ECLI:NL:RBAMS:2022:7518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
C/13/724868 / KG ZA 22-929
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen tot levering en ongedaanmaking van kunstvoorwerpen in kort geding

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Amsterdam, heeft de voorzieningenrechter op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over de levering van kunstvoorwerpen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W. Versteeg, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.M. Punt, de nog niet geleverde kunstvoorwerpen zou afleveren en de reeds geleverde, maar ontbonden voorwerpen zou terugnemen. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere rechtszaak waarin de rechtbank had geoordeeld dat bepaalde koopovereenkomsten buitengerechtelijk waren ontbonden vanwege non-conformiteit. De eiseres stelde dat de gedaagde de voorwerpen voor eigen rekening moest afleveren, terwijl de gedaagde betoogde dat de eiseres de voorwerpen moest retourneren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde de kunstvoorwerpen bij de eiseres moest afleveren en de ontbonden voorwerpen moest ophalen, en dat de gedaagde ook een bedrag van € 167.769,45 aan de eiseres moest overmaken. De rechter legde een dwangsom op voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldeed. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in het kader van koopovereenkomsten en de gevolgen van ontbinding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/724868 / KG ZA 22-929 MDvH/JD
Vonnis in kort geding van 13 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 4 november 2022,
advocaat mr. J.W. Versteeg te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. Punt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 29 november 2022 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
1.2.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van [eiseres] :
  • [naam 1] , bestuurder van [eiseres] , met zijn echtgenote [naam 2] ,
  • mr. Versteeg,
aan de kant van [gedaagde] :
  • [naam 3] , bestuurder van [gedaagde] ,
  • mr. Punt en mr. K.A. Willems.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[naam 1] en zijn echtgenote, [naam 4] , verzamelen kunst uit met name de zeventiende eeuw en eerder.
2.2.
[eiseres] is de financiële holding van [naam 1] . Via [eiseres] koopt het echtpaar [naam 1] kunst aan.
2.3.
[gedaagde] houdt zich bezig met handel in kunst en antiek, met name uit de Hollands renaissance en kunstvoorwerpen uit heel Europa vanaf circa de vijftiende tot de achttiende eeuw. [naam 3] is bestuurder van [gedaagde] .
2.4.
[eiseres] heeft in de periode van 2016 tot in 2021 meer dan honderd kunstvoorwerpen gekocht van [gedaagde] voor een totaalbedrag van ruim € 3 miljoen.
2.5.
Eind 2020 is tussen partijen discussie ontstaan over de kwaliteit van een aantal door [eiseres] aangekochte kunstvoorwerpen. [eiseres] heeft op 8 oktober 2021 een rechtszaak aanhangig gemaakt waarin is geprocedeerd over 50 kunstvoorwerpen. In dit kort geding gaat het om een deel van die voorwerpen, zoals hieronder weergegeven:
1
Ivoren lepel
2
Reiskistje
3
Ovalen tabaksdoos
4
Wijwateremmer
5
IJzeren document- of geldkist
6
Drie sculpturen uit een retabel
7
Twee notenhouten doosjes
8
Ketting met lakstempel sleutels
9
Bronzen clip
10
Vier vuistlepels
11
Lakstempel
12
Hakkebord
13
Steengoed bierkruik
14
Twaalfarmig bolkroon
16
Staand horloge Pieter Klock
17
Renaissancekast
20
Ivoren bestek
21
Driehoekstafel
22
Façon de Venise vleugelglas
28
Twee tinnen kandelaars
30
Schommelwieg
31
Armstoel
33
IJzeren document- of geldkist
35
Huwelijkskist
36
Ivoren reliëf
38
Marmeren plaquette
41
Kaarsensnuiter
42
Krul van bisschopsstaf
43
Kruithoorn
45
Haagse klok
46
Albarello Italië
47
Albarello Antwerpen
48
Schragen
49
Klokgewichten
2.6.
Bij vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2022 (hersteld bij vonnis van 21 september 2022) [1] is geoordeeld dat ten aanzien van voorwerpen 1 tot en met 14 en 16 een geldige koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Verder heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de koopovereenkomsten tussen partijen ten aanzien van de voorwerpen 17, 20, 21, 22, 28, 30, 31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45 buitengerechtelijk zijn ontbonden, op grond van non-conformiteit. Voorts heeft de rechtbank [gedaagde] veroordeeld om een bedrag van € 370.750,00 aan [eiseres] te betalen, alsmede een bedrag van € 3.283,45 (beide te vermeerderen met de wettelijke rente). In reconventie heeft de rechtbank [eiseres] veroordeeld (na herstel bij vonnis van 21 september 2022) om een bedrag van € 204.439,89 aan [gedaagde] te betalen, alsmede een bedrag van € 2.081,03 (beide te vermeerderen met de wettelijke rente).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I [gedaagde] te veroordelen de voorwerpen 1 tot en met 12 en 16 bij voor eigen rekening bij [eiseres] af te leveren, uit te pakken en op een door [eiseres] aan te wijzen plek te plaatsen, en voor wat betreft voorwerp 16 deze ter plekke te installeren,
II [gedaagde] te veroordelen om de voorwerpen 14, 17, 20, 21, 22, 28, 30, 31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45 voor eigen rekening bij [eiseres] op te halen,
III [gedaagde] te veroordelen om een deskundig persoon die kunstkenner is en van de staat van de voorwerpen zoals die waren op het moment van oorspronkelijke aflevering op de hoogte is aan te wijzen, en om ervoor te zorgen dat deze persoon aanwezig is bij het afleveren en ophalen van de voorwerpen, genoemd onder I en II, teneinde deze voorwerpen te controleren en voor akkoord af te tekenen,
IV [gedaagde] te veroordelen de restauratie van voorwerp 14 (de bolkroon) door een deskundige restaurateur te laten uitvoeren, en deze na de restauratie, uiterlijk 15 januari 2022 bij [eiseres] af te leveren en op te hangen,
V [gedaagde] te veroordelen om een dwangsom te betalen voor iedere dag dat [gedaagde] niet voldoet aan een van de vier hiervoor genoemde gevorderde veroordelingen,
VI [gedaagde] te veroordelen om de Stichting tot Beheer Derdengelden Versteeg Wigman Sprey schriftelijk te instrueren een bedrag van € 167.769,45 over te maken naar een rekening van [eiseres] , en te bepalen dat indien [gedaagde] die instructie niet (tijdig) geeft, dit vonnis in de plaats treedt van die instructie, althans een dwangsom aan die verplichting tot het geven van die instructie te verbinden,
VII [gedaagde] te veroordeling in de proceskosten van dit kort geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag
gelegd. Voorwerpen 1 tot en met 12 en 16 betreffen voorwerpen die door [gedaagde] aan [eiseres] zijn verkocht, maar nog niet zijn geleverd.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] die voorwerpen voor eigen rekening bij haar moet afleveren en zo nodig plaatsen en installeren, omdat dat altijd zo is gegaan en omdat dit ook de gebruikelijke werkwijze is bij iedere gerenommeerde kunsthandelaar. Deze door [eiseres] aangekochte
voorwerpen zijn bovendien door [gedaagde] ‘als zekerheid’ weggehaald bij [eiseres] , waardoor het redelijk en billijk is dat zij deze ook weer bij [eiseres] aflevert. Voorwerp 14 dient eerst te worden gerestaureerd, conform de daarover gesloten overeenkomst, voordat deze wordt afgeleverd bij [eiseres] .
3.3.
Voorwerpen 17, 20, 21, 22, 28, 30, 31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45 bevinden zich op dit moment bij [eiseres] en moeten als gevolg van het vonnis van 20 juli 2022 terug naar [gedaagde] . Dat vonnis vermeldt echter niet onder welke voorwaarden deze voorwerpen moeten worden uitgewisseld. Het is partijen niet gelukt daarover overeenstemming te bereiken. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] deze voorwerpen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor eigen rekening moet komen ophalen.
3.4.
Ten aanzien van de gevorderde instructie tot het overmaken van het geldbedrag vanaf de derdengelden rekening van Versteeg Wigman Sprey heeft [eiseres] aangevoerd dat dit bedrag nog altijd niet aan haar is uitbetaald vanwege door [gedaagde] ontstane vertraging in de afwikkeling van het vonnis. Die vertraging mag niet tot gevolg hebben dat [eiseres] nog langer verstoken blijft van het geldbedrag waar zij op grond van het vonnis van 20 juli 2022 recht op heeft, aldus steeds [eiseres] .
3.5.
[gedaagde] heeft hier het volgende tegenin gebracht. De voorwerpen 1 tot en met 12 en 16 bevinden zich reeds sinds 21 oktober 2022 in de kunstopslag van kunstexpediteur Hizkia te Amsterdam. [eiseres] kan die voorwerpen daar op ieder moment afhalen, mits ze de kunstvoorwerpen die zij aan [gedaagde] dient te retourneren gelijktijdig aldaar aflevert. [eiseres] weigert dit, waardoor zij in strijd handelt met haar verplichting op grond van de koopovereenkomsten om die voorwerpen in ontvangst te nemen. [gedaagde] is niet bereid om voorwerpen bij [eiseres] af te leveren en op te halen en stelt zich op het standpunt dat zij daartoe ook niet is gehouden.
3.6.
Wat betreft de voorwerpen ten aanzien waarvan de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden, en die zich op dit moment bij [eiseres] bevinden, heeft [gedaagde] aangevoerd dat die door [eiseres] moeten worden teruggebracht naar haar, op grond van haar ongedaanmakingsverplichting. [gedaagde] heeft zich zelf al van haar ongedaanmakingsplicht gekweten door de aankoopprijs van die voorwerpen aan (de advocaat van) [eiseres] terug te betalen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Met het vonnis van 20 juli 2022 is vast komen te staan dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten ten aanzien van voorwerpen 1 tot en met 14 en 16. Voorwerpen 13 en 14 bevinden zich reeds bij [eiseres] . Voorwerpen 1 tot en met 12 en 16 moeten dus nog door [gedaagde] aan [eiseres] worden geleverd. Uit het vonnis volgt verder dat de op grond van de ontbonden koopovereenkomsten geleverde kunstvoorwerpen 17, 20, 21, 22, 28, 30, 31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45 terug moeten van [eiseres] naar [gedaagde] . Dit alles is nog niet gebeurd. Tussen partijen is een patstelling ontstaan doordat zij lijnrecht tegenover elkaar staan met betrekking tot de vraag op welk van partijen de verplichting rust om deze voorwerpen te transporteren naar de ander. [eiseres] heeft een spoedeisend belang heeft bij het doorbreken van deze patstelling om tot afwikkeling te komen van de verplichtingen die nog op partijen rusten, na het vonnis van deze rechtbank van bijna een half jaar geleden. Dit geldt ook voor de gevorderde instructie om het door [gedaagde] (na verrekening) naar de advocaat van [eiseres] overgemaakte bedrag van € 167.769,45, te doen overmaken aan [eiseres] . In dit kort geding is niet in geschil dat dat bedrag nog altijd op de derdenrekening van de advocaat van [eiseres] staat, die het niet aan [eiseres] doorbetaalt zonder daartoe instructie te ontvangen van [gedaagde] . Van [eiseres] kan niet worden gevergd dat zij een bodemprocedure start om betaling te verkrijgen van een bedrag, tot betaling waarvan [gedaagde] bijna een half jaar geleden al (onherroepelijk) is veroordeeld.
Voorwerpen 1 tot en met 12 en 16
4.2.
Niet in geschil is dat voorwerpen 1 tot en met 12 en 16 door [eiseres] zijn gekocht en door [gedaagde] moeten worden geleverd. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat partijen geen plaats voor de nakoming van de leveringsverplichting zijn overeengekomen, zodat deze voorwerpen moeten worden afgeleverd op de plek waar die zich bevonden ten tijde van het ontstaan van de verbintenis (artikel 6:41 sub a BW). Dit gaat niet op. De koopovereenkomsten met betrekking tot deze voorwerpen hebben namelijk niet alleen de rechtsgevolgen die partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen, maar ook die, naar aard van de overeenkomst, uit de gewoonte voortvloeien (artikel 6:248 lid 1 BW). In het licht van de persoonlijke en langdurige relatie die partijen hadden, valt te begrijpen dat partijen de plaats voor nakoming van de leveringsverplichting ten aanzien van deze voorwerpen niet uitdrukkelijk met elkaar hebben afgesproken. Niet weersproken is immers dat de door [eiseres] aangekochte voorwerpen altijd door [gedaagde] bij [eiseres] werden afgeleverd in Drenthe en zo nodig geplaatst en geïnstalleerd, enkele uitzonderingen daargelaten. Voorshands is dan ook voldoende aannemelijk dat de aflevering van de voorwerpen bij [eiseres] in Drenthe onderdeel uitmaakt van de koopovereenkomsten. Dat [gedaagde] zich nu op het standpunt stelt dat de eerdere aflevering van kunstvoorwerpen in Drenthe moet worden gezien als onverplichte geste, doet aan het voorgaande niet af. Voor zover [gedaagde] ten aanzien van de overeenkomsten met betrekking tot deze voorwerpen had willen afwijken van de gewoonte tussen partijen, had het op haar weg gelegen om dit uitdrukkelijk te doen bij het aangaan van de betreffende (koop)overeenkomst. Niet gesteld, noch gebleken is dat zij dit heeft gedaan. Nu voldoende aannemelijk is dat aflevering bij [eiseres] onderdeel uitmaakt van de koopovereenkomsten, zal [gedaagde] worden veroordeeld om deze na te komen en deze voorwerpen dus bij [eiseres] af te leveren.
Voorwerpen 17, 20, 21, 22, 28, 30, 31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45
4.3.
Voorwerpen 17, 20, 21, 22, 28, 30, 31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45 moeten terug naar [gedaagde] , omdat de koopovereenkomsten met betrekking tot die voorwerpen buitengerechtelijk zijn ontbonden, als gevolg van non-conformiteit. [gedaagde] beroept zich op de verplichting van [eiseres] tot het ongedaan maken van reeds geleverde prestaties (artikel 6:271 BW) en verbindt daaraan de conclusie dat [eiseres] deze voorwerpen terug naar [gedaagde] moet transporteren. Hierin wordt [gedaagde] niet gevolgd. Juist is dat op [eiseres] een ongedaanmakingsverbintenis rust. Die kan in dit geval echter niet zo worden uitgelegd dat [eiseres] dan voor het terug leveren van de voorwerpen moet zorgdragen. Dat dit transport nodig is, is het gevolg van de gebleken non-conformiteit van deze voorwerpen, hetgeen voor rekening van [gedaagde] dient te komen. Het betreft kunstvoorwerpen die door [gedaagde] – een professionele kunsthandelaar – naar Drenthe zijn vervoerd. Het ligt dan op haar weg om deze daar weer op te halen.
Deskundige persoon
4.4.
Conclusie is dat [gedaagde] de kunstvoorwerpen van [eiseres] bij haar zal moeten afleveren in Drenthe en de kunstvoorwerpen van [gedaagde] bij [eiseres] zal moeten komen ophalen zoals gevorderd. Gebleken is dat de verhoudingen tussen partijen zijn verstoord en dat het partijen niet is gelukt om tot een praktische afwikkeling van hun zakelijke relatie te komen zonder onenigheid. Het wordt in het belang van beide partijen geacht dat nieuwe geschilpunten zoveel mogelijk worden voorkomen. [naam 1] heeft gevorderd dat een “een deskundig persoon die kunstkenner is en van de staat van de voorwerpen zoals die waren op het moment van oorspronkelijke aflevering op de hoogte is aan te wijzen, en om ervoor te zorgen dat deze persoon aanwezig is bij het afleveren en ophalen van de voorwerpen” en ter zitting voorgesteld dat de zoon van Bruil wat hem betreft die rol op zich kan nemen. Dat komt de voorzieningenrechter voor als een goede en praktische oplossing die ook voor [gedaagde] acceptabel moet zijn. Voor toewijzing van deze vordering bestaat dan geen noodzaak meer.
Voorwerp 14 (de bolkroon)
4.5.
De bolkroon is door [eiseres] gekocht en door [gedaagde] geleverd. In de verkoopfactuur is een afspraak tussen partijen vastgelegd met betrekking tot restauratie van de bolkroon. Die restauratie is nog niet uitgevoerd en tussen partijen is niet in geschil dat dit nog moet gebeuren. [gedaagde] zal de bolkroon daarvoor moeten ophalen bij [eiseres] . Dit kan tegelijkertijd gebeuren met het ophalen van de voorwerpen, beschreven onder 4.3. Tussen partijen heeft onenigheid bestaan over de omvang van de restauratie waaraan [gedaagde] zich heeft verbonden, maar ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij voor wat betreft haar vordering aansluit bij de restauratie, zoals omschreven in de factuur van 29 januari 2021, die zij heeft overgelegd als productie 1. [gedaagde] is daarmee akkoord en heeft toegezegd dat haar eigen restaurateur begin januari 2023 zal beginnen met de restauratie. Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2 dient [gedaagde] de bolkroon na restauratie bij [eiseres] in Drenthe af te leveren. Zekerheidshalve zal aan die levering een uiterlijke datum worden verbonden. Nu [gedaagde] zelf hebben verklaard dat in januari 2023 met de restauratiewerkzaamheden kan worden gestart, wordt 15 februari 2023 als uiterlijke datum redelijk geacht.
Instructie tot uitbetaling vanaf derdengeldenrekening
4.6.
Niet in geschil is dat [gedaagde] op grond van het vonnis van 22 juli 2022 verplicht is een geldbedrag te betalen aan [eiseres] . [gedaagde] heeft (na verrekening) een bedrag van € 167.769,45 overgemaakt naar de Stichting tot Beheer Derdengelden Versteeg Wigman Sprey (de derdengeldenrekening van de advocaat van [eiseres] ) onder voorwaarde dat dit bedrag pas aan [eiseres] wordt uitgekeerd op het moment dat partijen over en weer de kunstvoorwerpen hebben verkregen waar zij recht op hebben. Deze voorwaarde volgt niet uit het vonnis van 22 juli 2022, maar [gedaagde] heeft aangevoerd dat partijen deze voorwaarde zijn overeengekomen. Aannemelijk is dat door deze voorwaarde – gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2 en 4.3 – de door [gedaagde] veroorzaakte vertraging in de uitwisseling van de kunstvoorwerpen tot de vertraging in de uitbetaling van het geldbedrag heeft geleid. Nu [gedaagde] in dit vonnis zal worden veroordeeld tot het afleveren en ophalen van de kunstvoorwerpen, heeft zij geen rechtens te respecteren belang bij het handhaven van deze voorwaarde, tegenover het belang van [eiseres] om dit geldbedrag op haar rekening te ontvangen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om de Stichting tot Beheer Derdengelden Versteeg Wigman Sprey instructie te geven om dat bedrag aan [eiseres] over te maken. Voor het geval [gedaagde] niet aan die veroordeling zal voldoen, zal de gevorderde vervangende toestemming worden toegewezen.
Dwangsom
4.7.
Als prikkel tot nakoming zal aan de veroordeling tot het afleveren en ophalen van de voorwerpen een dwangsom worden verbonden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij vrijwillig aan dit vonnis zal voldoen, maar dat biedt onvoldoende zekerheid, gelet op de verstoorde verhouding tussen partijen en het standpunt van [gedaagde] in deze procedure, dat inmiddels alle bereidwilligheid bij haar als sneeuw voor de zon is verdwenen.
Proceskosten en nakosten
4.8.
[gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
– € 103,33 € 103,33 dagvaarding
– € 103,33 € 676,00 griffierecht
– € 103,33
€ 1.016,00salaris advocaat
€ 1.795,33.
4.9.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de voorwerpen 1 tot en met 12 en 16
binnen tien dagen na heden voor eigen rekening bij [eiseres] af te leveren, uit te pakken en te plaatsen op een door [eiseres] aan te wijzen plek, en voor wat betreft voorwerp 16 deze ter plekke te installeren, op een tussen partijen af te spreken moment,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de voorwerpen 14, 17, 20, 21, 22, 28, 30,
31, 33, 35, 36, 38, 41, 42, 43, en 45 binnen tien dagen na dit vonnis voor eigen rekening bij [eiseres] op te halen, op een tussen partijen af te spreken moment,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de restauratie van voorwerp 14 (de twaalfarmige bolkroon) door een deskundige restaurateur te laten uitvoeren, en deze na de restauratie, uiterlijk 15 februari 2022 bij [eiseres] af te leveren en op te hangen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet (volledig) voldoet aan (een van de) veroordelingen onder 5.1 of 5.2, tot een maximum van € 50,000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na heden de Stichting tot Beheer Derdengelden Versteeg Wigman Sprey schriftelijk te instrueren om een bedrag van € 167.769,45 over te maken naar een rekening van [eiseres] , door een e-mail te sturen aan de advocaat van [eiseres] via [e-mailadres 1] , met een kopie aan de twee overige bestuurders van de Stichting tot Beheer Derdengelden Versteeg Wigman Sprey, te weten mr. Wigman, via wigman@vwsadvocaten.nl en mr. Sprey, via [e-mailadres 2] ,
5.6.
bepaalt dat, indien [gedaagde] deze instructie niet (tijdig) geeft, dit vonnis in de plaats treedt van die instructie (als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW), waardoor het de Stichting tot Beheer Derdengelden Versteeg Wigman Sprey zal zijn toegestaan om het bedrag van € 167.769,45 naar een rekening van [eiseres] over te maken,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.795,33, te vermeerderen met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J. Dekker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022. [2]

Voetnoten

2.type: JD