ECLI:NL:RBAMS:2022:7727

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
71/075470-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valselijk opmaken en uitgeven van paspoorten en gewoontewitwassen

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het valselijk opmaken en uitgeven van paspoorten, alsook aan gewoontewitwassen. De verdachte heeft een ambtenaar van de gemeente Den Haag omgekocht voor € 1.000,- per paspoort, dat bestemd was voor criminele kopstukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als contactpersoon fungeerde en betrokken was bij de aanvraag en uitgifte van in totaal 22 valselijk opgemaakte paspoorten. De verdachte is geïdentificeerd aan de hand van Ennetcom-berichten en andere bewijsstukken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de criminele organisatie en de impact op het vertrouwen in de overheid meegewogen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valselijk opmaken van paspoorten, omkoping van een ambtenaar en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/075470-22 (Promis)
Datum uitspraak: 22 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboortegegevens] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieadres] .
Inhoudsopgave
Onderzoek ter terechtzitting
Tenlastelegging
Voorvragen
Algemene inleiding
Waardering van het bewijs
5.1. Standpunt van het openbaar ministerie
5.2. Standpunt van de verdediging
5.3. Oordeel van de rechtbank
5.3.1. Identificatie van Ennetcom-gebruikers
5.3.2. Algemene vaststellingen met betrekking tot de feiten
5.3.3. Was verdachte de contactpersoon van [medeverdachte] ?
5.3.4. Feit 1: valselijk opmaken van achttien paspoorten
5.3.5. Feit 2: omkoping van een ambtenaar
5.3.6. Feit 3: witwassen
5.3.7. Conclusie
6. Bewezenverklaring
7. Strafbaarheid van de feiten
8. Strafbaarheid van de verdachte
9. Motivering van de straf
9.1 Eis van de officier van justitie
9.2 Standpunt van de verdediging
9.3 Oordeel van de rechtbank
10. Beslag
10.1 Standpunten ter terechtzitting
10.2 Oordeel van de rechtbank
10.2.1. Onttrekking aan het verkeer
10.2.2. Bewaring rechthebbende
10.2.3. Teruggave beslagene
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
12. Beslissing

Bijlage: tenlastelegging’

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11 juli 2022, 1 december 2022 en 8 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. [officier van justitie] , en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.W. Flokstra, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen of plegen van:
het meermalen valselijk opmaken, vervalsen en/of verstrekken van Nederlandse paspoorten in de periode van 2009 tot in 2014;
omkoping van een ambtenaar van de gemeente Den Haag voor een bedrag van in totaal € 16.000,-, om haar te bewegen in strijd met haar plicht valselijk paspoorten op te maken en te verstrekken in dezelfde periode als onder 1.;
gewoontewitwassen van een geldbedrag van in totaal € 16.000,- in de periode van 2009 tot in 2020.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Algemene inleiding

Er bestaan verschillende soorten Nederlandse reisdocumenten, waaronder paspoorten. Paspoorten worden aangevraagd en uitgereikt in de gemeente waar een burger staat ingeschreven. Het onderzoek Santander ziet in totaal op 22 valselijk opgemaakte paspoorten in de gemeente Den Haag. Van negentien van die paspoorten is de aanvraag door verdachte in behandeling genomen en in de geautomatiseerde systemen verwerkt. De aangevraagde paspoorten werden vervolgens als echt en onvervalst uitgegeven door de gemeente Den Haag. Deze paspoorten zijn echter opgemaakt met vermelding van een valse identiteit: de persoonsgegevens van de aanvrager (hierna: de katvanger) zijn opgenomen, met een pasfoto van een andere persoon dan deze katvanger. De rechtbank gaat ervan uit dat de persoon op die pasfoto de beoogde gebruiker werd van dit paspoort (hierna: de begunstigde). De begunstigden werden hierdoor in staat gesteld om met gebruikmaking van een authentiek uitgegeven - maar valselijk opgemaakt - paspoort hun eigen identiteit te verhullen en zich te identificeren als een ander (de katvanger). Op deze manier konden de begunstigden onopgemerkt blijven voor bijvoorbeeld de opsporingsdiensten en waren ze onder meer in staat om internationaal te reizen of leningen af te sluiten. Uit het procesdossier blijkt daarbij van onvoldoende toezicht door gemeente Den Haag bij het proces van de behandeling van paspoortaanvragen en bij de uitgifte van paspoorten. De gemeente heeft daarnaast geen oog gehad voor de (financiële) kwetsbaarheid van ambtenaren op dergelijke belangrijke posities.
In het onderzoek komt naar voren dat bij de genoemde 22 paspoorten sprake is geweest van in totaal vijftien verschillende begunstigden, van wie er veertien zijn geïdentificeerd. Alle veertien geïdentificeerde begunstigden bleken betrokken te zijn (geweest) bij (zware) internationale criminaliteit, onder wie bekende kopstukken.
Op 7 april 2016 werd in Ierland [naam 1] aangehouden, waarbij onder hem een paspoort werd aangetroffen dat later - en zoals hieronder zal worden uiteengezet - bleek te zijn opgemaakt door [medeverdachte] . [1] [naam 1] is in 2019 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor een levenslange gevangenisstraf voor onder meer het medeplegen van een liquidatie. [2] Naar dit paspoort is een onderzoek ingesteld door de Dienst Landelijke Recherche in de strafrechtelijke onderzoeken 26Tandem en 26Muxtari. Op 27 december 2019 werd door de rechter-commissaris aan het onderzoeksteam Santander toestemming verleend om gebruik te maken van een proces-verbaal uit het onderzoek 26Tandem dat betrekking heeft op [naam 1] in relatie tot de Ennetcom-data. [3]
In het procesdossier Santander zijn vijftien verschillende zaaksdossiers opgemaakt: één zaaksdossier per begunstigde, waaraan soms meerdere valselijk opgemaakte paspoorten zijn gekoppeld.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde witwassen, nu de criminele herkomst van het geld niet kan worden vastgesteld.
Feiten 1 en 2 kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het medeplegen van het valselijk opmaken van in totaal negentien paspoorten. Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van de in het dossier aan hem toegeschreven accounts van Ennetcom onder - kort gezegd - de naam ‘ Cesar ’. Medeverdachte [medeverdachte] wordt in die berichten aangeduid als ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 1] ’.
5.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte kan niet worden gekoppeld aan de drie verschillende Ennetcom-accounts met de bijnaam ‘ Cesar ’ en dient integraal te worden vrijgesproken.
Subsidiair, indien de rechtbank zou vaststellen dat verdachte wel de gebruiker van die accounts is geweest, heeft de raadsman aangevoerd dat uit de inhoud van de Ennetcom-berichten niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen. [medeverdachte] heeft immers verklaard dat zij tot 2014 contact heeft gehad met haar contactpersoon, terwijl de Ennetcom-berichten dateren uit 2015 en 2016. Er is geen enkel bewijsmiddel dat verdachte bij of rond [medeverdachte] plaatst in de ten laste gelegde periode van 2009 tot en met 2014. Sterker, uit verschillende door de raadsman aangehaalde Ennetcom-gesprekken blijkt van contra-indicaties voor het scenario dat verdachte als de tussenpersoon van [medeverdachte] fungeerde.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Medeverdachte [medeverdachte] heeft, kort gezegd, bekend dat zij de paspoorten in de ten laste gelegde periode valselijk heeft opgemaakt en verstrekt, en daarvoor steeds een bedrag van
€ 1.000 euro per paspoort heeft gekregen. Zij werd daartoe aangestuurd en uitbetaald door een (over het algemeen dezelfde) contactpersoon.
Verdachte heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd. Zaakinhoudelijk heeft hij zich verder steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
De vraag die de rechtbank, kort gezegd, moet beantwoorden, is of verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het valselijk opmaken en verstrekken van deze paspoorten (feit 1), of hij daartoe medeverdachte [medeverdachte] als ambtenaar heeft omgekocht (feit 2) en of hij zich daarbij schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen (feit 3).
De rechtbank gaat, ter beantwoording van deze vragen, op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [4]
5.3.1.
Identificatie van Ennetcom-gebruikers
De rechtbank zal in deze paragraaf eerst uiteenzetten waarom zij vindt dat verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de aan hem toegeschreven Ennetcom-accounts waarmee berichten zijn verstuurd. Vervolgens zal worden ingegaan op de identificatie van [naam 2] , de broer van verdachte, als zijnde de gebruiker van de aan hem toegeschreven accounts en de identificatie van [medeverdachte] als degene die in de berichten wordt aangeduid met ‘ [bijnaam 1] ’.
‘ Ce(a)sar ’
Omwille van de leesbaarheid wordt in dit vonnis een Ennetcom-gebruikersnaam aangeduid met het woord ‘gebruiker’, gevolgd door enkel de eerste vier tekens van de naam en een asterisk (‘*’). Een Ennetcom-gebruikersnaam is gekoppeld aan (de toegang tot) een Ennetcom-account.
Op 15 april 2016 voert gebruiker [gebruiker 1] *een conversatie met gebruiker [gebruiker 2] *. Het bericht is gevonden nadat in de beschikbare Ennetcom-data was gezocht op de naam ‘ [bijnaam 2] ’, één van de bijnamen van [naam 1] . [5]
De rechtbank begrijpt dat het woord ‘gebost’ straattaal voor is (op)gepakt worden. Het woord ‘boekje’ wordt in het criminele milieu gebruikt als vervangende term voor een paspoort. Daarnaast is ‘1 k(opi)’ straattaal voor € 1.000,-. [6]
Uit dit bericht blijkt dat de aanhouding van [naam 1] , die op 15 april 2016 bekend werd gemaakt in de media, [7] in combinatie met de vondst van het valselijk opgemaakte paspoort door de Ierse autoriteiten, voor gebruiker [gebruiker 1] * kennelijk aanleiding was om iemand met de (bij)naam ‘ Cesar ’ naar ‘die vrouw’ te sturen. In ruil voor het zwijgen moest Cesar haar € 1.000,- geven.
Er heeft vervolgens onderzoek plaatsgevonden naar de drager van de (bij)naam ‘ Cesar ’. Hiervoor zijn de datasets met Ennetcom-berichten uit onder meer 26Tandem doorzocht en het desbetreffende proces-verbaal uit 26Tandem gevoegd bij het procesdossier van Santander.
Identificatie gebruiker ‘ Ce(a)sar ’
(I) Gebruiker [gebruiker 3] *
Op 31 augustus 2015 voert gebruiker [gebruiker 3] * een gesprek met gebruiker [gebruiker 4] *. Deze twee gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Cesar ’ en ‘ Albert ’. [8]
Uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) blijkt dat er maar één kind bij deze naam in combinatie met de geboortedatum kan horen. Het gaat om een jongetje genaamd [zoon] , geboren op [geboortegegevens] . Verdachte is zijn vader. De rechtbank begrijpt dat met ‘v’ de vrouw van verdachte wordt bedoeld. Verdachte is gehuwd met [echtgenote] . [9]
Op 6 september 2015 voert gebruiker [gebruiker 3] * een gesprek met de gebruiker van [gebruiker 5] *. In de telefoon van gebruiker [gebruiker 5] * stond gebruiker [gebruiker 3] eveneens opgeslagen als ‘ Cesar ’. [10]
[echtgenote] , de echtgenote van verdachte, heeft verklaard dat haar roepnaam ‘ [roepnaam] ’ is. Dat is ook de manier waarop ze haar eigen naam schrijft. Zij verklaart dat haar zoon [zoon] ook wel ‘ [zoon] ’ wordt genoemd. [11]
Op 25 juni 2015 voert gebruiker [gebruiker 6] * een gesprek met gebruiker [gebruiker 3] *. Deze twee gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Cesar ’ en ‘ TMZnw ’. [12]
De rechtbank stelt vast dat ‘ Cesar ’ de zorg over een klein kind heeft.
De rechtbank heeft de voor de identificatie van gebruiker [gebruiker 3] * redengevende feiten en omstandigheden hierboven uiteengezet. Gebruiker [gebruiker 3] * stond in drie telefoons opgeslagen onder de naam ‘ Cesar ’. De rechtbank merkt daarbij op dat de naam ‘ Cesar ’ zodanig uniek en onderscheidend is, dat de rechtbank het alleen al hierdoor aannemelijk acht dat hiermee in dit dossier één en dezelfde persoon wordt aangeduid.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande vast dat verdachte als ‘ Cesar ’ de hoofdgebruiker is geweest van het account [gebruiker 3] *. De echtgenote van verdachte heeft de telefoon klaarblijkelijk incidenteel gebruikt.
De volgende vraag is of de gebruikersnamen [gebruiker 7] * en [gebruiker 8] * ook aan verdachte kunnen worden gekoppeld.
(II) Gebruiker [gebruiker 7] *
De gebruiker van [gebruiker 7] * stond in de telefoon van gebruiker [gebruiker 9] * opgeslagen als ‘ Cesar 2 ’. Gebruiker [gebruiker 9] * stond in de telefoon van gebruiker [gebruiker 7] * opgeslagen als ‘ tmz ’. [13] Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat wanneer er een nieuw account wordt aangemaakt, dit nieuwe account vaak wordt opgeslagen met de toevoeging van een opvolgend nummer of ‘nieuw’ achter de bijnaam. Ondersteuning hiervoor vindt de rechtbank in de volgordelijkheid:
  • de naam ‘ Cesar ’ is in gebruik in augustus en september 2015, en:
  • de naam ‘ Cesar 2 ’ is in gebruik in oktober 2015.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte ook de gebruiker was van account [gebruiker 7] *.
(III) Gebruiker [gebruiker 8] *
Op 18 april 2016 vond een gesprek plaats tussen gebruikers [gebruiker 8] * en [gebruiker 1] *. Deze gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Ceasar ’ en TMZ3 ’. [14] Overigens blijkt uit het procesdossier dat gebruiker [gebruiker 8] * ook als ‘ Ceasar ’ stond opgeslagen in de telefoon van gebruiker [gebruiker 2] *. In de telefoon van de gebruiker [gebruiker 10] * stond deze gebruiker opgeslagen als ‘ Cesar nw’. [15] Gebruiker [gebruiker 8] * stond dus in twee telefoons opgeslagen onder de naam ‘ Ceasar ’. De rechtbank merkt daarbij op dat de naam ‘ Cesar ’ en ‘ Ceasar ’ zodanig op elkaar lijken dat deze door elkaar kunnen worden gebruikt. De rechtbank stelt vast dat Cesar de gebruiker is van [gebruiker 8] *.
De rechtbank stelt ook vast dat de gebruiker van de accounts [gebruiker 1] * [gebruiker 6] * de naam Cesar ( [gebruiker 3] *) dan wel Caesar ( [gebruiker 8] *) heeft opgeslagen in zijn telefoon. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de naam ‘ Cesar ’ en ‘ Ceasar ’ die zijn opgeslagen bij meerdere gebruikers dezelfde gebruiker is.
Onderstaand bericht aan gebruiker [gebruiker 1] * ( Tmz3 ) van [gebruiker 8] * ( Ceasar ) met daarna een antwoord van [gebruiker 1] * lijkt een overzicht van (financiële) administratie te bevatten, waarbij enkel bijnamen worden genoemd, zoals ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 4] ’ en ‘ [bijnaam 1] ’. Ook ‘ Cesar ’ komt in dit bericht voor. [16]
(Zie de gekaderde tekst op de volgende pagina).
De woning van verdachte in [woonplaats] is op 26 november 2020 doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn onder meer zes PGP-telefoons (‘
pretty good privacy’-telefoons) en een zwart notitieblok aangetroffen. [17] Het zwarte notitieblok werd aangetroffen in het tv-meubel in de woonkamer. [18]
In het zwarte notitieblok staan (bij)namen vermeld zoals ‘ [bijnaam 5] ’, ‘ [bijnaam 6] ’, ‘ [bijnaam 7] ’ en ‘ [bijnaam 8] ’. De rechtbank stelt vast dat zowel het hiervoor weergegeven Ennetcom-bericht van Ceasar ( [gebruiker 8] *) van 18 april 2016, als de bij verdachte aangetroffen lijst in het zwarte notitieblok door het gebruik van data, (bij)namen en getallen lijken op overzichten van administratie van dezelfde persoon. Daarbij is van belang dat het de rechtbank bekend is dat met ‘k’ of ‘m’ een verkorte weergave van een bedrag wordt genoemd. Daarbij is 1k = € 1.000,- en 1m = € 1.000.000,-.
De rechtbank stelt vast, op grond van deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, dat verdachte als ‘ Ce(a)sar ’ de gebruiker is geweest van het account [gebruiker 8] *. Verder duiden de Ennetcom-berichten, in samenhang met de aangetroffen administratie, erop dat verdachte boekhouder was voor ‘ TMZ (3)'.
Conclusie identificatie verdachte als Ce(a)sar
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte degene is geweest die als Ce(a)sar tussen juni 2015 en april 2016 gebruik heeft gemaakt van de drie voornoemde Ennetcom-accounts.
Identificatie ‘ tm(i)z ’ als [naam 2]
De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande blijkt dat de accounts die zijn gekoppeld aan de gebruiker Ce(a)sar steeds ook een gebruiker met de naam ‘ tmz ’ of ‘ tmiz ’ heeft opgeslagen. Zoals hieronder zal worden vastgesteld, wordt met de gebruiker ‘ tm(i)z ’ de broer van verdachte bedoeld, te weten [naam 2] .
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in de door hem naar voren gebrachte gesprekken en notities geen aanleiding om van deze vaststelling af te wijken. Dat er rechtstreeks (Ennetcom-)contact was tussen verdachte en zijn broer [naam 2] , maakt nog niet dat deze broer enkel rechtstreeks (Ennetcom-)contact met verdachte heeft gehad. Hij kan ook in Ennetcom-contacten met derden naar zijn broer (‘ Cesar ’) hebben verwezen.
Daarnaast zijn er meerdere verklaringen mogelijk voor de omstandigheid dat de gebruiker ‘ Cesar ’ zelf het navolgende bericht (notitie 1) heeft opgeslagen, waarin wordt gesproken over Cesar .
Een van de redenen kan zijn dat ‘ Cesar ’ dit bericht doorgestuurd heeft gekregen en vervolgens als uit te voeren opdracht kortweg heeft opgeslagen. Zo zouden er ook meerdere redenen kunnen zijn waarom verdachte de volgende notitie (notitie 3) pas in 2016 is opgeslagen.
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat bij haar geen naam van haar contactpersoon bekend was. Wellicht was dit wederzijds en wist verdachte, haar contactpersoon, ook niet wat de (achter)naam was van de persoon die hij in de Ennetcom-berichten aanduidt als ‘ [bijnaam 1] ’. Voorts acht de rechtbank – zoals zij hieronder uiteen zal zetten - de verklaring van [medeverdachte] dat zij haar contactpersoon na maart 2014 niet meer heeft gezien ongeloofwaardig.
Dit betekent dat de rechtbank in de door de verdediging naar voren gebrachte argumenten, geen contra-indicaties treft voor de vaststelling dat verdachte de hoofdgebruiker is van de accounts van Ce(a)sar .
Gebruiker [gebruiker 11] *
Op 24 juli 2014 stuurt gebruiker [gebruiker 12] * het volgende bericht naar gebruiker [gebruiker 11] *: [19]
Tmiz :
Broo ken je [naam 3] .
Ajaa :
Jaaa ken je [naam 4]
Tmiz :
jaaaa dat s de neef van [naam 5]
Hhhhhhhh broo helemaal leip maken me gek.
Gebruikers [gebruiker 12] * en [gebruiker 11] * hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Ajaa ’ (als gebruiker van [gebruiker 12] *) en ‘ Tmiz ’ (als gebruiker van [gebruiker 11] *). [20] Met bovenstaand bericht wordt, door gebruiker [gebruiker 12] *, een foto aan [gebruiker 11] * meegestuurd. Een verbalisant stelt vast dat ‘de man rechts op de foto sterke gelijkenissen vertoont met de politiefoto van [naam 2] ’. [21]
Op 28 augustus 2014, enkele uren na de liquidatie van [naam 6] , vindt het volgende Ennetcomgesprek plaats tussen gebruiker [gebruiker 11] * en gebruiker [gebruiker 13] *: [22]
De gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Tmiz ’ (als gebruiker van [gebruiker 11] *) en ‘ Junior ’ (als gebruiker van [gebruiker 13] *). [23]
Op 23 september 2014 is [naam 2] in het onderzoek Halcones door de Spaanse autoriteiten gehoord. Hij verklaarde onder meer dat hij, de dag voor de liquidatie van [naam 6] , met die [naam 6] bij de Deutsche Bank in Marbella was geweest. [24]
De rechtbank is van oordeel dat, deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat [naam 2] de gebruikersnaam ‘ Tmiz ’ heeft en de gebruiker is geweest van het account [gebruiker 11] *.
Gebruikers [gebruiker 6] *, [gebruiker 1] *, [gebruiker 9] * en [gebruiker 14] *
[naam 2] was gedetineerd in Ecuador en omstreeks 16 juli 2014 door de Ecuadoriaanse autoriteiten vrijgelaten. [25] De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 2] de bijnaam ‘ Tmiz ’ heeft.
Op 16 juli 2014 stuurt gebruiker [gebruiker 12] * aan diverse personen het bericht: [26]
“ Tmiz s vrij”.
Een dag later, op 17 juli 2014, stuurt de gebruiker [gebruiker 15] * het volgende bericht aan [gebruiker 11] *: [27]
“Hamd broo gewoon lekker tg.. tmz s buiten gelukkig gewoon lekker ouwe..”
Op grond van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat met ‘ Tmiz ’ en ’ TMZ ’ één en dezelfde persoon wordt bedoeld, te weten [naam 2] .
Zoals hierboven al is vastgesteld, stonden gebruikers [gebruiker 6] * en [gebruiker 1] * opgeslagen als respectievelijk ‘ TMZnw ’ en ‘ TMZ3 ’ in de telefoon van de gebruikers [gebruiker 3] * (‘ Cesar ’) en [gebruiker 8] * (‘ Caesar ’). Daarnaast stond de gebruiker van [gebruiker 9] * in de telefoon van [gebruiker 7] * (‘ Cesar 2 ’) opgeslagen als ‘ tmz ’. Ook stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat de gebruiker [gebruiker 14] * in de telefoon van de gebruiker [gebruiker 3] * (‘ Cesar ’) stond opgeslagen als ‘ Tmx back up ’. [28]
Nu de aanduidingen ‘ Tmiz ’ en ‘ TMZ ’ voldoende onderscheidend zijn, stelt de rechtbank vast dat de accounts [gebruiker 6] *, [gebruiker 1] *, [gebruiker 3] * en [gebruiker 9] * eveneens toebehoorden aan [naam 2] . De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt voor de gebruiker [gebruiker 14] *, nu het waarschijnlijk is dat sprake is van een tikfout van de x in ‘ tmx back up ’. De ‘x’ zit immers op het toetsenbord naast de ‘z’.
Conclusie identificatie [naam 2]
De voorgaande opsomming van omstandigheden wijst erop dat de naam ‘ tm(i)z ’ gekoppeld is aan zowel gebruiker [gebruiker 11] als aan gebruiker [gebruiker 6] *, gebruiker [gebruiker 1] *, gebruiker [gebruiker 9] * en gebruiker [gebruiker 14] * en dat daaraan dus dezelfde gebruiker is gekoppeld, namelijk [naam 2] .
Eindconclusie identificatie Ennetcom-gebruikers
De rechtbank stelt vast dat de volgende accounts door de volgende personen werden gebruikt:
Personen
Ennetcom-account
Bijnaam Ennetcom
Verdachte [verdachte]
[gebruiker 3] *
[gebruiker 8] *
[gebruiker 7] *
Cesar
Ceasar & Cesar nw
Cesar 2
[naam 2]
[gebruiker 11] *
[gebruiker 6] *
[gebruiker 1] *
[gebruiker 9] *
[gebruiker 14] *
Tmiz
TMZnw
TMZ3
tmz
Tmx back up
Gelet op bovenstaande vaststellingen zal in het vervolg in het vonnis niet het account of de gebruikersnaam worden genoemd, maar de naam van de daaraan gekoppelde persoon
Identificatie van ‘ [bijnaam 1] ’
[medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat zij na maart 2014 aan haar contactpersoon een smoes heeft verteld, omdat zij geen vervalste paspoorten meer wilde opmaken. Zij heeft daarbij aangegeven dat ze deze contactpersoon na 2014 niet meer heeft gezien.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] op dit laatste punt ongeloofwaardig. [medeverdachte] heeft weliswaar verklaard dat zij de paspoorten heeft opgemaakt, maar daarbij onder meer ter terechtzitting aangegeven dat zij alleen over zichzelf wil verklaren en over de periode waarin zij de paspoorten valselijk heeft opgemaakt en uitgegeven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij zich steeds (in haar eigen zaak) op haar zwijgrecht heeft beroepen en pas bij haar verhoor bij de rechter-commissaris in november 2022 is gaan verklaren. Dit nadat zij kennis had genomen van het dossier.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] kan worden aangemerkt als de persoon die in de navolgende Ennetcom- berichten en notities wordt aangemerkt als ‘ [bijnaam 1] ’. De rechtbank weegt daarbij mee dat [medeverdachte] op 1 juli 2003 als ambtenaar in dienst is getreden bij de gemeente Den Haag. Zij is in de periode van 2009 tot en met 2014 werkzaam geweest in de functies van allround medewerker en medewerker basis bij het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] en als medewerker basis bij [stadsdeelkantoor] .
Daarnaast neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking.
‘ [bijnaam 1] ’ in de Ennetcom-berichten
Op 22 augustus 2015 heeft de volgende conversatie plaatsgevonden tussen [naam 2] en verdachte. [29]
Op 17 april 2020 is door de gemeente Den Haag een back-up van de mailbox van [medeverdachte] verstrekt. In haar mailbox werd het volgende bericht aangetroffen. [30]
Daarnaast is op 6 oktober 2015 door verdachte aan [naam 2] het volgende bericht verzonden. [31]
Zoals hierboven al is opgemerkt, heeft [medeverdachte] verklaard dat zij op enig moment een smoes heeft gebruikt tegen haar contactpersoon om geen aanvragen voor paspoorten meer te hoeven af te handelen. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij niet meer precies wist wat hierover tegen haar contactpersoon heeft gezegd. Na de vraag van de voorzitter of het kon zijn dat het ging om de afdeling van Nederlanders in het buitenland, heeft zij aangegeven dat het kan zijn dat ze dit heeft gezegd. Op die afdeling worden namelijk geen paspoorten afgegeven. [32]
Daarnaast maakt het proces-verbaal van 26Tandem melding van een tweetal notities die door verdachte op 15 april 2016 waren opgeslagen op zijn account. Dit is na het bericht dat [naam 1] was opgepakt (conversatie 1). Hierbij dient te worden opgemerkt dat het valselijke opgemaakte paspoort dat in Ierland bij [naam 1] is aangetroffen, was voorzien van een foto van [naam 1] en op naam stond van [naam 7] . [33]
Op 16 april 2016 is bij verdachte de volgende notitie opgeslagen: [34]
De voornaam van [medeverdachte] is [voornaam] . Zij is gehuwd met [naam 8] . [35]
Drie dagen later is door verdachte onderstaand bericht verstuurd aan [naam 2] : [36]
De rechtbank heeft voornoemde redengevende feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat met ‘ [bijnaam 1] ’ [medeverdachte] wordt bedoeld.
De volgende vraag waar de rechtbank voor staat, is of verdachte in de ten laste gelegde periode de contactpersoon is geweest waar [medeverdachte] over spreekt. Voordat de rechtbank ingaat op deze vraag, zal zij eerst de modus operandi bij de paspoortvragen in de ten laste gelegde periode uiteenzetten.
5.3.2.
Algemene vaststellingen met betrekking tot de feiten
Modus operandi
Uit het procesdossier blijkt dat bij het aanvragen, verwerken en uitreiken van de valselijk opgemaakte paspoorten de volgende werkwijze is gevolgd.
Voor zover de katvanger van het valselijk opgemaakte paspoort niet woonachtig was in de gemeente Den Haag, schreef hij zich in de BRP in op een woonadres in de gemeente Den Haag. Relatief kort na die inschrijving werd een paspoort (soms via de spoedprocedure) aangevraagd op het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] . [37] Dit is het stadsdeelkantoor van waaruit [medeverdachte] destijds haar werkzaamheden verrichtte. [medeverdachte] heeft onder meer ter terechtzitting verklaard dat de contactpersoon haar, tijdens werktijd op het stadsdeelkantoor, in persoon kwam melden dat kort daarna iemand aan haar balie zou komen om een valselijk opgemaakt paspoort aan te vragen. Die contactpersoon was over het algemeen dezelfde persoon. In de meeste gevallen kwam diezelfde middag of de dag erna iemand een dergelijk paspoort aanvragen. De katvanger wist dat hij bij verdachte moest zijn, omdat zij de enige persoon was met een donkere huidskleur die in het stadsdeelkantoor werkzaam was. Bovendien zat zij altijd aan dezelfde balie, bij het raam, zodat van buiten zichtbaar was dat zij aan het werk was. De katvanger meldde zich bij verdachte aan de balie en vroeg vervolgens een paspoort aan, waarbij hij de foto van iemand anders inleverde.
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting en bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Het verhoor bij de rechter-commissaris is gevoegd in het dossier. Ter terechtzitting is zij, na het afleggen van haar verklaring, als getuige gehoord. Zij heeft toen, als getuige, bevestigd dat hetgeen zij ter terechtzitting als verdachte heeft verklaard, ook haar verklaring is nu zij als getuige wordt gehoord. [medeverdachte] heeft onder meer ter terechtzitting verklaard dat zij zich er steeds van bewust was dat bij de aanvraag van een dergelijk paspoort de persoon van de aanvrager en de persoon op de pasfoto niet overeenkwamen. De aanvraag werd echter vervolgens, alsof het een regulier niet-valselijk opgemaakt paspoort betrof, door verdachte onder haar eigen gebruikersnaam ‘
bzdotem’in het daarvoor bestemde digitale registratiesysteem ingebracht. Uit de
‘audit-trails’is gebleken dat negentien (van de onderzochte 22) valselijk opgemaakte paspoorten zijn aangevraagd op de gebruikersnaam van [medeverdachte] . [38]
[medeverdachte] heeft verklaard dat, zodra de aangevraagde valselijk opgemaakte paspoorten op het stadsdeelkantoor werden ontvangen, zij die paspoorten ’s ochtends vroeg uit de voorraad wegnam en op haar eigen bureau legde. Op die manier was zij er zeker van dat zij die paspoorten zelf kon uitreiken. De katvanger kwam het paspoort ophalen en betaalde de verschuldigde leges op het stadsdeelkantoor. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de valselijk opgemaakte paspoorten vrijwel altijd kort na ontvangst daarvan uitreikte, maar de uitreiking pas later registreerde in de systemen. Dit verklaart waarom in het procesdossier sommige paspoorten pas maanden na de aanvraag als uitgereikt zijn geregistreerd. [39]
[medeverdachte] heeft ook verklaard dat zij voor elk valselijk opgemaakt paspoort € 1.000,- in contanten heeft ontvangen. [40]
5.3.3.
Was verdachte de contactpersoon van [medeverdachte] ?
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte in de ten laste gelegde periode de contactpersoon van [medeverdachte] is geweest, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende berichten.
Op 15 april 2016 werd onderstaand bericht verzonden door [naam 2] aan gebruiker [gebruiker 2] *. [41]
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat met ‘die vrw’ een vrouw wordt bedoeld, te weten [medeverdachte] . Bij deze vaststelling slaat de rechtbank acht op de voornoemde notities met de naam van zowel de katvanger van het paspoort van [naam 1] , als de namen van [medeverdachte] en haar echtgenoot. Daarbij blijkt uit het bericht dat [medeverdachte] informatie heeft over het paspoort (boekje) van ‘ [bijnaam 2] ’. [naam 2] wenst dat aan [medeverdachte] ‘weer’ een bedrag van € 1.000,- wordt gegeven. Dit duidt erop dat zij al eerder € 1.000,- heeft gekregen. Verdachte moet vervolgens bij [medeverdachte] langsgaan. Dit insinueert dat verdachte wordt aangestuurd door zijn broer en hij in opdracht van zijn broer contact heeft gehad met [medeverdachte] .
Op 13 augustus 2015 vond een conversatie plaats tussen verdachte en [gebruiker 16] *. Deze gebruiker stond bij verdachte opgeslagen als ‘ [bijnaam 9] ’. [42]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte specifieke kennis had over het systeem van paspoortaanvragen. [bijnaam 9] vraagt immers aan hem of iemand de aanvraag voor een eigen paspoort in zijn eigen stadsdeel kan doen en of dat al een keer is gedaan. Verdachte antwoordt dat dat kan, maar dat het beter is om het bij ‘die vrouw’ te doen, omdat als er geen paspoort wordt ingeleverd ze in het systeem naar het oude kunnen kijken. Hierop wordt afgesproken dat diegene zijn paspoort bij haar zal halen, net zoals ze bij die ‘mongool’ hebben gedaan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte op de vraag van [bijnaam 9] of het al een keer is gedaan, antwoordt met wat zijn ervaringen zijn geweest. Blijkbaar zijn er eerdere paspoortaanvragen geweest.
Op 22 augustus 2015 vond de volgende conversatie plaats tussen verdachte en [naam 2] . [43]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [naam 2] op zoek is naar een naam die hoort bij een pasfoto en het adres waar diegene is ingeschreven. Verdachte heeft deze informatie aan [medeverdachte] gevraagd, maar zij kon die persoon niet vinden. Verdachte heeft die periode meer namen ingeschreven bij ‘een koelie’ (de rechtbank begrijpt: een katvanger). Verdachte stuurt [bijnaam 10] .
Ook leidt de rechtbank uit dit gesprek af dat er in een eerdere periode paspoorten valselijk zijn opgemaakt door verdachte. Het is onduidelijk in welke periode dit heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geen uitleg willen geven en het feit in algemene zin ontkend. Hij heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 6 oktober 2015 vindt de volgende conversatie plaats tussen verdachte en [naam 2] . [44]
[medeverdachte] heeft aan verdachte aangegeven dat ze ‘
nog steeds’niks kan doen. [naam 2] heeft vervolgens aan verdachte opdracht om haar 1kp te geven (de rechtbank begrijpt: € 1.000,- ). De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte hier spreekt over
‘al het geld’. Kennelijk is er al eerder geld aan [medeverdachte] gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het geheel van deze omstandigheden schreeuwt om een verklaring van de verdachte. Die verklaring is uitgebleven: verdachte ontkent bij de ten laste gelegde feiten betrokken te zijn en heeft zich verder beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank komt op basis van de inhoud van de voornoemde gesprekken en de verklaring van [medeverdachte] dat zij een vast contactpersoon had, tot de slotsom dat buiten redelijke twijfel kan worden aangenomen dat verdachte niet alleen in de periode 2015-2016 de contactpersoon is geweest van [medeverdachte] , maar dat ook in de jaren daarvoor haar contactpersoon is geweest en kennelijk ook is gebleven, waaronder in de ten laste gelegde periode. Onder het kopje ‘Identificatie van ‘ [bijnaam 1] ’ heeft de rechtbank overwogen de verklaring van [medeverdachte] , voor zover inhoudende dat zij na 2014 haar contactpersoon niet meer heeft gezien, ongeloofwaardig te vinden.
Verweer van de raadsman ten aanzien van de identificatie van verdachte als contactpersoon
De raadsman heeft ter terechtzitting erop gewezen dat in meerdere berichten over ‘ [bijnaam 10] ’ wordt gesproken. Hij wijst daarbij op ‘conversatie 4’ in het dossier. Gelet op de identificatie van de gebruikers gaat de rechtbank uit van een berichtenwisseling tussen verdachte en zijn broer [naam 2] . [45]
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman zo, dat nu onduidelijk is gebleven wie [bijnaam 10] is, [bijnaam 10] ook de contactpersoon zou kunnen zijn waar [medeverdachte] over spreekt. De rechtbank leest echter in conversatie 4 dat [bijnaam 10] juist niet als de contactpersoon van [medeverdachte] moet worden gezien, maar als één van de katvangers. [bijnaam 10] moet immers ‘
haar vertelle om te doen net als of hij hem is’. Dit was
‘Oim in te schrijve’en vervolgens om het paspoort te laten blokkeren. De contactpersoon, zoals blijkt uit de modus operandi, regelde katvangers die vervolgens naar medeverdachte [medeverdachte] werden gestuurd om daar een paspoort aan te vragen. Vaak werden die katvangers dan tijdelijk ingeschreven in de BRP van de gemeente ’Den Haag.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank leidt af uit conversatie 4 dat een paspoort van een man die voornemens was om naar Zuid-Amerika te vertrekken, eerst moest worden geblokkeerd. Voordat dit paspoort kon worden geblokkeerd, moest [bijnaam 10] naar [medeverdachte] en haar vertellen te doen of hij een ander is.
5.3.4.
Feit 1: valselijk opmaken van achttien paspoorten
Onderzoek Santander ziet in totaal op 22 valselijk opgemaakte paspoorten. Ten aanzien van drie valselijk opgemaakte paspoorten uit 2009 (hierna: paspoort 1, paspoort 2 en paspoort 3) valt niet vast te stellen welke ambtenaar deze paspoorten heeft aangevraagd.
De rechtbank stelt vast dat op basis van het procesdossier niet uit te sluiten valt of [medeverdachte] opzettelijk het paspoort (paspoort 6) valselijk heeft opgemaakt dat op naam staat van [naam 9] , maar een pasfoto bevat van [naam 10] . Uit het procesdossier blijkt dat bij de aanvraag van dit paspoort ter identificatie aan verdachte een oud Nederlands paspoort is overhandigd. Van het oude paspoort zijn geen gegevens teruggevonden. Daardoor valt niet uit te sluiten dat dit oude paspoort een vals of valselijk opgemaakt paspoort betreft, namelijk een paspoort dat op naam staat van [naam 9] met daarop een foto van de begunstigde [naam 10] . Vervolgens valt ook niet uit te sluiten dat [naam 10] met dit reisdocument een nieuw Nederlands paspoort heeft aangevraagd. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard geen specifieke herinnering te hebben aan de aanvragers van paspoorten en er zijn geen (camera)beelden van aanvragers op het stadskantoor bij het dossier gevoegd. De enkele vaststelling dat de handtekening op de aanvraag van paspoort 6 overeenkomt met de handtekening op de aanvraag van een daarna afgegeven authentieke identiteitskaart op naam van [naam 9] , is daarvoor onvoldoende. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte paspoort 6 bewust valselijk heeft opgemaakt en verstrekt.
Van de overige achttien valselijk opgemaakte paspoorten zijn de aanvragen telkens ingebracht in het systeem ingebracht met de gebruikersnaam van verdachte. Dit betreft de volgende paspoorten, die in onderstaande tabel worden weergegeven. [46]
Nr.
Datum aanvraag
Tenaamgestelde paspoort (katvanger)
Persoon op pasfoto
(begunstigde)
ZD
4
03-09-2012
[katvanger 1]
[naam 2]
5
10-09-2012
[katvanger 2]
[naam 6]
7
10-10-2012
[katvanger 3]
[begunstigde 1]
8
12-10-2012
[katvanger 4]
[begunstigde 2]
9
28-11-2012
[katvanger 1]
[naam 2]
10
04-04-2013
[katvanger 5]
Onbekend
11
05-06-2013
[katvanger 6]
[begunstigde 3]
12
24-06-2013
[katvanger 7]
[naam 6]
13
10-07-2013
[katvanger 8]
[begunstigde 4]
14
07-08-2013
[katvanger 9]
[begunstigde 5]
15
14-10-2013
[katvanger 10]
[begunstigde 6]
16
23-10-2013
[katvanger 11]
[begunstigde 7]
17
30-10-2013
[katvanger 12]
[naam 2]
18
25-11-2013
[katvanger 13]
[begunstigde 8]
19
12-12-2013
[katvanger 14]
[begunstigde 9]
20
30-01-2014
[naam 7]
[naam 1]
21
10-02-2014
[katvanger 15]
[begunstigde 7]
22
17-03-2014
[katvanger 16]
[begunstigde 10]
Paspoort 4 is aangevraagd op 3 september 2012. Paspoort 22 is volgens het systeem aangevraagd op 17 maart 2014, ontvangen op 19 maart 2014 en uitgereikt op 26 maart 2014. Gelet op de relatief korte periode tussen aanvraag en uitreiking, gaat de rechtbank ervan uit dat de uitreiking van dit paspoort tussen 19 en 26 maart 2016 heeft plaatsgevonden.
Conclusie medeplegen feit 1
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking is komen vast te staan tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , de zogenoemde ‘katvangers’ en de begunstigden van de paspoorten . Verdachte heeft immers telkens [medeverdachte] opdracht gegeven om een paspoort valselijk op te maken, waarna hij een katvanger naar de balie van de medeverdachte stuurde op het stadsdeelkantoor. Zij nam vervolgens de paspoortaanvraag van de katvanger in behandeling en maakte een vervalst paspoort op. Dit paspoort was bestemd voor de begunstigde. Het paspoort bevatte namelijk de naam van de katvanger, maar de foto van de begunstigde. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
5.3.5.
Feit 2: omkoping van een ambtenaar
[medeverdachte] is op 1 juli 2003 als ambtenaar in dienst getreden bij de gemeente Den Haag.
Uit het in het procesdossier opgenomen overzicht van functies van [medeverdachte] bij de gemeente Den Haag blijkt dat zij als ambtenaar (formeel) in ieder geval tot 1 maart 2014 werkzaam is geweest bij het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] . [65] [medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet meer precies weet tot wanneer zij bij dit stadsdeelkantoor heeft gewerkt. Uit de
audit trail-aanvragen blijkt dat verdachte feitelijk in ieder geval tot 26 maart 2014 nog bij voornoemd stadsdeelkantoor paspoortaanvragen heeft behandeld. [66] [medeverdachte] is op 14 juli 2020 op staande voet ontslagen bij de gemeente Den Haag. [67]
Op grond van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] gedurende de tenlastegelegde periode van feit 2 als ambtenaar werkzaam was bij de gemeente Den Haag.
De rechtbank stelt vast, in het licht van de onder 1. bewezen verklaarde achttien valselijk opgemaakte paspoorten, de aanstelling van medeverdachte [medeverdachte] als ambtenaar, haar verklaring dat zij voor ieder door haar valselijk opgemaakt paspoort € 1.000,- ontving van haar contactpersoon en de vaststelling door de rechtbank dat verdachte haar contactpersoon en opdrachtgever was, dat verdachte omstreeks de periode van 3 september 2012 (aanvraagdatum paspoort 4) en 26 maart 2014 (uitgiftedatum paspoort 22) als contactpersoon van [medeverdachte] haar heeft omgekocht voor een bedrag van € 1.000,- per paspoort om meerdere vervalste paspoorten op te maken.
5.3.6.
Feit 3: witwassen
De laatste vraag waar de rechtbank voor staat, is of verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen. De rechtbank weegt daarbij de volgende omstandigheden mee.
Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten te hebben begaan en heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, heeft hij [medeverdachte] omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 aangestuurd om meerdere paspoorten valselijk op te maken. Hij heeft haar daarvoor steeds kort na de uitreiking van het paspoort een geldbedrag van € 1.000,- per paspoort gegeven. De paspoorten waren bestemd voor personen in het criminele milieu, van wie sommige ernstige antecedenten op hun naam hebben staan. Zoals hiervoor is vastgesteld, heeft [medeverdachte] verklaard dat zij kort na de verstrekking van een valselijk opgemaakt paspoort een geldbedrag van € 1.000,- in contanten ontving. Dit geldbedrag werd ’s avonds door haar contactpersoon naar haar woning gebracht of in een envelop door haar brievenbus gedaan.
Verder wijst de rechtbank in dit kader nog eens op het volgende gesprek tussen verdachte en zijn broer, [naam 2] . [68] Voor het overzicht wordt dit bericht op deze plaats nogmaals opgenomen.
Onder het kopje ‘Identificatie gebruiker ‘ Ce(a)sar ’ heeft de rechtbank over deze notitie - en, in aanvulling daarop, ook de notities uit het uit het bij verdachte aangetroffen zwarte notitieboekje - afgeleid dat het hier om een vorm van financiële administratie gaat en dat verdachte vermoedelijk optrad als boekhouder voor zijn broer, [naam 2] . Door het toevoegen van de letter ‘k’ en ‘m’ (in het zwarte notitieboekje) is duidelijk dat in deze notities grote bedragen worden genoemd.
De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag dat [medeverdachte] omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 voor de paspoorten heeft ontvangen, namelijk € 1.000,- per paspoort, als herkomst crimineel geld heeft gehad. Anders dan door de officier van justitie ter terechtzitting heeft betoogd, heeft verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen.
Nu de rechtbank vaststelt dat verdachte gedurende een periode van anderhalf jaar steeds een geldbedrag van € 1.000,- in contanten heeft gegeven aan [medeverdachte] , heeft verdachte daarbij van witwassen een gewoonte gemaakt.
Niet is komen vast te staan ten aanzien van hoeveel paspoorten verdachte contactpersoon is geweest van [medeverdachte] . De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van ‘enig geldbedrag’.
Medeplegen gewoontewitwassen
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij het geld heeft uitgegeven aan alledaagse zaken, zoals het betalen van rekeningen, het doen van boodschappen en uitgaven voor haar kinderen. Nu verdachte het geld steeds aan [medeverdachte] gaf, die het op haar beurt in het maatschappelijk verkeer bracht, was daarmee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
5.3.7.
Conclusie
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van meermalen valselijk opmaken en uitgeven van paspoorten (feit 1), waarbij hij een ambtenaar heeft omgekocht voor een bedrag van € 1.000 per paspoort (feit 2) en het medeplegen van gewoontewitwassen van enig geldbedrag (feit 3).

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 te Den Haag, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens een reisdocument valselijk heeft opgemaakt en een zodanig stuk op grond van valse gegevens heeft doen verstrekken aan een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt,
immers hebben verdachte en zijn mededaders valselijk op Nederlandse paspoorten foto's van verdachtes andere mededaders geplaatst die niet overeenkomen met de personalia van verdachtes mededaders en vervolgens die paspoorten uitgegeven aan verdachtes mededaders;
Feit 2:
omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 te Den Haag, een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , als gemeenteambtenaar werkzaam bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag, giften heeft gedaan, te weten een geldbedrag van € 1.000,- per keer, zulks met het oogmerk om die [medeverdachte] te bewegen in haar bediening, in strijd met haar plicht, iets te doen en na te laten, te weten het telkens valselijk opmaken en uitgeven en verstrekken van een reisdocument;
Feit 3:
omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 te Den Haag en Leidschendam , tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij en zijn mededader voorwerpen, te weten enige geldbedragen, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte, wist dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten onder 1. en 2. zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de ernst van de feiten, die slechts een stevige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding om van de richtlijnen af te wijken.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft zich daarbij niet uitgelaten over de strafeis.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van meermalen valselijk opmaken van paspoorten, omkoping van een ambtenaar en medeplegen van gewoontewitwassen. De rechtbank acht het bij bepaling van de strafmodaliteit en de strafmaat het volgende van belang. Om te beginnen heeft verdachte door zijn handelen het vertrouwen van de burger in de overheid ernstig geschaad. In het maatschappelijk verkeer hoort men erop te kunnen vertrouwen dat ter identificatie gebruikte ambtelijke stukken, zoals paspoorten, een juiste weergave bevatten van de daarin vermeldde gegevens. Verder weegt de rechtbank mee dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte de schakel tussen de boven- en de onderwereld is geweest die het voor zware criminelen mogelijk maakte om in de anonimiteit en buiten het zicht van justitie te verdwijnen. Bovendien heeft verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare financiële positie van [medeverdachte] en haar - voor criminaliteit van dit kaliber - voor een relatief laag bedrag omgekocht. Deze vorm van corruptie tast het vertrouwen binnen de samenleving in overheidsinstanties in hoge mate aan en ondermijnt daarmee uiteindelijk onze democratische rechtsstaat. Dat de gemeente te weinig controle uitoefende op het proces van het aanvragen van een paspoort doet daaraan niet af.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de ernst van deze feiten slechts een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Verdachte is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de bevindingen uit de reclasseringsrapportage van 31 oktober 2022, opgemaakt door Reclassering Nederland. De reclassering heeft opgemerkt dat het moeilijk is om risicofactoren in relatie tot het ten laste gelegde te duiden, nu verdachte beperkte openheid van zaken geeft en er nog een andere strafzaak speelt. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Daarnaast heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte meegewogen, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij sinds 2019 chronisch ziek is. Hij heeft een auto-immuunziekte en een darmziekte. Hij heeft een eigen sportonderneming en wil graag verder met een opleiding als hij weer op vrije voeten is.
Ondanks dat de rechtbank tot een meer omvattende bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, kan zij zich vinden in de strafeis. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
2. Doosje met 50 stuks patronen, merk Sellier en Bellot;
3. Notitieboekje A5, Bruna zwart;
4. Apple Iphone sky ECC, crypto telefoon;
5. Nokia TA-1021 blauw, crypto telefoon;
6. Apple Iphone XS zwart, crypto telefoon;
7. Macbook pro;
8. Notitiebriefje met cijfers;
9. Datashure usb stick;
10. Blackberry KeyOne, crypto telefoon;
11. Google Pixel 3A crypto telefoon;
12. BlackBerry Key2 crypto telefoon;
13. USB-stick, memorykaart;
14. Notities, 10 pond biljet (mogelijk token) en tandartskaart;
15. 2x notitie, en:
16. Apple macbook met lader.
10.1
Standpunten ter terechtzitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het doosje met 50 patronen (nummer 2), het notitieboekje en andere notities (nummers 3 en 8) en de zes crypto-telefoons (nummers 4, 5, 6, 10, 11 en 12) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De USB-stick (nummer 13), andere notities (nummers 14 en 15) en één van de laptops (nummer 16) dienen te worden teruggegeven aan de beslagene. De andere laptop (nummer 7) en USB-stick (nummer 9) zijn nog in onderzoek en kunnen om die reden niet worden terug gegeven
De raadsman heeft verzocht de twee laptops (nummers 7 en 16) en twee USB-sticks (nummers 9 en 13) terug te geven aan de verdachte. Er is op geen enkele wijze gebleken dat deze zaken zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten.
10.2.
Oordeel van de rechtbank
10.2.1 `
Onttrekking aan het verkeer
Notitieboekje, notitiebriefje & cryptotelefoons
Nu met behulp van het notitieboekje en andere notities (nummers 3 en 8) en de zes crypto-telefoons (nummers 4, 5, 6, 10, 11 en 12) het bewezen geachte is begaan of bestemd is om het bewezen geachte te begaan, en deze goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
10.2.2.
Bewaring rechthebbende
Doosje met 50 stuks patronen
Het in bezit zijn van munitie is strafbaar gesteld in artikel 26, in verbinding met artikel 55, van de Wet wapens en munitie. Munitie moet, voor zover het bezit ervan niet is gecontroleerd, uit het maatschappelijk verkeer worden verwijderd. De officier van justitie heeft, zonder verdachte het voorhanden hebben van deze munitie ten laste te leggen, onttrekking aan het verkeer ervan gevorderd. De munitie heeft echter geen relatie met de ten laste gelegde feiten (één en ander zoals bedoeld in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht). Ook kan zij niet in relatie komen te staan met soortgelijke feiten (één en ander zoals bedoeld in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht). Onttrekking aan het verkeer is om die reden als beslissing in dit vonnis niet mogelijk. Aan de andere kant kan de rechtbank bezwaarlijk deze verboden voorwerpen aan de verdachte teruggeven, alleen al omdat hij daardoor direct een strafbaar feit begaat. De enige rechtens toegestane en verantwoorde beslissing die de rechtbank kan nemen, is bewaring ten behoeve van de rechthebbende (artikel 353, tweede lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering). Het openbaar ministerie kan dan te zijner tijd, na ommekomst van de daarvoor geldende bewaartermijn, alsnog een beslissing nemen met betrekking tot deze voorwerpen die erop neerkomt dat de voorwerpen alsnog aan het verkeer worden onttrokken.
10.2.3.
Teruggave beslagene
Laptops, USB-sticks en notities
De rechtbank gelast de teruggave aan de beslagene van de twee laptops (nummers 7 en 16), twee USB-sticks (nummers 9 en 13) en de notities (nummers 14 en 15), nu niet is gebleken dat deze goederen door verdachte zijn gebruikt bij de door hem gepleegde misdrijven. Dat de officier van justitie heeft aangegeven dat er nog onderzoek openstaat naar een laptop en USB-stick acht de rechtbank niet van belang. Het onderhavige onderzoek is afgerond. Voor zover die goederen in een ander onderzoek in beslag zijn genomen, heeft de beslissing van de rechtbank enkel betrekking op het beslag in deze zaak.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57, 177, 231 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van een reisdocument valselijk opmaken en een zodanig geschrift op grond van valse persoonsgegevens aan een derde doen verstrekken met het oogmerk het te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, meermalen gepleegd;
feit 2:
een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om haar te bewegen in haar bediening iets te doen en na te laten, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 3) Notitieboekje A5, Bruna zwart (
  • 4) Apple Iphone sky ECC, crypto telefoon (
  • 5) Nokia TA-1021 blauw, crypto telefoon (
  • 6) Apple Iphone XS zwart, crypto telefoon (
  • 8) Notitiebriefje met cijfers (
  • 10) Blackberry KeyOne, crypto telefoon (
  • 11) Google Pixel 3A crypto telefoon (
  • 12) BlackBerry Key2 crypto telefoon (
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
2) Doosje met 50 stuks patronen, merk Sellier en Bellot (
Omschrijving: OI2970 20190108 32964; IBN-code: D.08.01.001);
Gelast de
teruggave aan [verdachte]van:
  • 7) Macbook pro (
  • 9) Datashure usb stick (
  • 13) USB-stick, memorykaart (
  • 14) Notities, 10 pond biljet (mogelijk token) en tandartskaart (
  • 15) 2x notitie (
  • 16) Apple macbook met lader (
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M. Somsen en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2022.

Voetnoten

1.PVB “verdenking contra [verdachte] ” doc.code 2010071640.AMB dd. 12 november 2020, PD [verdachte] , p. 211030.
2.Rb. Amsterdam 18 juli 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5135.
3.PVB “identificatie van [verdachte] alias ‘ Cesar ’” doc.code 2009071420.AMB dd. 4 november 2020, PD [verdachte] , p. 211010.
4.Voor zover niet anders is vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Zie voetnoot 3.
6.Zie ook: voetnoot 3.
7.Zie voetnoot 3
8.Zie voetnoot 3.
9.Zie voetnoot 3.
10.Zie voetnoot 3.
11.PV “getuigenverklaring [echtgenote] ” doc.code 2011260850. [doc.code] dd. 26 november 2020, map getuigendossier, p. 400149.
12.Zie voetnoot 3.
13.Zie voetnoot 1.
14.PVB “Onderzoek administratie op notitie (D.05.03.001) en in zwart notitieboek (B.01.01.001)” doc.code 3.012011535.AMB dd. 3 december 2020, beslagdossier, p. 500151.
15.Zie voetnoot 3.
16.Zie voetnoot 1.
17.PV “doorzoeking ter inbeslagneming” doc.code 2011200910e.DZK dd. 30 november 2020, inclusief bijlage, bestaande uit een lijst van inbeslaggenomen goederen, map beslagdossier, p. 500091.
18.PVB ‘handschriftvergelijking [verdachte] ” doc.code 2101131430.AMB dd. 25 januari 2020 inclusief bijlage, bestaande uit foto’s van de notitieboekjes, map overzicht ambtshandelingen, p. 600153.
19.PVB “identificatie van de gebruiker aangeduid als Tmiz ” doc.code AMB-091 dd. 28 november 2019, map overzicht ambtshandelingen, p. 600062.
20.Zie voetnoot 19.
21.Zie voetnoot 19.
22.Zie voetnoot 19.
23.Zie voetnoot 19.
24.Zie voetnoot 19.
25.PVB “ontvangst PB bevindingen AMB-099 (Onz. Alpe d’Huez, FIOD)” doc.code 2101041206.AMB dd. 26 januari 2021, map overzicht ambtshandelingen, p. 600067.
26.Aanvullend PVB “identificatie van de gebruiker van ennetcom e-mailaccount [e-mailaccount] @ennetcom.com” doc,code AMB-091A dd. 27 oktober 2020, map overzicht ambtshandelingen, p. 600065.
27.Zie voetnoot 26.
28.PVB “vermoedelijke identificatie van [medeverdachte] als ‘ [bijnaam 1] ’” doc.code 2009241500.AMB dd. 15 oktober 2020, PD [medeverdachte] , p. 203056.
29.Zie voetnoot 28.
30.Zie voetnoot 28.
31.Zie voetnoot 28.
32.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte] als getuige ter terechtzitting van 1 december 2022.
33.Zie voetnoot 28.
34.Zie voetnoot 28.
35.Zie voetnoot 28.
36.Zie voetnoot 28.
37.Zie onder meer: PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 01”, doc.code 2209070818.AMB dd. 25 oktober 2022 (
38.Zie voetnoot 37.
39.Zie voetnoot 37.
40.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 december 2022.
41.Zie voetnoot 1.
42.Zie voetnoot 1.
43.Zie voetnoot 1.
44.Zie voetnoot 1.
45.Zie voetnoot 1.
46.De nummering in de linker kolom is een nummering die door de politie om praktische redenen aan de valselijk opgemaakte paspoorten is gekoppeld.
47.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 13”, doc.code 2209070815.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
48.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 02”, doc.code 22101426.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
49.PVB “afbeeldingen PV bij ZD 07”, doc.code 2209191142.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
50.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 15”, doc.code 2209270944.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
51.Zie voetnoot 47.
52.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 06”, doc.code 2210071312.AMB d.d. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
53.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD14”, doc.code 2209262006.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
54.Zie voetnoot 48.
55.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD 01,” doc.code 2209070818.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
56.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD09,” doc.code 2221091627.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
57.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD04,” doc.code 2209120902.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
58.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD10,” doc.code 2209231336.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
59.Zie voetnoot 47.
60.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD11,” doc.code 2209261222.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
61.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD12”, doc.code 2210071528.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
62.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD08”, doc.code 2210071426.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
63.Zie voetnoot 58.
64.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 03, doc.code 2209070835.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
65.PVB “vaststellen van het ambtenaarschap van [medeverdachte] ”, doc.code 2008270705.AMB dd. 27 augustus 2020, PD [medeverdachte] , p. 203052, inclusief bijlagen, bestaande uit de verklaring en eed/belofte.
66.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 03”, doc.code 2209070835.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
67.Zie voetnoot 65.
68.Zie voetnoot 1.