In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vattenfall Energy Sourcing Netherlands N.V. en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De minister had op 14 oktober 2021 een last onder bestuursdwang opgelegd aan Vattenfall, waarbij de warmtekrachtcentrale (wkc) bij Lith/Alphen stilgelegd moest worden van 1 oktober tot en met 31 december 2021. Vattenfall heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de last. Vattenfall heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er concreet zicht op legalisatie bestond en dat handhaving onevenredig was.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Vattenfall exploiteert een wkc die schadelijk kan zijn voor de schieraal, een bedreigde vissoort. De rechtbank oordeelde dat de minister bevoegd was om handhavend op te treden, gezien de overtreding van het ontbreken van een watervergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluit voldoende rekening heeft gehouden met de ecologische belangen en de noodzaak om de schieraalsterfte te beperken. De rechtbank concludeerde dat de handhaving niet onevenredig was in verhouding tot het doel van de handhaving.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van Vattenfall ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister zijn handhavend optreden goed had gemotiveerd en dat de last rechtmatig was.