Uitspraak
1.Procesverloop
.
Rechtbank Amsterdam
Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. De advocaat van de betrokkene, mr. S.I. Fonds, was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, maar had de rechtbank laten weten telefonisch bereikbaar te zijn.
Tijdens de zitting op 6 december 2022 zijn de behandelaars gehoord, waaronder een verpleegkundig specialist en een casemanager. Zij gaven aan dat zij gedwongen zorg niet doelmatig achten en dat zij de voorkeur geven aan een behandelrelatie op basis van gelijkwaardigheid en autonomie. De rechtbank heeft deze visie gevolgd en geconcludeerd dat het verzoek tot het verlenen van verplichte zorg niet kon worden toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ondubbelzinnig, bewust en uit vrije wil afstand heeft gedaan van zijn recht op rechtsbijstand. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het verzoek af te wijzen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter P.B. Martens en is op 13 december 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.