ECLI:NL:RBAMS:2022:7663

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
13/751677-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in een Europees aanhoudingsbevel

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 5 november 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 17 juli 2020 door het Functioneel Parket in Sofia, Bulgarije, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1968, is in Nederland ingeschreven en heeft zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 1 december 2022 was de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. E.H.C.K. Reijans, en een tolk in de Turkse taal.

De rechtbank constateert dat de termijn van 90 dagen, waarbinnen zij ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en de rechtbank heeft de inhoud van het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van eerdere beschikkingen en aanklachten tegen de opgeëiste persoon.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, verwijzend naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank volgt dit standpunt en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Scheijde, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en H.P. Kijlstra, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751677-20
RK nummer: 20/5249
Datum uitspraak: 1 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 november 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2020 door het Functioneel Parket in Sofia (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat te Echt, en door een tolk in de Turkse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van het volgende:
“- Bij een beschikking van 31-03-2020 werd de betrokkene als beschuldigde aangeklaagd ingevolge artikel 269, lid 3, sub 2 jo. artikel 206 van het Wetboek van Strafvordering wegens een begaan misdrijf volgens artikel 321, lid 6, van het Strafwetboek.
- Bij een beschikking van 13-05-2020 werd er ingevolge artikel 64, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering een aanhouding gedurende 72 uur bevolen met het oog op het medebrengen van de betrokkene naar de rechtbank, te rekenen vanaf zijn medebrenging op het grondgebied van het land.”

4.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat - onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 maart 2021, C-648/20 PPU, ECLI:EU:C:2021:187 (Svishtov Regional Prosecutor’s Office) - niet is voldaan aan het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming. Het EAB is namelijk uitgevaardigd op 17 juli 2020 door een Bulgaarse officier van justitie en is gebaseerd op een nationaal aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd door een Bulgaarse officier van justitie op 13 mei 2020, terwijl tegen geen van beide bevelen een rechterlijke voorziening openstaat of open heeft gestaan.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt. [1]

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie Rb. Amsterdam 1 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5550.