5.3.1.Identificatie van Ennetcom-gebruikers
De rechtbank zal in deze paragraaf eerst uiteenzetten waarom zij vindt dat verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de aan hem toegeschreven Ennetcom-accounts waarmee berichten zijn verstuurd. Vervolgens zal worden ingegaan op de identificatie van [naam 2] , de broer van verdachte, als zijnde de gebruiker van de aan hem toegeschreven accounts en de identificatie van [medeverdachte] als degene die in de berichten wordt aangeduid met ‘ [bijnaam 1] ’.
Omwille van de leesbaarheid wordt in dit vonnis een Ennetcom-gebruikersnaam aangeduid met het woord ‘gebruiker’, gevolgd door enkel de eerste vier tekens van de naam en een asterisk (‘*’). Een Ennetcom-gebruikersnaam is gekoppeld aan (de toegang tot) een Ennetcom-account.
Op 15 april 2016 voert gebruiker [gebruiker 1] *een conversatie met gebruiker [gebruiker 2] *. Het bericht is gevonden nadat in de beschikbare Ennetcom-data was gezocht op de naam ‘ [bijnaam 2] ’, één van de bijnamen van [naam 1] .
De rechtbank begrijpt dat het woord ‘gebost’ straattaal voor is (op)gepakt worden. Het woord ‘boekje’ wordt in het criminele milieu gebruikt als vervangende term voor een paspoort. Daarnaast is ‘1 k(opi)’ straattaal voor € 1.000,-.
Uit dit bericht blijkt dat de aanhouding van [naam 1] , die op 15 april 2016 bekend werd gemaakt in de media,in combinatie met de vondst van het valselijk opgemaakte paspoort door de Ierse autoriteiten, voor gebruiker [gebruiker 1] * kennelijk aanleiding was om iemand met de (bij)naam ‘ Cesar ’ naar ‘die vrouw’ te sturen. In ruil voor het zwijgen moest Cesar haar € 1.000,- geven.
Er heeft vervolgens onderzoek plaatsgevonden naar de drager van de (bij)naam ‘ Cesar ’. Hiervoor zijn de datasets met Ennetcom-berichten uit onder meer 26Tandem doorzocht en het desbetreffende proces-verbaal uit 26Tandem gevoegd bij het procesdossier van Santander.
Identificatie gebruiker ‘ Ce(a)sar ’
(I) Gebruiker [gebruiker 3] *
Op 31 augustus 2015 voert gebruiker [gebruiker 3] * een gesprek met gebruiker [gebruiker 4] *. Deze twee gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Cesar ’ en ‘ Albert ’.
Uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) blijkt dat er maar één kind bij deze naam in combinatie met de geboortedatum kan horen. Het gaat om een jongetje genaamd [zoon] , geboren op [geboortegegevens] . Verdachte is zijn vader. De rechtbank begrijpt dat met ‘v’ de vrouw van verdachte wordt bedoeld. Verdachte is gehuwd met [echtgenote] .
Op 6 september 2015 voert gebruiker [gebruiker 3] * een gesprek met de gebruiker van [gebruiker 5] *. In de telefoon van gebruiker [gebruiker 5] * stond gebruiker [gebruiker 3] eveneens opgeslagen als ‘ Cesar ’.
[echtgenote] , de echtgenote van verdachte, heeft verklaard dat haar roepnaam ‘ [roepnaam] ’ is. Dat is ook de manier waarop ze haar eigen naam schrijft. Zij verklaart dat haar zoon [zoon] ook wel ‘ [zoon] ’ wordt genoemd.
Op 25 juni 2015 voert gebruiker [gebruiker 6] * een gesprek met gebruiker [gebruiker 3] *. Deze twee gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Cesar ’ en ‘ TMZnw ’.
De rechtbank stelt vast dat ‘ Cesar ’ de zorg over een klein kind heeft.
De rechtbank heeft de voor de identificatie van gebruiker [gebruiker 3] * redengevende feiten en omstandigheden hierboven uiteengezet. Gebruiker [gebruiker 3] * stond in drie telefoons opgeslagen onder de naam ‘ Cesar ’. De rechtbank merkt daarbij op dat de naam ‘ Cesar ’ zodanig uniek en onderscheidend is, dat de rechtbank het alleen al hierdoor aannemelijk acht dat hiermee in dit dossier één en dezelfde persoon wordt aangeduid.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande vast dat verdachte als ‘ Cesar ’ de hoofdgebruiker is geweest van het account [gebruiker 3] *. De echtgenote van verdachte heeft de telefoon klaarblijkelijk incidenteel gebruikt.
De volgende vraag is of de gebruikersnamen [gebruiker 7] * en [gebruiker 8] * ook aan verdachte kunnen worden gekoppeld.
(II) Gebruiker [gebruiker 7] *
De gebruiker van [gebruiker 7] * stond in de telefoon van gebruiker [gebruiker 9] * opgeslagen als ‘ Cesar 2 ’. Gebruiker [gebruiker 9] * stond in de telefoon van gebruiker [gebruiker 7] * opgeslagen als ‘ tmz ’.Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat wanneer er een nieuw account wordt aangemaakt, dit nieuwe account vaak wordt opgeslagen met de toevoeging van een opvolgend nummer of ‘nieuw’ achter de bijnaam. Ondersteuning hiervoor vindt de rechtbank in de volgordelijkheid:
- de naam ‘ Cesar ’ is in gebruik in augustus en september 2015, en:
- de naam ‘ Cesar 2 ’ is in gebruik in oktober 2015.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte ook de gebruiker was van account [gebruiker 7] *.
(III) Gebruiker [gebruiker 8] *
Op 18 april 2016 vond een gesprek plaats tussen gebruikers [gebruiker 8] * en [gebruiker 1] *. Deze gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Ceasar ’ en TMZ3 ’.Overigens blijkt uit het procesdossier dat gebruiker [gebruiker 8] * ook als ‘ Ceasar ’ stond opgeslagen in de telefoon van gebruiker [gebruiker 2] *. In de telefoon van de gebruiker [gebruiker 10] * stond deze gebruiker opgeslagen als ‘ Cesar nw’.Gebruiker [gebruiker 8] * stond dus in twee telefoons opgeslagen onder de naam ‘ Ceasar ’. De rechtbank merkt daarbij op dat de naam ‘ Cesar ’ en ‘ Ceasar ’ zodanig op elkaar lijken dat deze door elkaar kunnen worden gebruikt. De rechtbank stelt vast dat Cesar de gebruiker is van [gebruiker 8] *.
De rechtbank stelt ook vast dat de gebruiker van de accounts [gebruiker 1] * [gebruiker 6] * de naam Cesar ( [gebruiker 3] *) dan wel Caesar ( [gebruiker 8] *) heeft opgeslagen in zijn telefoon. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de naam ‘ Cesar ’ en ‘ Ceasar ’ die zijn opgeslagen bij meerdere gebruikers dezelfde gebruiker is.
Onderstaand bericht aan gebruiker [gebruiker 1] * ( Tmz3 ) van [gebruiker 8] * ( Ceasar ) met daarna een antwoord van [gebruiker 1] * lijkt een overzicht van (financiële) administratie te bevatten, waarbij enkel bijnamen worden genoemd, zoals ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 4] ’ en ‘ [bijnaam 1] ’. Ook ‘ Cesar ’ komt in dit bericht voor.
(Zie de gekaderde tekst op de volgende pagina).
De woning van verdachte in [woonplaats] is op 26 november 2020 doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn onder meer zes PGP-telefoons (‘
pretty good privacy’-telefoons) en een zwart notitieblok aangetroffen.Het zwarte notitieblok werd aangetroffen in het tv-meubel in de woonkamer.
In het zwarte notitieblok staan (bij)namen vermeld zoals ‘ [bijnaam 5] ’, ‘ [bijnaam 6] ’, ‘ [bijnaam 7] ’ en ‘ [bijnaam 8] ’. De rechtbank stelt vast dat zowel het hiervoor weergegeven Ennetcom-bericht van Ceasar ( [gebruiker 8] *) van 18 april 2016, als de bij verdachte aangetroffen lijst in het zwarte notitieblok door het gebruik van data, (bij)namen en getallen lijken op overzichten van administratie van dezelfde persoon. Daarbij is van belang dat het de rechtbank bekend is dat met ‘k’ of ‘m’ een verkorte weergave van een bedrag wordt genoemd. Daarbij is 1k = € 1.000,- en 1m = € 1.000.000,-.
De rechtbank stelt vast, op grond van deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, dat verdachte als ‘ Ce(a)sar ’ de gebruiker is geweest van het account [gebruiker 8] *. Verder duiden de Ennetcom-berichten, in samenhang met de aangetroffen administratie, erop dat verdachte boekhouder was voor ‘ TMZ (3)'.
Conclusie identificatie verdachte als Ce(a)sar
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte degene is geweest die als Ce(a)sar tussen juni 2015 en april 2016 gebruik heeft gemaakt van de drie voornoemde Ennetcom-accounts.
Identificatie ‘ tm(i)z ’ als [naam 2]
De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande blijkt dat de accounts die zijn gekoppeld aan de gebruiker Ce(a)sar steeds ook een gebruiker met de naam ‘ tmz ’ of ‘ tmiz ’ heeft opgeslagen. Zoals hieronder zal worden vastgesteld, wordt met de gebruiker ‘ tm(i)z ’ de broer van verdachte bedoeld, te weten [naam 2] .
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in de door hem naar voren gebrachte gesprekken en notities geen aanleiding om van deze vaststelling af te wijken. Dat er rechtstreeks (Ennetcom-)contact was tussen verdachte en zijn broer [naam 2] , maakt nog niet dat deze broer enkel rechtstreeks (Ennetcom-)contact met verdachte heeft gehad. Hij kan ook in Ennetcom-contacten met derden naar zijn broer (‘ Cesar ’) hebben verwezen.
Daarnaast zijn er meerdere verklaringen mogelijk voor de omstandigheid dat de gebruiker ‘ Cesar ’ zelf het navolgende bericht (notitie 1) heeft opgeslagen, waarin wordt gesproken over Cesar .
Een van de redenen kan zijn dat ‘ Cesar ’ dit bericht doorgestuurd heeft gekregen en vervolgens als uit te voeren opdracht kortweg heeft opgeslagen. Zo zouden er ook meerdere redenen kunnen zijn waarom verdachte de volgende notitie (notitie 3) pas in 2016 is opgeslagen.
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat bij haar geen naam van haar contactpersoon bekend was. Wellicht was dit wederzijds en wist verdachte, haar contactpersoon, ook niet wat de (achter)naam was van de persoon die hij in de Ennetcom-berichten aanduidt als ‘ [bijnaam 1] ’. Voorts acht de rechtbank – zoals zij hieronder uiteen zal zetten - de verklaring van [medeverdachte] dat zij haar contactpersoon na maart 2014 niet meer heeft gezien ongeloofwaardig.
Dit betekent dat de rechtbank in de door de verdediging naar voren gebrachte argumenten, geen contra-indicaties treft voor de vaststelling dat verdachte de hoofdgebruiker is van de accounts van Ce(a)sar .
Gebruiker [gebruiker 11] *
Op 24 juli 2014 stuurt gebruiker [gebruiker 12] * het volgende bericht naar gebruiker [gebruiker 11] *:
Tmiz :
Broo ken je [naam 3] .
Ajaa :
Jaaa ken je [naam 4]
Tmiz :
jaaaa dat s de neef van [naam 5]
Hhhhhhhh broo helemaal leip maken me gek.
Gebruikers [gebruiker 12] * en [gebruiker 11] * hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Ajaa ’ (als gebruiker van [gebruiker 12] *) en ‘ Tmiz ’ (als gebruiker van [gebruiker 11] *).Met bovenstaand bericht wordt, door gebruiker [gebruiker 12] *, een foto aan [gebruiker 11] * meegestuurd. Een verbalisant stelt vast dat ‘de man rechts op de foto sterke gelijkenissen vertoont met de politiefoto van [naam 2] ’.
Op 28 augustus 2014, enkele uren na de liquidatie van [naam 6] , vindt het volgende Ennetcomgesprek plaats tussen gebruiker [gebruiker 11] * en gebruiker [gebruiker 13] *:
De gebruikers hadden elkaar opgeslagen als respectievelijk ‘ Tmiz ’ (als gebruiker van [gebruiker 11] *) en ‘ Junior ’ (als gebruiker van [gebruiker 13] *).
Op 23 september 2014 is [naam 2] in het onderzoek Halcones door de Spaanse autoriteiten gehoord. Hij verklaarde onder meer dat hij, de dag voor de liquidatie van [naam 6] , met die [naam 6] bij de Deutsche Bank in Marbella was geweest.
De rechtbank is van oordeel dat, deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat [naam 2] de gebruikersnaam ‘ Tmiz ’ heeft en de gebruiker is geweest van het account [gebruiker 11] *.
Gebruikers [gebruiker 6] *, [gebruiker 1] *, [gebruiker 9] * en [gebruiker 14] *
[naam 2] was gedetineerd in Ecuador en omstreeks 16 juli 2014 door de Ecuadoriaanse autoriteiten vrijgelaten.De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 2] de bijnaam ‘ Tmiz ’ heeft.
Op 16 juli 2014 stuurt gebruiker [gebruiker 12] * aan diverse personen het bericht:
Een dag later, op 17 juli 2014, stuurt de gebruiker [gebruiker 15] * het volgende bericht aan [gebruiker 11] *:
“Hamd broo gewoon lekker tg.. tmz s buiten gelukkig gewoon lekker ouwe..”
Op grond van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat met ‘ Tmiz ’ en ’ TMZ ’ één en dezelfde persoon wordt bedoeld, te weten [naam 2] .
Zoals hierboven al is vastgesteld, stonden gebruikers [gebruiker 6] * en [gebruiker 1] * opgeslagen als respectievelijk ‘ TMZnw ’ en ‘ TMZ3 ’ in de telefoon van de gebruikers [gebruiker 3] * (‘ Cesar ’) en [gebruiker 8] * (‘ Caesar ’). Daarnaast stond de gebruiker van [gebruiker 9] * in de telefoon van [gebruiker 7] * (‘ Cesar 2 ’) opgeslagen als ‘ tmz ’. Ook stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat de gebruiker [gebruiker 14] * in de telefoon van de gebruiker [gebruiker 3] * (‘ Cesar ’) stond opgeslagen als ‘ Tmx back up ’.
Nu de aanduidingen ‘ Tmiz ’ en ‘ TMZ ’ voldoende onderscheidend zijn, stelt de rechtbank vast dat de accounts [gebruiker 6] *, [gebruiker 1] *, [gebruiker 3] * en [gebruiker 9] * eveneens toebehoorden aan [naam 2] . De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt voor de gebruiker [gebruiker 14] *, nu het waarschijnlijk is dat sprake is van een tikfout van de x in ‘ tmx back up ’. De ‘x’ zit immers op het toetsenbord naast de ‘z’.
Conclusie identificatie [naam 2]
De voorgaande opsomming van omstandigheden wijst erop dat de naam ‘ tm(i)z ’ gekoppeld is aan zowel gebruiker [gebruiker 11] als aan gebruiker [gebruiker 6] *, gebruiker [gebruiker 1] *, gebruiker [gebruiker 9] * en gebruiker [gebruiker 14] * en dat daaraan dus dezelfde gebruiker is gekoppeld, namelijk [naam 2] .
Eindconclusie identificatie Ennetcom-gebruikers
De rechtbank stelt vast dat de volgende accounts door de volgende personen werden gebruikt:
Personen
Ennetcom-account
Bijnaam Ennetcom
Verdachte [verdachte]
[gebruiker 3] *
[gebruiker 8] *
[gebruiker 7] *
Cesar
Ceasar & Cesar nw
Cesar 2
[naam 2]
[gebruiker 11] *
[gebruiker 6] *
[gebruiker 1] *
[gebruiker 9] *
[gebruiker 14] *
Tmiz
TMZnw
TMZ3
tmz
Tmx back up
Gelet op bovenstaande vaststellingen zal in het vervolg in het vonnis niet het account of de gebruikersnaam worden genoemd, maar de naam van de daaraan gekoppelde persoon
Identificatie van ‘ [bijnaam 1] ’
[medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat zij na maart 2014 aan haar contactpersoon een smoes heeft verteld, omdat zij geen vervalste paspoorten meer wilde opmaken. Zij heeft daarbij aangegeven dat ze deze contactpersoon na 2014 niet meer heeft gezien.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] op dit laatste punt ongeloofwaardig. [medeverdachte] heeft weliswaar verklaard dat zij de paspoorten heeft opgemaakt, maar daarbij onder meer ter terechtzitting aangegeven dat zij alleen over zichzelf wil verklaren en over de periode waarin zij de paspoorten valselijk heeft opgemaakt en uitgegeven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij zich steeds (in haar eigen zaak) op haar zwijgrecht heeft beroepen en pas bij haar verhoor bij de rechter-commissaris in november 2022 is gaan verklaren. Dit nadat zij kennis had genomen van het dossier.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] kan worden aangemerkt als de persoon die in de navolgende Ennetcom- berichten en notities wordt aangemerkt als ‘ [bijnaam 1] ’. De rechtbank weegt daarbij mee dat [medeverdachte] op 1 juli 2003 als ambtenaar in dienst is getreden bij de gemeente Den Haag. Zij is in de periode van 2009 tot en met 2014 werkzaam geweest in de functies van allround medewerker en medewerker basis bij het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] en als medewerker basis bij [stadsdeelkantoor] .
Daarnaast neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking.
‘ [bijnaam 1] ’ in de Ennetcom-berichten
Op 22 augustus 2015 heeft de volgende conversatie plaatsgevonden tussen [naam 2] en verdachte.
Op 17 april 2020 is door de gemeente Den Haag een back-up van de mailbox van [medeverdachte] verstrekt. In haar mailbox werd het volgende bericht aangetroffen.
Daarnaast is op 6 oktober 2015 door verdachte aan [naam 2] het volgende bericht verzonden.
Zoals hierboven al is opgemerkt, heeft [medeverdachte] verklaard dat zij op enig moment een smoes heeft gebruikt tegen haar contactpersoon om geen aanvragen voor paspoorten meer te hoeven af te handelen. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij niet meer precies wist wat hierover tegen haar contactpersoon heeft gezegd. Na de vraag van de voorzitter of het kon zijn dat het ging om de afdeling van Nederlanders in het buitenland, heeft zij aangegeven dat het kan zijn dat ze dit heeft gezegd. Op die afdeling worden namelijk geen paspoorten afgegeven.
Daarnaast maakt het proces-verbaal van 26Tandem melding van een tweetal notities die door verdachte op 15 april 2016 waren opgeslagen op zijn account. Dit is na het bericht dat [naam 1] was opgepakt (conversatie 1). Hierbij dient te worden opgemerkt dat het valselijke opgemaakte paspoort dat in Ierland bij [naam 1] is aangetroffen, was voorzien van een foto van [naam 1] en op naam stond van [naam 7] .
Op 16 april 2016 is bij verdachte de volgende notitie opgeslagen:
De voornaam van [medeverdachte] is [voornaam] . Zij is gehuwd met [naam 8] .
Drie dagen later is door verdachte onderstaand bericht verstuurd aan [naam 2] :
De rechtbank heeft voornoemde redengevende feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat met ‘ [bijnaam 1] ’ [medeverdachte] wordt bedoeld.
De volgende vraag waar de rechtbank voor staat, is of verdachte in de ten laste gelegde periode de contactpersoon is geweest waar [medeverdachte] over spreekt. Voordat de rechtbank ingaat op deze vraag, zal zij eerst de modus operandi bij de paspoortvragen in de ten laste gelegde periode uiteenzetten.
5.3.3.Was verdachte de contactpersoon van [medeverdachte] ?
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte in de ten laste gelegde periode de contactpersoon van [medeverdachte] is geweest, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende berichten.
Op 15 april 2016 werd onderstaand bericht verzonden door [naam 2] aan gebruiker [gebruiker 2] *.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat met ‘die vrw’ een vrouw wordt bedoeld, te weten [medeverdachte] . Bij deze vaststelling slaat de rechtbank acht op de voornoemde notities met de naam van zowel de katvanger van het paspoort van [naam 1] , als de namen van [medeverdachte] en haar echtgenoot. Daarbij blijkt uit het bericht dat [medeverdachte] informatie heeft over het paspoort (boekje) van ‘ [bijnaam 2] ’. [naam 2] wenst dat aan [medeverdachte] ‘weer’ een bedrag van € 1.000,- wordt gegeven. Dit duidt erop dat zij al eerder € 1.000,- heeft gekregen. Verdachte moet vervolgens bij [medeverdachte] langsgaan. Dit insinueert dat verdachte wordt aangestuurd door zijn broer en hij in opdracht van zijn broer contact heeft gehad met [medeverdachte] .
Op 13 augustus 2015 vond een conversatie plaats tussen verdachte en [gebruiker 16] *. Deze gebruiker stond bij verdachte opgeslagen als ‘ [bijnaam 9] ’.
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte specifieke kennis had over het systeem van paspoortaanvragen. [bijnaam 9] vraagt immers aan hem of iemand de aanvraag voor een eigen paspoort in zijn eigen stadsdeel kan doen en of dat al een keer is gedaan. Verdachte antwoordt dat dat kan, maar dat het beter is om het bij ‘die vrouw’ te doen, omdat als er geen paspoort wordt ingeleverd ze in het systeem naar het oude kunnen kijken. Hierop wordt afgesproken dat diegene zijn paspoort bij haar zal halen, net zoals ze bij die ‘mongool’ hebben gedaan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte op de vraag van [bijnaam 9] of het al een keer is gedaan, antwoordt met wat zijn ervaringen zijn geweest. Blijkbaar zijn er eerdere paspoortaanvragen geweest.
Op 22 augustus 2015 vond de volgende conversatie plaats tussen verdachte en [naam 2] .
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [naam 2] op zoek is naar een naam die hoort bij een pasfoto en het adres waar diegene is ingeschreven. Verdachte heeft deze informatie aan [medeverdachte] gevraagd, maar zij kon die persoon niet vinden. Verdachte heeft die periode meer namen ingeschreven bij ‘een koelie’ (de rechtbank begrijpt: een katvanger). Verdachte stuurt [bijnaam 10] .
Ook leidt de rechtbank uit dit gesprek af dat er in een eerdere periode paspoorten valselijk zijn opgemaakt door verdachte. Het is onduidelijk in welke periode dit heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geen uitleg willen geven en het feit in algemene zin ontkend. Hij heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 6 oktober 2015 vindt de volgende conversatie plaats tussen verdachte en [naam 2] .
[medeverdachte] heeft aan verdachte aangegeven dat ze ‘
nog steeds’niks kan doen. [naam 2] heeft vervolgens aan verdachte opdracht om haar 1kp te geven (de rechtbank begrijpt: € 1.000,- ). De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte hier spreekt over
‘al het geld’. Kennelijk is er al eerder geld aan [medeverdachte] gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het geheel van deze omstandigheden schreeuwt om een verklaring van de verdachte. Die verklaring is uitgebleven: verdachte ontkent bij de ten laste gelegde feiten betrokken te zijn en heeft zich verder beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank komt op basis van de inhoud van de voornoemde gesprekken en de verklaring van [medeverdachte] dat zij een vast contactpersoon had, tot de slotsom dat buiten redelijke twijfel kan worden aangenomen dat verdachte niet alleen in de periode 2015-2016 de contactpersoon is geweest van [medeverdachte] , maar dat ook in de jaren daarvoor haar contactpersoon is geweest en kennelijk ook is gebleven, waaronder in de ten laste gelegde periode. Onder het kopje ‘Identificatie van ‘ [bijnaam 1] ’ heeft de rechtbank overwogen de verklaring van [medeverdachte] , voor zover inhoudende dat zij na 2014 haar contactpersoon niet meer heeft gezien, ongeloofwaardig te vinden.
Verweer van de raadsman ten aanzien van de identificatie van verdachte als contactpersoon
De raadsman heeft ter terechtzitting erop gewezen dat in meerdere berichten over ‘ [bijnaam 10] ’ wordt gesproken. Hij wijst daarbij op ‘conversatie 4’ in het dossier. Gelet op de identificatie van de gebruikers gaat de rechtbank uit van een berichtenwisseling tussen verdachte en zijn broer [naam 2] .
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman zo, dat nu onduidelijk is gebleven wie [bijnaam 10] is, [bijnaam 10] ook de contactpersoon zou kunnen zijn waar [medeverdachte] over spreekt. De rechtbank leest echter in conversatie 4 dat [bijnaam 10] juist niet als de contactpersoon van [medeverdachte] moet worden gezien, maar als één van de katvangers. [bijnaam 10] moet immers ‘
haar vertelle om te doen net als of hij hem is’. Dit was
‘Oim in te schrijve’en vervolgens om het paspoort te laten blokkeren. De contactpersoon, zoals blijkt uit de modus operandi, regelde katvangers die vervolgens naar medeverdachte [medeverdachte] werden gestuurd om daar een paspoort aan te vragen. Vaak werden die katvangers dan tijdelijk ingeschreven in de BRP van de gemeente ’Den Haag.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank leidt af uit conversatie 4 dat een paspoort van een man die voornemens was om naar Zuid-Amerika te vertrekken, eerst moest worden geblokkeerd. Voordat dit paspoort kon worden geblokkeerd, moest [bijnaam 10] naar [medeverdachte] en haar vertellen te doen of hij een ander is.