ECLI:NL:RBAMS:2022:7579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
13/177197-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 6 oktober 2022 en betreft een bevel tot aanhouding dat op 12 juli 2022 door de Belgische autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1968 en met de Nederlandse nationaliteit, is verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in België een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

Tijdens de openbare zitting op 22 november 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

De rechtbank heeft echter ook aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België, waarbij eerder is vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Gezien het recente rapport van het Committee for the Prevention of Torture (CPT) over België, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de zaak te schorsen, zodat de verdediging en de officier van justitie zich kunnen uitlaten over de gevolgen van dit rapport. De beslissing om het onderzoek te heropenen en de beslistermijn te verlengen, is genomen met het oog op de waarborging van de rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/177197-22
RK nummer: 22/4437
Datum tussenuitspraak: 6 december 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juli 2022 door de Onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van 12 juli 2022, referentienummer HA III 22/046.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 24 oktober 2022 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 paragraaf 3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon]. Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie ( 2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden in België

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het meest recente rapport van de
Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) over België van 29 november 2022. Gelet op artikel 11 lid 1 OLW ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek te heropenen teneinde de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (de eventuele gevolgen van) dit rapport.

7.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijd- met dien verstande dat de zaak
vóór het einde van de (verlengde) beslistermijnweer op zitting moet worden gepland - teneinde de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (de eventuele gevolgen van) voormeld CPT-rapport;
VERLENGTde beslistermijn met dertig dagen op grond van artikel 22 lid 5 OLW, onder gelijktijdige verlenging van de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27 lid 3 OLW;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.