ECLI:NL:RBAMS:2022:7578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
13/240361-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 22 september 2022, en betreft een vrijheidsstraf van zes jaar die is opgelegd door de correctionele rechtbank Antwerpen op 15 oktober 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Joegoslavië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, maar zijn raadsvrouw was wel aanwezig tijdens de zitting op 22 november 2022.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht en vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis in België. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd op basis van artikel 6a OLW, maar in dit geval heeft de opgeëiste persoon aangegeven dat hij de voorkeur geeft aan overlevering aan België. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen, met verwijzing naar een recent rapport van de Committee for the Prevention of Torture (CPT). Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de beslistermijn te verlengen, zodat de verdediging en de officier van justitie zich kunnen uitlaten over de gevolgen van het CPT-rapport. De zaak is geschorst voor onbepaalde tijd, met de verplichting om de opgeëiste persoon opnieuw op te roepen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/240361-22
RK nummer: 22/4287
Datum tussenuitspraak: 6 december 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 september 2022 door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen – afdeling Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, advocaat te Lelystad, is wel verschenen.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis op tegenspraak van de correctionele
rechtbank Antwerpen – afdeling Antwerpen van 15 oktober 2021, vonnisnummer 2021/4792.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat het vonnis heeft geleid, maar dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ook zijn verdediging heeft gevoerd tijdens de zitting. De opgeëiste persoon heeft tijdens zijn voorgeleiding bij de officier van justitie op 22 september 2022 bevestigd dat een door hem gemachtigd advocaat aanwezig was bij de zitting. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen aanleiding is om de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW toe te passen, omdat de opgeëiste persoon er de voorkeur aan geeft om voor dit vonnis te worden overgeleverd aan België. Zijn kinderen wonen in België en kunnen in België gemakkelijker op bezoek komen. Daarnaast heeft de raadsvrouw namens de opgeëiste persoon verzocht of hij in de gevangenis Haren in België geplaatst kan worden.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW
kande overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn. Artikel 6a OLW betreft een dergelijke facultatieve weigeringsgrond. De overlevering ziet op een straf die in België is opgelegd en die - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - in beginsel in België ten uitvoer dient te worden gelegd. De opgeëiste persoon heeft uitdrukkelijk de wens geuit zijn straf in België uit te zitten en heeft bovendien binding met België. De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW niet in de weg staat aan overlevering aan België.

6.Detentieomstandigheden in België

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het meest recente rapport van de
Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) over België van 29 november 2022. Gelet op artikel 11 lid 1 OLW ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek te heropenen teneinde de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (de eventuele gevolgen van) dit rapport.

7.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijd- met dien verstande dat de zaak
vóór het einde van de (verlengde) beslistermijnweer op zitting moet worden gepland - teneinde de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (de eventuele gevolgen van) voormeld CPT-rapport;
VERLENGTde beslistermijn met dertig dagen op grond van artikel 22 lid 5 OLW, onder gelijktijdige verlenging van de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27 lid 3 OLW;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.