ECLI:NL:RBAMS:2022:7759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
13/997100-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen middels ondergronds bankieren in de zaak 26Manvel

In de strafzaak met parketnummer 13/997100-20 heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1973. De zaak betreft gewoontewitwassen door middel van ondergronds bankieren, waarbij de verdachte betrokken was bij het verplaatsen van grote contante geldbedragen. Het onderzoek, genaamd 26Manvel, startte naar aanleiding van informatie over ondergronds bankieren door medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als geldkoerier fungeerde en betrokken was bij meerdere geldtransacties tussen februari en mei 2016. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, waardoor er geen verifieerbare verklaring is gegeven voor de herkomst van de geldbedragen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte wist of had moeten weten dat de geldbedragen van criminele herkomst waren. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen en legt een geldboete op van € 19.250 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997100-20 (Promis)
Datum uitspraak: 22 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 3 december 2021 (regiezitting) 13, 14, en 20 juni (inhoudelijke behandeling) en 22 juli (sluiting). Verdachte was tijdens deze zittingen niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. J. Louman en M. Kok (hierna: de officieren van justitie) en van wat door de gemachtigde raadsman van [verdachte] , mr. W. van Vliet, naar voren is gebracht.

2.Inleiding

Naar aanleiding van informatie van Team Criminele Inlichtingen (TCI) in januari 2020 dat ‘ [medeverdachte 1] ’ zich op wereldwijde schaal bezig houdt met ondergronds bankieren, is een strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam 26Manvel. Hierbij is onder andere onderzoek gedaan naar zogenoemde Pretty Good Privacy (PGP) berichten die zijn veiliggesteld binnen onderzoeken naar PGP-aanbieders PGP-safe (onderzoek 26Sassenheim) en Encrochat (onderzoek 26Lemont). Uit analyse van deze PGP-berichten tussen gebruikers die volgens het onderzoeksteam zouden zijn geïdentificeerd als [medeverdachte 1] , zijn broer [broer medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , zou volgen dat wordt gecommuniceerd over het internationaal verplaatsen van (contante) geldbedragen, het maken van afspraken om deze (contante) geldbedragen over te dragen en het bespreken van administratie. Dit zogenoemde ondergronds bankieren zou hebben plaatsgevonden in verschillende periodes in 2016 en 2020.
Op 15 september 2020 is op basis van de onderzoeksresultaten besloten over te gaan tot de aanhouding van [medeverdachte 1] . [verdachte] en de andere medeverdachten zijn niet aangehouden binnen dit onderzoek.
Het onderzoek 26Manvel heeft uiteindelijk geleid tot de strafzaak tegen verdachte [verdachte] , die gelijktijdig op de zitting is behandeld met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] , [broer medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Het dossier bestaat uit verschillende zaaksdossiers, maar alleen zaaksdossier 1 is voor de strafzaak tegen [verdachte] relevant. Dit zaaksdossier ziet op de verdenking tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] van het medeplegen van (gewoonte)witwassen van grote bedragen door ondergronds bankieren tussen 22 februari 2016 en 26 mei 2016.

3.Tenlastelegging

De verdenking luidt – kort gezegd – dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van (gewoonte)witwassen van geldbedragen in de periode van 22 februari 2016 tot en met 26 mei 2016 in Amsterdam, althans in Nederland.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich – overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir –
op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen. De feiten en omstandigheden zoals die naar voren komen uit het dossier, rechtvaardigen het vermoeden van witwassen. [verdachte] heeft zich tijdens zijn verhoor op zijn zwijgrecht beroepen. Omdat [verdachte] geen concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd, kan met het bewijsvermoeden van witwassen worden gekomen tot een bewezenverklaring van het hem ten laste gelegde gewoontewitwassen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is geen bewijs voor witwassen. [verdachte] is van [nationaliteit 1] afkomst. In dat land is ondergronds bankieren niet ongewoon. [verdachte] had er geen wetenschap van, althans had niet kunnen vermoeden, dat de contante geldbedragen die hij aan derden gaf of van derden ontving, van enig misdrijf afkomstig waren. In het dossier is geen directe en concrete link tussen [verdachte] en criminaliteit te ontwaren. Subsidiair kan op basis van de chatberichten niet de betrokkenheid van [verdachte] bij de totale geldhandel worden vastgesteld. Hooguit kan [verdachte] worden gelinkt aan een veel lager bedrag.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1 (zaaksdossier 1)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.1 Identificatie PGP-adressen/-gebruikers
Het Openbaar Ministerie baseert de beschuldiging met name op de inhoud van ontsleutelde PGP-berichten die aan (onder meer) [verdachte] worden gekoppeld. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of kan worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker was van een PGP-adres.
In de onderzoeksdata van het onderzoek 26Sassenheim zijn data aangetroffen van de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 1] (hierna: [PGP-adres 1] ). [2] Deze gebruiker is geïdentificeerd als [verdachte] . [3] Daarnaast zijn er PGP-berichten aangetroffen van gebruiker [PGP-adres 2] (hierna: [PGP-adres 2] ). [4] Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] daar ook de gebruiker van is. [5] Dit is het PGP-adres dat [verdachte] gebruikte voordat hij het PGP-adres [PGP-adres 1] in gebruik nam. [6] De rechtbank stelt daarmee vast dat [verdachte] de gebruiker was van de PGP-adressen [PGP-adres 1] en [PGP-adres 2] . De gebruiker van deze PGP-adressen zal hierna worden aangeduid als [verdachte] .
Een van de PGP-adressen waarmee [verdachte] contact heeft gehad, is [PGP-adres 3] (hierna: [PGP-adres 3] ). Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het PGP-adres [PGP-adres 3] . [7] De rechtbank zal deze gebruiker hierna aanduiden als [medeverdachte 1] .
Hierna zal worden besproken wat uit het berichtenverkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en [verdachte] met andere (niet-geïdentificeerde) gebruikers met betrekking tot het ten laste gelegde naar voren is gekomen.
4.3.1.2 Gesprekken over geldtransacties in Nederland
Geldtransacties op 13 april 2016
In de nacht van 12 op 13 april 2016 heeft [verdachte] ‘goed nieuws’ voor [medeverdachte 1] want ‘ [naam 1] ’ komt. [8] Om 01:24 uur vraagt [medeverdachte 1] of die persoon is gekomen. [verdachte] antwoordt daarop met ‘ja’. [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] samen met hem moet zitten om het te tellen. [9] Om 02:01 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] hoeveel is gegeven en dat het ‘500’ moet zijn. Ook vraagt hij of het al is geteld en hoeveel er zijn van ‘500’. Daarop antwoordt [verdachte] dat het ‘5’ is en verder alles goed is. [10] Ook geeft [verdachte] door dat er 243 biljetten zijn van 500. [11]
Op 13 april 2016 heeft [medeverdachte 1] ook contact met de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 4] (hierna: [PGP-adres 4] ). [PGP-adres 4] meldt om 17:14 uur dat hij er rond half 7 kan zijn en hij een adres nodig heeft. De auto is een zwarte Volkswagen, geen golf maar een ‘tiqu’ (de rechtbank begrijpt: een model Tiguan). [12] Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] om 17:35 uur de gegevens van gebruiker [PGP-adres 4] door naar [verdachte] met vermelding van een token en ‘300k’ en zegt dat [verdachte] ‘300’ moet geven aan een nieuw persoon met een Volkswagen Tiguan. Om 17:49 uur stuurt [medeverdachte 1] het bericht dat die persoon naar de [adres 2] komt (de rechtbank begrijpt: de [adres 2] ). [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] hem maar 380k moet geven, in plaats van 300. [verdachte] vraagt om de kleur van de auto en krijgt om 17:58 uur een forwarded message afkomstig van [PGP-adres 4] van [medeverdachte 1] doorgestuurd waarin staat dat het een zwarte auto is. [13] [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] eerst de token moet checken en dan 380.000 moet geven. Ook krijgt [verdachte] van [medeverdachte 1] de berichten door waarin staat dat [PGP-adres 4] in een kleine file staat en hij er volgens de navigatie om 19:17 uur is. [14] Om 19:23 uur stuurt [PGP-adres 4] dat hij precies bij ‘ [nummer 1] ’ is en dat [medeverdachte 1] ‘hem’ bij [PGP-adres 4] moet laten instappen. Om 19:30 uur stuurt [PGP-adres 4] naar [medeverdachte 1] dat 380 is gelukt. [15] Om 19:31 uur bevestigt ook [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden, waarop [medeverdachte 1] [verdachte] het bericht stuurt dat [verdachte] snel naar kantoor moet komen. [16]
Op 13 april 2016 stuurt [medeverdachte 1] om 22:17 uur de volgende gegevens door naar [verdachte] : ‘
22:30 time, adress: [nummer 1] nr, amount: 100k, token: [tokennummer 1].’ Ook wordt hierbij een merk en type auto (VW Polo, light blue) genoemd. Om 22:19 stuurt [medeverdachte 1] het bericht dat [verdachte] snel moet rennen omdat ‘die’ er zo aan komt. Om 22:44 uur schrijft [verdachte] naar [medeverdachte 1] dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden. [17] De volgende dag bericht [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat er ‘15’ te veel is gegeven. [medeverdachte 1] meldt dat het goed is dat het zonder token zal worden gegeven. [18]
Geldtransactie op 15 april 2016
Op 15 april 2016 stuurt [medeverdachte 1] om 18:37 uur een bericht door aan [verdachte] afkomstig van [PGP-adres 4] met een tokennummer en ‘320E’. [19] Dit is informatie die [medeverdachte 1] van gebruiker [PGP-adres 5] (hierna: [PGP-adres 5] ) heeft doorgekregen. [20] De volgende dag informeert [medeverdachte 1] of de ontmoeting heeft plaatsgevonden. [verdachte] bevestigt dat. [21] Op 16 april 2016 vraagt [medeverdachte 1] nogmaals hoeveel er gisteren op de speeltuin is gegeven waarop [verdachte] antwoordt met: ‘
320 vriend’. [22]
Geldtransacties op 16 april 2016
[verdachte] vraagt op 16 april 2016 om 09:59 uur aan [medeverdachte 1] met welke auto ‘de persoon’ komt en zegt dat [medeverdachte 1] een token kan sturen. [medeverdachte 1] zegt dat het gaat om ‘165’ en [verdachte] het in orde moet maken. De ontmoeting is bij nummer [nummer 1] . [medeverdachte 1] stuurt een token en geeft het voertuig door: een grijze Citroën C1. [23] Om 10:28 uur bericht [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat die man is gekomen. Om 10:33 uur zegt [verdachte] dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden. [24]
Op 16 april 2016 om 14:09 uur stuurt gebruiker [PGP-adres 5] aan [medeverdachte 1] de volgende gegevens toe: ‘
[tokennummer 2] [PGP-adres 4] 300’. Ook zegt [PGP-adres 5] tegen [medeverdachte 1] dat er een token naar hem is gestuurd en dat hij over 1 à 2 uur contact moet opnemen met ‘die persoon’. [25] Om 15:11 uur stuurt [medeverdachte 1] dit bericht van [PGP-adres 5] aan [verdachte] door. [medeverdachte 1] vermeldt daarbij dat ‘de persoon’ er in 15 minuten aan komt en ‘hij’ bij de speeltuin zal komen. [26] Om 15:23 uur stuurt [PGP-adres 4] een bericht naar [medeverdachte 1] dat ‘hij’ over 30 seconden op dezelfde plek is. [27] [medeverdachte 1] informeert [verdachte] vervolgens dat de persoon is aangekomen in de speeltuin. Om 15:27 uur bevestigt [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden. [28]
Op 16 april 2016 om 16:21 uur stuurt [medeverdachte 1] naar gebruiker [PGP-adres 6] (hierna: [PGP-adres 6] ) dat hij ‘pap’ (dit is straattaal voor geld) heeft voor deze persoon en vraagt hoe snel hij in Amsterdam (omgeving Geuzenveld) kan komen. [PGP-adres 6] vraagt naar de laatste vier cijfers van het token, waarop [medeverdachte 1] antwoordt met: ‘ [nummer 2] ’. [PGP-adres 6] zegt dat hij om 17:55 uur ‘daar’ is. [29] Om 17:04 uur stuurt [medeverdachte 1] [verdachte] een bericht van [PGP-adres 6] door waarin staat vermeld ‘
150k, 18:00 meeting, [nummer 2] nr’. [30] Om 17:39 uur stuurt [PGP-adres 6] naar [medeverdachte 1] het bericht dat hij er om 6 uur precies is. [medeverdachte 1] schrijft om 17:41 uur naar [PGP-adres 6] : ‘
Ok mail me als je er bent. Wat voor auto? En kleur? Dan stuur ik me jonge.’. [31] Om 17:44 uur laat [medeverdachte 1] aan [verdachte] weten dat de afspraak precies om 6 uur zal plaatsvinden en geeft het voertuig door dat hij zojuist van [PGP-adres 6] heeft doorgekregen. [32] Om 18:04 uur bevestigt [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden. [33] Later op de avond zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat het morgen een drukke dag wordt. [medeverdachte 1] zegt dat hij naar [verdachte] toekomt en het gaat uitleggen. [verdachte] zegt: ‘
Ok, ik zie je morgen’ waarop [medeverdachte 1] het bericht: ‘
Maar niet te laat! 10:00 scherp/precies’ stuurt. Hierop reageert [verdachte] met: ‘
Ok baaaas’. [34]
Geldtransacties op 17 april 2016
Op 16 april 2016 krijgt [medeverdachte 1] om 23:30 uur van gebruiker [PGP-adres 7] (hierna: [PGP-adres 7] ) het volgende bericht doorgestuurd:
[PGP-adres 8] [tokennummer 3] (250). [35] In de nacht van 16 april op 17 april 2016 stuurt [medeverdachte 1] naar [PGP-adres 8] (hierna: [PGP-adres 8] ) het bericht dat hij papieren voor hem heeft, namelijk: 250k, en vraagt of ze morgen kunnen afspreken. [PGP-adres 8] wil het graag in 2 pakketten, het eerste met ‘120’ en het tweede met ‘130’. [PGP-adres 8] zegt dat hij de pakketten wel in één keer komt ophalen. [36] Op 17 april 2016 om 10:41 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [verdachte] : ‘
Vriend … het pakket 250k. moet je in 2 boodschappentassen klaar zetten. 1. 120k 2. 130k. Ik heb om 13:00 uur afgesproken.’. Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] om 11:36 uur een forwarded message over een ander geldbedrag van ‘ [naam 2] ’ naar [verdachte] toe met de volgende informatie: PGP-adres: [PGP-adres 9] , een token met daarachter ‘ [tokennummer 5] ’. Hierop volgend stuurt [medeverdachte 1] een forwarded message met de informatie: ‘ [PGP-adres 8] (hierna [PGP-adres 8] ), een token en ‘250’. [verdachte] antwoordt met ‘
Top man. Kan je 1500 uur bij [adres 2] . Amsterdam sew west’. [37] Op 17 april 2016 om 11:50 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [PGP-adres 8] ‘
welke auto en welke kleur.’ [PGP-adres 8] bericht om 12:18 uur dat hij geen auto heeft en hij bij de Albert Heijn is. [38] Om 12:27 uur neemt [PGP-adres 8] contact op met [verdachte] . [verdachte] vraagt aan hem hoe het gaat, waar hij is en met welke auto hij komt. [PGP-adres 8] vraagt of [verdachte] naar hem kan komen omdat zijn auto niet wil starten. [PGP-adres 8] zegt dat hij in de buurt is van de Albert Heijn aan het Hugo de Groot Plein. Om 13:30 uur stuurt [verdachte] naar [PGP-adres 8] het bericht dat hij achter de Dirk van den Broek is. [PGP-adres 8] vraagt om het kenteken. Om 13:38 uur bericht [PGP-adres 8] aan [verdachte] :
Kindly tell, "is in rode tas 120 en in blauw tas 130" Is het zo toch.’ [39] Ongeveer een uur later vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of de ontmoeting heeft plaatsgevonden en ‘250 is gedaan’. [verdachte] bevestigt dit. [40] Om 13:27 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [PGP-adres 8] of hij het pakket heeft. [PGP-adres 8] bevestigt om 13:31 uur dat hij het pakket heeft ontvangen. [41]
Na deze overdracht vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] wanneer de volgende ontmoeting is. [42] Om 12:25 uur stuurt de gebruiker [PGP-adres 9] (hierna: [PGP-adres 9] ) naar [verdachte] het laatste deel van een token ‘ [tokennummer 4] ’. Om 13:50 uur vraagt gebruiker [PGP-adres 9] aan [verdachte] waar ze elkaar gaan ontmoeten in Amsterdam, of het om 16:00 uur kan en of het adres is [adres 2] . Ook vraagt [PGP-adres 9] of [verdachte] een auto heeft waar ze in kunnen zitten. [PGP-adres 9] zal [verdachte] een schoudertas geven. [43] Om 15:52 uur bericht [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat ‘die persoon’, kennelijk [PGP-adres 9] , 30 minuten te laat is. [44] Om 15:54 uur zegt [PGP-adres 9] tegen [verdachte] dat hij een half uur later komt. Om 16:31 uur zegt [PGP-adres 9] dat hij met een taxi is en hij een grijze jas aan heeft. Om 16:32 uur bericht hij aan [verdachte] dat hij bij nummer [nummer 3] is. [45] Om 16:33 uur bevestigt [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 1] vraagt: ‘
[tokennummer 5] ?’, waarop [verdachte] bevestigend reageert. [verdachte] vraagt vervolgens of er nog iets te doen is. Daarop reageert [medeverdachte 1] dat [verdachte] met de rest van het bedrag naar Hoofddorp moet komen waar ze elkaar gaan ontmoeten. [46]
4.3.1.3 Bewijsoverwegingen
De rechtbank constateert op basis van de chatberichten dat [verdachte] als geldkoerier betrokken is geweest bij voornoemde geldtransacties. Uit de PGP-berichten leidt de rechtbank af dat [verdachte] en zijn gespreksdeelnemers in de gesprekken, op een paar gevallen na, in versluierd taalgebruik spraken over afspraaklocaties, zoals de [adres 2] in Amsterdam, welk adres in de chatgesprekken ook wel werd aangeduid als ‘nr. [nummer 1] ’ of ‘ [nummer 1] ’, en geldbedragen in honderdduizendtallen. Het is algemeen bekend dat ‘k’ staat voor ‘1000’. De rechtbank neemt aan dat met de aanduiding van bedragen in honderdtallen zoals ‘300’, ook als daarachter niet ‘k’ was vermeld, een bedrag van ‘300.000’ werd bedoeld.
Beoordelingskader witwassen
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij transacties van grote (contante) geldbedragen, dient zij de vraag te beantwoorden of hij zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van witwassen moet vaststaan dat het geld of de goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat niet hoeft te worden bewezen door wie, wanneer en waar dit misdrijf is gepleegd. [47] Het gronddelict hoeft dus niet te worden bewezen, maar wel is vereist dat het geld of de goederen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Omdat het dossier voor de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen geen bewijs bevat dat deze direct van misdrijf afkomstig zijn, zal de rechtbank het toetsingskader hanteren zoals dat in de jurisprudentie is ontwikkeld. [48]
Uit deze bestendige jurisprudentie volgt dat witwassen kan worden bewezen als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
Wanneer door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geld of de goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld of de goederen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen of goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Verder dient de rechtbank bij de beoordeling met het volgende rekening te houden. Zoals hiervoor al is vermeld, heeft de raadsman naar voren gebracht dat [verdachte] van [nationaliteit 1] afkomst is en het in [geboorteland] gebruikelijk is dat geldtransacties plaatsvinden in het kader van Hawala-bankieren. Geldtransacties kunnen in dat verband met legaal verdiend geld plaatsvinden. [verdachte] wist daarom niet dat de contante geldbedragen die hij aan derden gaf of van derden ontving, van enig misdrijf afkomstig waren en had dit ook niet kunnen vermoeden, aldus de verdediging. Nog los van het feit dat [verdachte] zelf geen enkele verklaring heeft afgelegd merkt de rechtbank op dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het enkele feit dat iemand geld ter beschikking heeft gekregen in het kader van Hawala- of ondergronds bankieren nog geen witwassen oplevert. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat pas van witwassen kan worden gesproken als het gaat om geld dat afkomstig is van een voorafgaand gepleegd misdrijf. [49]
Toepassing van het beoordelingskader witwassen
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen een gerechtvaardigd vermoeden naar voren komt dat de ten laste gelegde geldbedragen geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn en dat er sprake zou zijn van witwassen en niet van Hawala- of ondergronds bankieren in het formele circuit. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In elk van de bovengenoemde gevallen heeft de geldtransactie plaatsgevonden onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën. Dit zijn algemeen objectieve kenmerken van witwassen die zijn verkregen in jarenlange onderzoeken van internationale opsporing en bestrijding van witwassen. Deze typologieën vormen een aanwijzing dat het om opbrengsten uit criminele activiteiten gaat.
Allereerst geldt dat uit de PGP-berichten kan worden afgeleid dat het ging om geldtransacties van aanzienlijke contante geldbedragen. Deze geldbedragen zijn op straat overgedragen nadat via PGP-berichten een token was doorgegeven. Het gebruik van tokens duidt erop dat betrokkenen elkaar niet kenden of vertrouwden. Dat de betrokkenen bij deze transacties overduidelijk onbekenden van elkaar waren, blijkt wel uit de omstandigheid dat steeds de kleur en het type voertuig moest worden doorgegeven van degene die het geld bracht of ophaalde en er geen (echte) namen werden doorgegeven.
Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons vrijwel uitsluitend worden gebruikt in het criminele milieu om het afvangen van informatie door opsporingsdiensten te ontlopen. [verdachte] en [medeverdachte 1] maakten gebruik van deze telefoons, waarmee zij met elkaar en met andere PGP-gebruikers in versluierd taalgebruik communiceerden over de geldtransacties. Daarbij werd niet expliciet genoemd wat er gebracht zou gaan worden. Nadat het tot een afspraak was gekomen, werden de betrokkenen door [verdachte] , die optrad als geldkoerier, opgewacht en werden de geldbedragen in korte tijd op een openbare plek, voornamelijk ter hoogte van de [adres 2] of bij een (nabijgelegen) speeltuin, overgedragen en meegegeven in bijvoorbeeld boodschappentassen.
Het fysiek vervoeren van dergelijke grote geldbedragen in plastic tassen is een ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen en brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Het is algemeen bekend dat bij Hawala-bankieren juist gebruik wordt gemaakt van een vast afgiftepunt dat in veel gevallen is gevestigd in een winkel waarbij de bankier de klant identificeert. Het op de openbare weg en anoniem overdragen van dit soort geldbedragen is een aanwijzing dat er sprake is van geldbedragen die geen legale herkomst hebben.
Ook de omvang van de geldbedragen is anders in deze zaak dan bij Hawala-bankieren. Hawala-bankieren vindt veelal plaats met hooguit enkele duizenden euro’s, terwijl bij geldtransacties in het criminele circuit honderdduizenden euro’s tegelijk worden overgedragen. Als legaal geld wordt overgedragen via Hawala-bankieren, vindt er bovendien over het algemeen geen versluierde communicatie via de telefoon plaats, terwijl de overdracht van crimineel geld gepaard gaat met communicatie in versluierd taalgebruik. Dat in dit geval sprake was van Hawala-bankieren is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt en er zijn in het dossier ook geen aanknopingspunten voor Hawala-bankieren te vinden.
Over de herkomst van het geld is niets bekend. [verdachte] heeft in de jaren weliswaar enige legale inkomsten genoten uit eigen ondernemingen, [50] maar de hoogte daarvan is niet toereikend om het voorhanden hebben en/of verplaatsen van dergelijke grote contante geldbedragen vanuit legale bronnen te kunnen verklaren. Uit onderzoek is ook niet gebleken dat [verdachte] uit hoofde van zijn bedrijf of beroep heeft moeten of kunnen beschikken over grote contante geldbedragen. Bovendien blijkt uit een analyse van de diverse PGP-berichten dat [medeverdachte 1] vermoedelijk bij criminele activiteiten is betrokken. In een chatgesprek op 27 mei 2016 tussen [PGP-adres 10] (hierna [PGP-adres 10] ) en [verdachte] vraagt [PGP-adres 10] of hij ‘pills’ kan krijgen. [verdachte] zegt dat het de volgende dag zeker kan. [51] Vermoedelijk gaat het hier om MDMA-pillen.
Geen geloofwaardige, concrete en verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de ten laste gelegde geldbedragen geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn, mag van [verdachte] worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. [verdachte] heeft zich tijdens het verhoor bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Dit brengt met zich dat door [verdachte] geen tegenwicht is geboden tegen de verdenking van witwassen en dit dus geen aanleiding geeft tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Opzet
[verdachte] opereerde als geldkoerier en heeft fysiek en op de openbare weg grote contante geldbedragen overgedragen. Gezien de vergaande betrokkenheid van [verdachte] bij de geldverplaatsingen en zijn rol in het ondergronds bankiersysteem waar deze verplaatsingen deel van uitmaakten, is uitgesloten dat hij niet van de illegale herkomst van de gelden heeft geweten. [verdachte] heeft hiermee telkens minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld afkomstig van een criminele herkomst door zijn handelen – buiten het zicht van de overheid – werd overgedragen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat [verdachte] als geldkoerier de beschikking had over grote hoeveelheden contant geld. [verdachte] verrichte de geldtransacties in opdracht van [medeverdachte 1] en onderhield in dat kader nauw contact met [medeverdachte 1] en de partij waarmee de geldtransactie zou plaatsvinden. In een aantal gevallen maakte hij zelf de afspraken. [verdachte] heeft daarmee een zodanige substantiële rol vervuld, dat sprake was van medeplegen. [medeverdachte 1] is vandaag bij vonnis veroordeeld voor gewoontewitwassen met vol opzet.
Gewoontewitwassen
Het witwassen heeft een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat [verdachte] van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Conclusie
De rechtbank komt gelet op dat wat hiervoor is besproken tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen. De rechtbank overweegt daarbij dat zij niet kan vaststellen dat [verdachte] bij de in de tenlastelegging genoemde omvang van de geldhandel van 8.608.250 euro (totaal 39 mutaties) betrokken is geweest. Deze omvang komt namelijk naar voren uit een rekening-courant die aan [medeverdachte 1] is verstrekt. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat [verdachte] bij al die transacties betrokken is geweest. Het is niet uitgesloten dat [medeverdachte 1] en zijn ondergronds bankiernetwerk gebruik maakten van meerdere geldkoeriers. Uit de hiervoor vermelde transacties komt naar voren dat [verdachte] wel betrokken was bij verplaatsingen van geldbedragen met een totaalbedrag van 2.444.900 euro. De rechtbank zal dan ook komen tot een bewezenverklaring van dit lagere bedrag en [verdachte] in zoverre van het overige vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] :
in de periode van 22 februari 2016 tot en met 26 mei 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders, van een bedrag van in totaal 2.444.900 euro de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten, dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. Hij is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 19.250 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Bij het bepalen van de strafeis is in het bijzonder rekening gehouden met de medische situatie van [verdachte] . Hij heeft namelijk iedere dag verpleegkundige hulp nodig en is fysiek niet mobiel.
Wat betreft de in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst luidt de vordering als volgt:
  • Onttrekken aan het verkeer: de goederen als vermeld onder de nummers: 7 tot en met 10.
  • Retourneren aan de rechthebbende, [verdachte] : de goederen als vermeld onder de nummers: 11 tot en met 16 en 28.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
Bij het bepalen van de strafmaat dient allereerst rekening te worden gehouden met de ondergeschikte rol van [verdachte] in het geheel als uitvoerder. Daarnaast heeft [verdachte] een blanco strafblad. Sinds de verdenking van deze feiten is hij niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. Verder is sprake van uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden. [verdachte] kampt met ernstige gezondheidsproblemen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich gedurende een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door middel van illegaal ondergronds bankieren. Dit deed hij steeds samen met anderen. [verdachte] heeft als geldkoerier meegewerkt aan het laten verplaatsen, verrekenen en in ontvangst nemen van grote (contante) geldbedragen met een criminele herkomst buiten het formele geldcircuit. Door witwassen op deze schaal wordt niet alleen het girale betalingssysteem ondermijnd, maar ook zorgt het ervoor dat andere vormen van zeer ernstige criminaliteit zoals (georganiseerde) drugshandel, wapenhandel en terrorisme kunnen worden gefinancierd. Dit maakt dat de criminele wereld in stand wordt gehouden en andere ernstige strafbare feiten mogelijk worden gemaakt. Verdachte dient zich bewust te zijn dat zijn handelen veel verder reikt dan alleen het verplaatsen van geld.
Witwassen op deze enorme schaal vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Witwassen leidt er namelijk toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over het geld kan beschikken in de legale economie, zodat ‘misdaad loont’. Dit alles ten koste van de samenleving, alleen vanwege eigen financieel gewin.
Daarmee heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, de hoogte van de witgewassen geldbedragen en de rol van [verdachte] , de oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf in de rede ligt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar jurisprudentie over vergelijkbare zaken en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Er is geen afzonderlijk oriëntatiepunt voor witwassen, maar de rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraudezaken. Het oriëntatiepunt voor fraudezaken met een benadelingsbedrag vanaf € 1.000.000,00 is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden tot de volgens de wet maximaal op te leggen gevangenisstraf voor het fraudedelict. Strafverzwarend is dat het in dit geval dat het gaat om een nog hoger geldbedrag, namelijk bijna € 2.500.000,00 euro en [verdachte] van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt, hij dit samen met anderen én in georganiseerd verband heeft gedaan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . In dat kader is acht geslagen op zijn strafblad. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Verder is uit het onderzoek op de zitting gebleken dat de lichamelijke en geestelijke toestand van [verdachte] niet goed is. Dit blijkt uit medische stukken die de raadsman van [verdachte] aan de rechtbank heeft overhandigd.
Vanwege deze uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf niet passend is. In plaats daarvan acht de rechtbank een forse geldboete op zijn plaats. Daarnaast vindt de rechtbank het wel van belang dat een niet mis te verstaan signaal aan [verdachte] wordt gegeven dat hij zich dient te onthouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank [verdachte] naast de geldboete ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Conclusie
Alles afwegende zal de rechtbank [verdachte] een geldboete opleggen van € 19.250,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
7.4
Beslag
De onder [verdachte] in beslag genomen voorwerpen zijn opgenomen op de aan de rechtbank overhandigde beslaglijst die als
bijlage IIaan dit vonnis is gehecht.
7.4.1
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de inbeslaggenomen PGP-telefoons (nummers 7 tot en met 10) onttrekken aan het verkeer, omdat deze PGP-telefoons van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan is strijd is met het algemeen belang.
7.4.2
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de inbeslaggenomen goederen als vermeldt op de beslaglijst onder nummers 11 tot en met 16 en 28.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36b, 36c, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 19.250,00 (negentienduizendentweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
131 (honderdeenendertig) dagenhechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelastde
onttrekking aan het verkeervan:
  • 1 STK Zaktelefoon Kleur: zwart, Alcatal PGP Onetouch, PB006-1.01.06.002 (nr. 7)
  • 1 STK Zaktelefoon Kleur: zwart, BQ Androidone PGP PB006-1.01.06.004 (nr. 8)
  • 1 STK Zaktelefoon Kleur: zwart, BQ Aquarius X PGP [imeinummer] (nr. 9)
  • 1 STK Zaktelefoon Kleur: zwart, BQ Aquiarius x PGP PB006-1.01.06.007 (nr. 10)
Gelastde
teruggave aan de rechthebbende, [verdachte] ,van:
  • 1 STK Horloge Kleur: zwart BOSS PB006-1.01.06.014 (nr. 11)
  • 1 STK Horloge Kleur: zilver Emporio Armani PB006-1.01.06.017 (nr. 12)
  • 1 STK Horloge Kleur: antraciet Fossil PB006-1.01.06.18 (nr. 13)
  • 1 STK Horloge Kleur: Staal Emporio armani PB006-1.01.06.2019 (nr. 14)
  • 1 STK Zaktelefoon Kleur: blauw Samsung PB006-1.01.01.001 (nr. 15)
  • 1 STK Computer, Apple Macbook PB006-1.01.02.001 (nr. 16)
  • 1 STK Zaktelefoon Kleur: Donkerblauw Motorola PB006-1.02.01.001 (nr. 28)
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2022.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende zaaksdossier (ZD) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Daar waar staat ZD01 wordt steeds bedoeld ‘ZD01 Bijlagen’. Daarbij wordt tussen haakjes het digitale paginanummer vermeld. Tenzij anders vermeld, gaat het steeds om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover er verwezen wordt naar een proces-verbaal van bevindingen, wordt dit processtuk in de voetnoot afgekort als ‘PVB’.
2.PVB van identificatie PGP-adres [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0114, alinea 3 (dig. 115).
3.PVB van identificatie PGP-adres [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0119, alinea 2 (dig. 120).
4.PVB van identificatie PGP-adres [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0121, alinea 3 (dig. 122).
5.PVB van identificatie PGP-adres [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0124, onderaan (dig. 125).
6.PVB van identificatie PGP-adres [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0121, alinea 3 (dig. 122).
7.PVB van identificatie PGP-adres [PGP-adres 3] , ZD01, p. 0014, onderaan (dig. 15).
8.PVB van gesprek tussen [PGP-adres 3] en [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0417, tabel onderaan (dig. 418).
9.PVB van gesprek tussen [PGP-adres 3] en [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0418, tabel 1 (dig. 419).
10.PVB van gesprek tussen [PGP-adres 3] en [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0418, tabel 2 (dig. 419).
11.PVB van gesprek tussen [PGP-adres 3] en [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0418, onderaan (dig. 419).
12.PVB van chats met [PGP-adres 4] , ZD01, p. 0213, tabel (dig. 214).
13.PVB van chats met [PGP-adres 2] , p. ZD01, p. 0420 (dig. 421) en p. 0421, onderaan (dig. 422).
14.PVB van chats met [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0421, onderaan (dig. 422) .
15.PVB van chats met [PGP-adres 4] , ZD01, p. 0213, tabel onderaan (dig. 214).
16.PVB van chats met [PGP-adres 2] , ZD01, p. 0422, midden (dig. 423).
17.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0329, tabel (dig. 330).
18.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0330, tabel 1 (dig. 331).
19.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0331, tabel 2 (dig. 333).
20.PVB van chats met [PGP-adres 5] , ZD01, p. 0317, tabel 1 (dig. 318).
21.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01 p. 0332, tabel 2 (dig. 333).
22.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0333, tabel 1 (dig. 334).
23.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0332, tabel 3 (dig. 333).
24.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0333, tabel 1 (dig. 334).
25.PVB van chats met [PGP-adres 5] , ZD01, p. 0318, tabel (dig. 319).
26.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0333, tabel 2 (dig. 334).
27.PVB van chats met [PGP-adres 4] , ZD01 p. 0214, tabel 2 (dig. 215).
28.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0333 tabel 2 (dig. 334).
29.PVB van chats met [PGP-adres 6] , ZD01, p. 0229, tabel (dig. 230).
30.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0334, tabel onderaan (dig. 335).
31.PVB van chats met [PGP-adres 6] , ZD01, p. 0229, tabel (dig. 230).
32.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0334, tabel onderaan (dig. 335).
33.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0335, tabel bovenaan (dig. 336).
34.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0335 tabel 1 (dig 336).
35.PVB van chats met [PGP-adres 7] , ZD01, p. 0266, tabel 5 (dig. 267).
36.PVB van chats met [PGP-adres 8] , ZD01, p. 0211, tabel (dig. 212).
37.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0336 tabel 2 onderaan (dig. 337).
38.PVB van chats met [PGP-adres 8] , ZD01, p. 0211, tabel onderaan (dig. 212).
39.PVB van chats met [PGP-adres 8] , ZD01, p. 0127 tabel (dig. 128).
40.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0336 (dig. 337) en p. 0337 bovenaan (dig. 338).
41.PVB van chats met contact [PGP-adres 8] , ZD01, p. 0211, tabel onderaan (dig. 212).
42.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0337, tabel 1 (dig. 338).
43.PVB van chats tussen [PGP-adres 11] en [PGP-adres 9] , ZD01, p. 0130, tabel (dig. 131) en p. 0131 bovenaan (dig. 132).
44.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0337, tabel (dig. 338).
45.PVB van chats tussen [PGP-adres 11] en [PGP-adres 9] , ZD01, p. 0131 tabel (dig. 132).
46.PVB van chats met [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0337, tabel (dig. 338).
47.ECLI:HR:2004:AP2124.
48.ECLI:GHAMS:2013:BY8481
49.ECLI:NL:HR:2014:3044, ECLI:N:HRL2014:3046, ECLI:NL:HR:2014:3380.
50.PVB van gegevens iCOV, Persoonsdossier [verdachte] , p. 8, bovenaan (dig. 15).
51.PVB van chats met [PGP-adres 10] en [PGP-adres 1] , ZD01, p. 0467, onderaan (dig. 468).