ECLI:NL:RBAMS:2022:7647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AMS 22/1010
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Wob-verzoek tot openbaarmaking van informatie over leveranciers van hacksoftware door de korpschef van politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2022 wordt het beroep van [eiseres] tegen de gedeeltelijke openbaarmaking en weigering van informatie door de korpschef van politie beoordeeld. [Eiseres] had een Wob-verzoek ingediend om informatie over leveranciers van hacksoftware in de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 november 2019. De rechtbank onderzoekt of de korpschef terecht heeft besloten om bepaalde documenten niet openbaar te maken en of de zoekslag naar documenten voldoende was. De rechtbank oordeelt dat de korpschef niet uitputtend heeft gezocht en dat er motiveringsgebreken zijn in het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de gedeeltelijke weigering van de Nota Leveranciers binnendringsoftware en draagt de korpschef op deze nota alsnog openbaar te maken. De rechtbank oordeelt dat de korpschef de inventarislijst van documenten niet hoefde te verstrekken, maar dat de motivering van de weigering van documenten tekortschiet. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging niet correct is uitgevoerd en dat de korpschef de documenten die niet onder de weigeringsgronden vallen, alsnog moet openbaar maken. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de noodzaak voor de overheid om verantwoording af te leggen over haar handelen, vooral in het licht van mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1010
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2022 in de zaak tussen
[eiseres], gevestigd in Amsterdam, eiseres ( [eiseres] )
( [gem. eiseres] ),
en
de korpschef van politie, verweerder (de korpschef)
(gemachtigde: mr. drs. J.C.M. Robbers).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de gedeeltelijke openbaarmaking en de gedeeltelijke weigering tot openbaarmaking door de korpschef van een Wob [1] -verzoek van [eiseres] . Hierin heeft [eiseres] – kort gezegd – verzocht om openbaarmaking van informatie over leveranciers van hacksoftware in de periode 1 januari 2014 tot en met 5 november 2019. Het volledige Wob-verzoek is opgenomen in bijlage 1 bij deze uitspraak.
Met een besluit van 5 november 2019 (het primaire besluit) heeft de korpschef beslist:
voor wat betreft punt 1 van het Wob-verzoek, om drie (concept) beleidsnota’s en acht
e-mails deels openbaar te maken en deels openbaarmaking te weigeren op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob en artikel 10, tweede lid, onder e en onder g, van de Wob; en
voor wat betreft punt 2 tot en met punt 6 van het Wob-verzoek, om in het geheel geen mededelingen te doen onder verwijzing naar artikel 68 van de Grondwet als bijzondere openbaarmakingsregeling die voorgaat op de Wob.
[eiseres] heeft hiertegen op 12 december 2019 bezwaar gemaakt.
Met een besluit van 28 maart 2022 heeft de korpschef het primaire besluit ingetrokken voor zover het onderdeel B betreft. In dit besluit heeft de korpschef vervolgens voor wat betreft de punten 2, 3 en 5 van het Wob-verzoek beslist dat hij niet beschikt over overzichtslijsten van leveranciers van hacksoftware en niet verplicht is om niet-bestaande informatie te vervaardigen. Voor wat betreft punt 4 en punt 6 van het Wob-verzoek heeft de korpschef documenten aangetroffen, maar deze documenten worden integraal geweigerd onder verwijzing naar meerdere weigeringsgronden van de Wob [2] . Hoewel volgens de korpschef de uitkomst van de belangenafweging in beginsel per informatiedrager of per onderdeel gemotiveerd moet worden, kan een andere dan een ‘kale’ motivering niet worden gegeven zonder zicht te bieden op de aard of de inhoud van de documenten.
Met een besluit van 11 april 2022 heeft de korpschef het bezwaar van [eiseres] gegrond verklaard en verwezen naar de motivering in het besluit van 28 maart 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder is namens de korpschef een medewerker verschenen.
Ter zitting heeft de korpschef kenbaar gemaakt dat het besluit van 28 maart 2022 moet worden gezien als onlosmakelijk verbonden met de beslissing op bezwaar van 11 april 2022. De rechtbank gaat op basis hiervan uit van één besluit van11 april 2022 (het bestreden besluit).
Ter zitting heeft [eiseres] te kennen gegeven dat geen oordeel van de rechtbank meer nodig is over het beroep dat zij instelde tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar van 19 december 2019.
De rechtbank heeft de zaak heropend, omdat de korpschef extra documenten heeft aangetroffen en een aanvullend bestreden besluit heeft genomen van 19 september 2022. [eiseres] heeft vervolgens gereageerd. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt de vraag of de korpschef terecht tot een gedeeltelijke openbaarmaking en een gedeeltelijke weigering van het Wob-verzoek heeft mogen komen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die [eiseres] heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De door de korpschef niet en gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten zijn met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank toegezonden. [eiseres] heeft aan de rechtbank toestemming verleend om kennis te nemen van de niet openbaar gemaakte (delen van) documenten als bedoeld in artikel
8:29, vijfde lid, van de Awb.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in bijlage 2 bij deze uitspraak. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft. De Woo is dus van toepassing als met ingang van 1 mei 2022 wordt beslist op Wob-verzoeken. Gelet op de datum van het bestreden besluit en het aanvullende besluit van 19 september 2022 oordeelt de rechtbank in deze zaak deels nog met toepassing van de Wob en deels met toepassing van de Woo.
Is de korpschef te beperkt geweest in haar zoekslag naar documenten?
4. Volgens [eiseres] is de korpschef niet uitputtend geweest in zijn zoekslag en is geen uitvoering gegeven aan de vragen die in het Wob-verzoek zijn neergelegd. Volgens [eiseres] is het in beginsel juist dat de Wob niet geldt voor niet-bestaande informatie en dat de Wob geen verplichting bevat om niet-bestaande informatie te vervaardigen. Daartegenover staat dat conform artikel 7 van de Wob de mogelijkheid bestaat om zelf een overzicht te maken. Indien de korpschef dat overzicht niet heeft of niet kan of wil maken, heeft [eiseres] verzocht om de (bron)documenten waarmee zij zelf een dergelijk overzicht kan maken. De korpschef geeft er volgens [eiseres] geen blijk van naar zulke (bron)documenten te hebben gezocht.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [3] is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
6. Ter zitting heeft de korpschef desgevraagd een nadere toelichting gegeven op de zoekslag die is gemaakt. De rechtbank ziet geen gronden om aan te nemen dat de zoekslag te beperkt is geweest. De korpschef heeft ter zitting wel melding gedaan van aanvullende Wob-documenten die zijn aangetroffen en dat er een nieuw (aanvullend) besluit van 19 september 2022 is genomen. De rechtbank heeft om die reden het onderzoek heropend, zodat deze documenten kunnen worden ingebracht en beoordeeld door de rechtbank.
Is er sprake van een of meerdere gebreken aan het bestreden besluit?
7. Volgens [eiseres] is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Zo wordt volgens [eiseres] in het geheel voorbij gegaan aan de bezwaren die zijn aangevoerd tegen het primaire besluit ten aanzien van de gedeeltelijk geopenbaarde documenten, onder onderdeel A. In het mondelinge verweer ter zitting van de korpschef is toegelicht dat door een verkeerde lezing van het bezwaarschrift er in het bestreden besluit geen heroverweging heeft plaatsgevonden van het in het primaire besluit van 5 november 2019 omschreven onderdeel A. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit onderdeel inderdaad sprake is van een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Dit geeft aanleiding om het beroep in ieder geval ten aanzien van deze grond gegrond te verklaren.
Heeft de korpschef terecht delen van documenten bij het primaire besluit onder A niet openbaar gemaakt?
8. De rechtbank stelt, na bestudering van deze stukken, die plaatsvond met instemming van partijen, vast dat de gelakte stukken deels betrekking hebben op persoonsgegevens. Het niet openbaar maken van deze gegevens is in overeenstemming met artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. [eiseres] maakt ook geen bezwaar tegen het niet openbaar maken van deze gegevens. Voor wat betreft de Nota Leveranciers binnendringsoftware versie 13 maart 2019 is de rechtbank van oordeel dat geen van de overige in de wet genoemde uitzonderingsgronden aan de orde is. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze nota in zijn geheel, behoudens persoonsgegevens en persoonlijke beleidsopvattingen, openbaar worden gemaakt. De overige stukken onder A betreffen documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob kan openmaking hiervan achterwege blijven.
9. Verder is volgens [eiseres] met betrekking tot onderdeel B geen overzicht (inventarislijst) van de aangetroffen documenten gegeven, met daarbij per document een afweging ten aanzien van de openbaarheid. Door de en/of-constructie die de korpschef toepast blijft het onduidelijk welke weigeringsgronden daadwerkelijk zijn toegepast. De motivering van het bestreden besluit schiet daarom tekort. Bovendien is het onmogelijk om na te gaan of de belangenafweging voor wat betreft de weigeringsgronden van artikel
10, tweede lid, van de Wob heeft plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak moet in principe per documentonderdeel een opvatting over de openbaarmaking worden kenbaar gemaakt. De korpschef heeft dit nagelaten per document te doen. De rechtspraak waar de korpschef naar verwijst, gaat volgens [eiseres] niet op, omdat die ziet op informatie die afkomstig is van veiligheidsdiensten.
10. De rechtbank is het op zich eens met [eiseres] dat de door de korpschef aangehaalde uitspraken van de Afdeling betrekking hebben op andere wetgeving dan in deze zaak. Dat betekent echter niet zonder meer dat niet enige reflexwerking van deze wetgeving uit kan gaan in een zaak als deze die qua onderwerp dicht tegen het onderwerp van die andere wetgeving aan schuurt. De rechtbank kan echter pas een oordeel vellen over de redelijkheid van de door de korpschef gemaakte keuze om aan [eiseres] geen inventarislijst van documenten met bijbehorende uitzonderingsgronden ter beschikking te stellen na kennisname van de inhoud van deze documenten. De rechtbank zal zich bij het oordeel over de documenten zelf uitspreken over deze door [eiseres] aangevoerde grond. Aan de rechtbank is overigens wel een inventarislijst ter beschikking gesteld.
Heeft de korpschef terecht alle documenten bij het bestreden besluit onder B in zijn geheel niet openbaar gemaakt?
11. De rechtbank heeft na steekproefsgewijze bestudering van de inhoud van deze documenten vastgesteld dat nagenoeg alle documenten qua inhoud zijn aan te merken als documenten waarbij het openbaar worden van de inhoud van deze documenten een zeer groot risico oplevert dat er ernstige schade wordt toegebracht aan lopende en toekomstige opsporing en vervolging van strafbare feiten (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob). Gezien de aard en de inhoud van de documenten kan de rechtbank haar oordeel niet nader motiveren zonder de aard of de inhoud van de documenten prijs te geven. Nu openbaarmaking van deze documenten alleen al op deze grond achterwege dient te blijven, hoeven de andere door de korpschef aangevoerde weigeringsgronden niet te worden besproken. Voor de enkele documenten die niet onder de hiervoor genoemde weigeringsgrond vallen, geldt dat het gaat om mailverkeer tussen personen dat persoonlijk van aard is. De korpschef heeft openbaarmaking hiervan terecht geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
12. Gezien de beslissing en overweging hierboven kan de rechtbank, bij uitzondering, billijken dat de korpschef de inventarislijst niet kenbaar heeft gemaakt voor [eiseres] , alsmede dat de motivering beperkt is gebleven. De aard en de inhoud van de documenten laten geen andere keuze toe.
Heeft de korpschef terecht alle documenten bij het aanvullende besluit van 19 september 2022 in zijn geheel niet openbaar gemaakt?
13. De korpschef heeft op basis van een aanvullende zoekslag na de zitting een groot aantal documenten aangeleverd die in totaal ruim 2000 bladzijden beslaan. Het gaat om documenten die volgens de korpschef op grond van diverse weigeringsgronden in zijn geheel niet openbaar kunnen worden gemaakt. De documenten zijn voorzien van een inventarislijst met vermelding van de weigeringsgronden per document. De rechtbank heeft deze stukken steekproefsgewijs bekeken en heeft ongeveer 30% van de documenten bekeken. Uit deze steekproef komt als beeld naar voren dat een groot aantal documenten ziet op rapporten en adviezen zoals ook worden benoemd in overweging 11. De rechtbank heeft hiervoor al beslist dat deze documenten zonder meer onder de weigeringsgrond vallen die ziet op het opsporingsbelang. Beoordeling op grond van de Woo maakt dit oordeel in dit geval niet anders. Een ander deel ziet op correspondentie (mailverkeer) tussen personen die op dezelfde grond in zijn geheel kan worden geweigerd. Een beperkt deel van de documenten ziet op correspondentie tussen personen waarbij geen sprake is van zaaksinhoudelijke mededelingen. Deze documenten kunnen met het lakken van persoonsgegevens, mailadressen, data en locatievermeldingen wel openbaar worden gemaakt. De korpschef zal bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar met inachtneming van deze overwegingen van de rechtbank zelf een selectie moeten maken van de documenten die wel deels openbaar kunnen worden gemaakt. Of die documenten – gelet op de inhoud ervan – informatie bevatten die [eiseres] interesseert, is daarbij niet van belang. De korpschef kan natuurlijk wel vooraf daarover met [eiseres] overleg voeren.
Is er sprake van strijd met artikel 10, eerste lid, van het EVRM [4] ?
14. Volgens [eiseres] is sprake van strijd met artikel 10, eerste lid, van het EVRM. Volgens [eiseres] is verzocht om informatie met als doel de beloften van de overheid, zoals neergelegd in het (vorige) regeerakkoord, te controleren. In het regeerakkoord is namelijk vastgelegd dat de overheid geen hacksoftware afneemt van leveranciers die de software verkopen aan landen die de software onethisch gebruiken, bijvoorbeeld als middel waarbij mensenrechten worden geschonden of met als doel journalisten af te luisteren. Als de overheid geen informatie verstrekt over de leveranciers van die software (en/of een lijst van leveranciers waar geen software van wordt afgenomen), is niet te controleren of de overheid zich aan die afspraak houdt. De openbare orde en veiligheid worden geschaad door samen te werken met bedrijven die software leveren aan regimes die mensenrechten schenden. Het publieke belang van openbaarmaking weegt zwaarder volgens [eiseres] . De informatie waar om is verzocht is namelijk cruciaal om een maatschappelijke discussie te voeren over indirecte steun aan de schending van mensenrechten door de Nederlandse Staat en de betrouwbaarheid van de regering betreffende de in het regeerakkoord vastgelegde afspraken.
15. De lijn die de Afdeling hanteert [5] houdt in dat artikel 10 van het EVRM niet vereist dat alle overheidsinformatie wordt verstrekt of openbaar wordt gemaakt. Dat artikel biedt staten die partij zijn bij het EVRM de mogelijkheid om bij wet beperkingen te verbinden aan het verstrekken dan wel openbaar maken van gegevens en documenten. Met de bepalingen over de weigeringsgronden in de Wob is inmenging in het in artikel 10, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht om inlichtingen te ontvangen bij wet voorzien. In het algemeen mag ervan uit worden gegaan dat de wetgever bij het formuleren van de weigeringsgronden in de artikelen 10 en 11 van de Wob heeft voorzien in beperkingen die noodzakelijk zijn in een democratische samenleving met het oog op de in artikel 10, tweede lid, van het EVRM genoemde belangen. De weigeringsgronden van de Wob strekken ter bescherming van een of meer van deze belangen. Dit uitgangspunt staat er niet aan in de weg dat in een bijzondere en concrete situatie aan dit uitgangspunt niet kan worden vastgehouden. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie zich in deze zaak echter niet voordoet. Het beroep op artikel 10 van het EVRM slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
16. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is voor zover de korpschef in het bestreden besluit niet heeft beslist op het bezwaar voor zover dat betrekking heeft op onderdeel A. Het beroep tegen het bestreden besluit is verder ook gegrond voor zover de korpschef de Nota Leveranciers binnendringsoftware versie 13 maart 2019 niet volledig openbaar heeft gemaakt. Het beroep tegen het aanvullende bestreden besluit van 19 september 2022 is gegrond voor zover de documenten ziet op correspondentie tussen personen waarbij geen sprake is van zaaksinhoudelijke mededelingen. Het bestreden besluit dient dan ook in zoverre te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien voor zover het Wob-verzoek ziet op openbaarmaking van de Nota Leveranciers binnendringsoftware versie 13 maart 2019 en de korpschef opdragen deze nota alsnog openbaar te maken. Verder zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het gedeeltelijk vernietigde bestreden besluit. Voor het overige is het beroep ongegrond.
17. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde die niet is aan te merken als iemand die beroepsmatig rechtsbijstand verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
18. Uit artikel 8:74, eerste lid, van de Awb volgt dat de korpschef het betaalde griffierecht van € 365,- aan [eiseres] moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond voor zover daarbij de Nota Leveranciers binnendringsoftware versie 13 maart 2019, behoudens persoonsgegevens en persoonlijke beleidsopvattingen, niet volledig is geopenbaard;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de Nota Leveranciers binnendringsoftware versie 13 maart 2019, behoudens de persoonsgegevens en persoonlijke beleidsopvattingen, niet volledig is geopenbaard;
  • draagt de korpschef op de Nota Leveranciers binnendringsoftware versie 13 maart 2019, behoudens persoonsgegevens en persoonlijke beleidsopvattingen, openbaar te maken;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 19 september 2022 gegrond en draagt de korpschef op om met inachtneming van wat de rechtbank heeft geoordeeld in overweging 13 van deze uitspraak binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 365,- aan [eiseres] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, voorzitter, en mr. M. Greebe en mr. A.M. van Beek, leden, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage 1: het Wob-verzoek van [eiseres] van 5 juni 2019

“Met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzoek ik u, namens [eiseres] , om openbaarmaking van hieronder nader te specificeren informatie voor het tijdsvak 2014 tot en met heden:
Kopie van, subsidiair inzage in, documenten betreffende het beleid ten aanzien screening van leveranciers van hacksoftware. Dit omvat het beleid waarin staat hoe wordt getoetst of een leverancier levert aan dubieuze regimes en, wanneer een overeenkomst tot stand is gekomen, hoe gecontroleerd wordt of een leverancier aan dubieuze regimes is gaan leveren.
Kopie van, subsidiair inzage in, een overzicht van leveranciers van hacksoftware. Hier wordt gevraagd om een lijst inclusief wijzigingen in die lijst met het moment waarop die wijziging is ingetreden. Bijvoorbeeld de naam van de leverancier, gevolgd door de datum waarop een overeenkomst met het bedrijf is aangegaan, en (eventueel) gevolgd door een datum waarop de overeenkomst is beëindigd. Indien een dergelijk overzicht niet bestaat, dan zou [eiseres] graag kopieën van brondocumenten ontvangen waarvan op basis van die documenten zelf een overzicht gemaakt kan worden.
Kopie van, subsidiair inzage in, een overzicht van leveranciers waarvan expliciet niet hacksoftware afgenomen mag worden. Hier wordt gevraagd om een lijst inclusief wijzigingen in die lijst met het moment waarop die wijziging is ingetreden. Bijvoorbeeld de naam van de leverancier, gevolgd door de datum waarop de partij op de lijst terecht is gekomen, eventueel gevolgd door een datum waarop de partij van de lijst is afgehaald. Indien een dergelijk overzicht niet bestaat, dan zou [eiseres] graag kopieën van brondocumenten ontvangen waarvan op basis van die documenten zelf een overzicht gemaakt kan worden.
Kopie van, subsidiair inzage in, documenten en communicatie die betrekking hebben op de leverancier van hacksoftware genaamd NSO Group. Dit omvat overeenkomsten, nota's en emails over de screening van deze partij en de afwegingen van het aangaan, het afzien en het verbreken van een overeenkomst met deze leverancier.
Kopie van, subsidiair inzage in, een overzicht van de onderzoeken naar leveranciers van hacksoftware. Hier wordt gevraagd om een lijst waarin duidelijk wordt naar wie het onderzoek is ingesteld, wanneer het onderzoek is gestart, wanneer het is afgerond, en wat de conclusie en adviezen voortkomend uit het onderzoek zijn. Indien een dergelijk overzicht niet bestaat, dan zou [eiseres] graag kopieën van brondocumenten ontvangen waarvan op basis van die documenten zelf een overzicht gemaakt kan worden.
Kopie van, subsidiair inzage in, documenten en communicatie tussen u en het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangaande adviezen over leveranciers van hacksoftware.”

Bijlage 2: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet openbaarheid van bestuur (Wob)
Artikel 10
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(…);
de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(…).
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…);
het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken personen of rechtspersonen dan wel van derden.
(…)
Artikel 11
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Artikel 10
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur.
2.Specifiek: artikel 10, eerste lid, onder b en c, van de Wob, artikel 10, tweede lid, onder a, b, c, d, e en g, van de Wob en artikel 11 van de Wob.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021, ECLI:NLRVS:2021:1966.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2883 en van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2988.