In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Amsterdam, heeft de voorzieningenrechter op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over de levering van kunstvoorwerpen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W. Versteeg, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.M. Punt, de nog niet geleverde kunstvoorwerpen zou afleveren en de reeds geleverde, maar ontbonden voorwerpen zou terugnemen. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere rechtszaak waarin de rechtbank had geoordeeld dat bepaalde koopovereenkomsten buitengerechtelijk waren ontbonden vanwege non-conformiteit. De eiseres stelde dat de gedaagde de voorwerpen voor eigen rekening moest afleveren, terwijl de gedaagde betoogde dat de eiseres de voorwerpen moest retourneren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde de kunstvoorwerpen bij de eiseres moest afleveren en de ontbonden voorwerpen moest ophalen, en dat de gedaagde ook een bedrag van € 167.769,45 aan de eiseres moest overmaken. De rechter legde een dwangsom op voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldeed. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in het kader van koopovereenkomsten en de gevolgen van ontbinding.