ECLI:NL:RBAMS:2022:7602

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5085
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van APK-erkenning en schadevergoeding na onterecht genomen besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan over de schorsing van de APK-erkenning van eiser, die ten onrechte geen gelegenheid heeft gekregen om te reageren op het voornemen tot schorsing. De rechtbank oordeelde dat de schorsing van de APK-erkenning, die was opgelegd door de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), niet op goede gronden was genomen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, waarbij zijn APK-erkenning voor een periode van twaalf weken was geschorst. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet had voldaan aan de zorgplicht om eiser in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze te geven op het voornemen tot schorsing. Dit leidde tot de conclusie dat de schorsing onevenredig was, vooral gezien de hoge kosten die eiser moest maken om aan de eisen te voldoen en de korte termijn van zijn huurcontract.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de schorsing van de APK-erkenning werd opgeheven. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op schadevergoeding van € 8.166,07 wegens de gemiste omzet tijdens de schorsingsperiode. De rechtbank heeft ook verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 19,25, en het griffierecht van € 360,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 21/5085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [vestigingsplaats] , eiser

(gemachtigde: R.D. de Vries),
en

de directie van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. E. Aktas).

Procesverloop

Bij besluit van [datum 1] (het primaire besluit) heeft verweerder eisers APK [1] -erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor een periode van twaalf weken geschorst.
Eiser heeft tegen het primaire besluit op [datum 3] bezwaar gemaakt.
Op [datum 4] heeft verweerder besloten de schorsing per direct op te heffen.
Bij besluit van 13 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ook was ter zitting aanwezig [de persoon] , mede-eigenaar van [eiser] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 22 juni 2022 heropend, om eiser in de gelegenheid te stellen om zijn verzoek tot schadevergoeding te onderbouwen. Eiser heeft hierop gereageerd op 19 juli 2022. Daarop heeft verweerder gereageerd op 18 augustus 2022. Hierna hebben partijen nog eenmaal hun standpunten uitgewisseld.
Vervolgens heeft de rechtbank aangekondigd dat zij een nadere zitting in deze procedure achterwege wil laten. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij alsnog op een nadere zitting willen worden gehoord. Eiser heeft bij brief van 4 november 2022 aangegeven akkoord te zijn met het achterwege laten van een nadere zitting. Verweerder heeft telefonisch ook akkoord gegeven. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1.1
Op [datum 2] heeft een Toezichthouder Bedrijven van verweerder [eiser] bezocht voor een periodieke controle. Bij dit bezoek heeft de toezichthouder vastgesteld dat eisers APK-erkenning niet aan de gestelde erkenningseisen en -voorschriften voldoet, omdat de platenremtestinrichting is geplaatst onder een hefbrug en de vrije ruimte om de platenremtestinrichting niet 50 cm is. Blijkens de rapportage van het controlebezoek heeft eiser twee maanden de tijd gekregen om aan deze eisen te voldoen.
1.2
Op [datum 1] heeft een naschouwing plaatsgevonden. Daarbij is gebleken dat de platenremtestinrichting nog steeds niet aan de gestelde erkenningseisen en -voorschriften voldoet. Verweerder heeft eisers APK-erkenning daarom met het primaire besluit per direct geschorst voor een periode van twaalf weken.
1.3
Eiser heeft op [datum 3] bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Ook heeft hij een verzoek tot een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder op [datum 4] besloten de schorsing per direct op te heffen. Verweerder heeft daarbij aan eiser meegedeeld tot [datum 5] niet over te gaan tot schorsing of intrekking van de APK-erkenning. Daarop heeft eiser het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Het bezwaar heeft hij gehandhaafd.
1.4
Verweerder heeft eisers bezwaar met het bestreden besluit gegrond verklaard. Verweerder gaat mee in eisers bezwaargrond dat de schorsing onevenredig is vanwege de hoge kosten van een verbouwing en de omstandigheid dat eisers huurcontract op korte termijn afloopt. Om deze reden heeft verweerder immers op [datum 4] de schorsing van eisers APK-erkenning opgeheven. Verweerder stelt zich wel op het standpunt dat het primaire besluit op goede gronden is genomen en rechtmatig is, nu eiser binnen de daarvoor gestelde termijn niet heeft voldaan aan de gestelde eisen met betrekking tot de platenremtestinrichting. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Oordeel rechtbank
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder de schorsing per [datum 4] heeft opgeheven en dat in het bestreden besluit alleen staat dat er na [datum 5] een nieuwe procedure tot schorsing van de erkenning wordt gestart, als dan nog steeds niet is voldaan aan de gestelde eisen. Het besluit vermeldt dus niet dat er op laatstgenoemde datum opnieuw geschorst gaat worden. Hieruit volgt dat het bestreden besluit, anders dan eiser stelt, niet ziet op de periode na [datum 5] . Voor zover eiser met dit beroep wil bereiken dat verweerder ook na [datum 5] niet tot schorsing van zijn erkenning overgaat, kan hij dat met dit beroep niet bereiken. Toch is de rechtbank van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij het onderhavige beroep, omdat eisers APK-erkenning van [datum 1] tot [datum 4] geschorst is geweest en hij stelt dat hij als gevolg van deze schorsing schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt.
3. Eiser heeft aangevoerd dat de regels omtrent de platenremtestinrichting niet op de juiste manier bekend zijn gemaakt. Volgens eiser was hij niet bekend met deze regels. Eiser heeft in dit verband verwezen naar de stukken die hij bij het aanvullende beroepschrift van 1 maart 2022 heeft overgelegd. Verweerder heeft dat betwist. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft verduidelijkt, volgen de eisen omtrent de platenremtestinrichting uit de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, de Bijlage Erkenningshouder APK behorend bij de Toezichtbeleidsbrief RDW 2021 en de Toelichting inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur. Van eiser mag verwacht worden dat hij daarmee bekend is in zijn hoedanigheid als APK-erkenningshouder. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze regelgeving niet op de juiste wijze bekend is gemaakt.
4.1
Eiser heeft ook aangevoerd dat de besluitvorming van verweerder onevenredig is, omdat hij hoge kosten moet maken om aan de gestelde eisen te voldoen en zijn huurcontract op korte termijn afloopt. Eisers gemachtigde heeft ter zitting gezegd dat verweerder dat al vanaf het begin wist. De gemachtigde van verweerder heeft gesteld dat verweerder dit niet eerder dan in de bezwaarprocedure wist, omdat eiser dat pas in bezwaar heeft aangevoerd en dat verweerders besluitvorming daarom rechtmatig is. Volgens verweerder heeft eiser wel de
mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen, omdat hij in de twee maanden tussen [datum 2] en [datum 1] had kunnen aanvoeren waarom aanpassing niet mogelijk is. Eiser heeft volgens verweerder tijdens het bedrijfsbezoek op [datum 1] niet ten overstaan van de Toezichthouder Bedrijven verklaard wat de reden hiervoor was.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat het besluit tot schorsing van eisers APK-erkenning met ingang van [datum 1] een belastend besluit is. Verweerder had zich voor het nemen van dit besluit met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de hoogte moeten stellen van de relevante feiten en af te wegen belangen. Dat heeft verweerder niet gedaan. Vóór het nemen van dit belastende besluit, heeft verweerder met de rapportage op [datum 2] weliswaar feitelijk een voornemen tot een schorsingsbesluit aan eiser bekend gemaakt, maar verweerder heeft eiser ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om op dit voornemen te reageren. Als verweerder dit wel had gedaan, had hij eerder kunnen weten van de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden. De rechtbank gaat niet mee in verweerders stelling dat eiser feitelijk een zienswijze had kunnen indienen, omdat eiser daarmee niet actief in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven op het voornemen tot schorsing. Dat eiser tijdens het bedrijfsbezoek niet zou hebben verklaard waarom aanpassing niet mogelijk was, valt uit de rapportage van dat bezoek niet af te leiden, nu daarin in het geheel geen verklaring van eiser is opgenomen. Het verslag bevat slechts een feitelijke weergave van de aangetroffen situatie. Nu verweerder heeft erkend dat de schorsing onevenredig is vanwege de hoge kosten van een verbouwing en de omstandigheid dat eisers huurcontract op korte termijn afloopt, kan niet worden staande gehouden dat het besluit tot schorsing van eisers APK-erkenning met ingang van [datum 1] op goede gronden is genomen. Verweerder had gelet daarop in het bestreden besluit niet alleen het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond moeten verklaren, maar dat besluit ook moeten herroepen.
5. Het bestreden besluit is gelet op het voorgaande genomen in strijd met artikel 3:2, 3:4 en artikel 7:12 van de Awb en het beroep is gegrond. In het navolgende zal de rechtbank ingaan op eisers verzoek om schadevergoeding.
6.1
Eiser heeft aangevoerd dat hij door de schorsing van zijn APK-erkenning van [datum 1] tot [datum 4] schade heeft geleden, omdat hij in die periode geen APK-keuringen heeft kunnen uitvoeren. De rechtbank heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen zijn verzoek tot schadevergoeding te onderbouwen. Eiser heeft bij brief van 19 juli 2022 naar voren gebracht dat hij in de periode van de schorsing van zijn APK-erkenning een daling van 30 afgemelde auto’s heeft gezien. Uit bedrijfscijfers van de periode [periode 1] is te zien dat 1 op de 10 auto’s zonder reparatie kan worden goedgekeurd en dat de overige auto’s een reparatie of onderhoud behoeven. Dat betekent dat in de schorsingsperiode bij 27 auto’s reparatie of onderhoud nodig was, waarvan eiser de inkomsten heeft gemist. Het gemiddelde bedrag van een reparatie en/of onderhoud heeft eiser vastgesteld door middel van facturen uit de periode vóór de schorsing. Dit is een bedrag van gemiddeld € 269,75. Op basis hiervan heeft eiser het totale schadebedrag van reparatie- en/of onderhoudsbehoeftige auto’s vastgesteld op € 7.283,25 en het totale schadebedrag van niet reparatie- en/of onderhoudsbehoeftige auto’s op € 140,43. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de bedrijfsvoering, de continuïteit en het klantvertrouwen van [eiser] door de schorsing in gevaar zijn gebracht. Het bedrijf is namelijk een [bedrijf] en afhankelijk van mond op mond reclame. APK-keuringen vormen volgens eiser de corebusiness van het bedrijf. Omdat nu nog niet is te overzien hoe groot de impact van de schorsing is op eisers imagoschade, heeft eiser aangevoerd dat deze schade kan worden vastgesteld op 10% van de gemiste omzet, wat een schadebedrag van € 742,39 betekent.
6.2
Verweerder heeft het causaal verband tussen het primaire besluit, de door eiser gestelde schade en de omvang van de door eiser gestelde schade niet betwist. Evenmin heeft verweerder betwist dat die schade hem kan worden toegerekend. De totale schade komt neer op een bedrag van € 8.166,07.
6.3
De door eiser in de brief van 10 september 2022 gestelde schade als gevolg van een latere schorsing van de APK-erkenning in de periode tussen [periode 2] laat de rechtbank buiten beschouwing, omdat die schade niet is veroorzaakt door de besluitvorming die in deze procedure voorligt. Deze schade valt daarmee buiten de omvang van het geding in deze procedure.
6.4
Verweerder heeft in reactie op het verzoek tot schadevergoeding aangevoerd dat eiser zijn schade had kunnen beperken. Volgens verweerder had eiser de APK-keuringen tijdens de schorsingsperiode kunnen uitbesteden aan derde collega garagehouders, hetgeen volgens verweerder gebruikelijk is in de sector. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser de schade had kunnen beperken op de manier die door verweerder is geschetst en evenmin in welke mate hij dat had kunnen doen.
7. Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. Gelet op wat in rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.4 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank herroept het primaire besluit. Dat betekent dat de schorsing van tafel is. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser een schadevergoeding van € 8.166,07 moet betalen wegens gemiste omzet in de schorsingsperiode.
8. De rechtbank zal verweerder ook veroordelen in het door eiser betaalde griffierecht en eisers proceskosten, bestaande uit de verletkosten. Eiser heeft aangevoerd dat de verletkosten € 586,31 bedragen, maar hij heeft dit bedrag niet gespecificeerd. Daarom bestaat aanleiding voor vergoeding van het minimumtarief. [2] Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht, stelt de rechtbank de aan eiser te vergoeden verletkosten vast op een bedrag van € 19,25, uitgaande van het forfaitair vastgestelde aantal van 2 uur 45 minuten (voor de zittings- en reistijd) en het minimaal te hanteren uurtarief van € 7,-.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiser van de schade tot een bedrag van € 8.166,07;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 19,25;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 360,- aan eiser dient te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022.
griffier
rechter
is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Algemene periodieke keuring.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9511.