ECLI:NL:RBAMS:2022:7663
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in een Europees aanhoudingsbevel
Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 5 november 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 17 juli 2020 door het Functioneel Parket in Sofia, Bulgarije, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1968, is in Nederland ingeschreven en heeft zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 1 december 2022 was de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. E.H.C.K. Reijans, en een tolk in de Turkse taal.
De rechtbank constateert dat de termijn van 90 dagen, waarbinnen zij ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en de rechtbank heeft de inhoud van het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van eerdere beschikkingen en aanklachten tegen de opgeëiste persoon.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, verwijzend naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank volgt dit standpunt en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Scheijde, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en H.P. Kijlstra, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.