telkens in de ingeleverde/ingediende aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[naam bedrijf BV] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019 te Amsterdam en Apeldoorn opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de loonbelasting ten name van [naam bedrijf BV] over:
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2014 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2015 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2016 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2017 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met december van het jaar 2018 en
- de aangiftetijdvakken van januari tot en met juni van het jaar 2019,
telkens onjuist heeft gedaan,
immers heeft [naam bedrijf BV] telkens in de ingeleverde/ingediende aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde loonheffing opgegeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.