3.1.[eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht te verklaren dat de overeenkomsten met betrekking tot de voorwerpen 1 tot en met 45 buitengerechtelijk zijn ontbonden, althans de overeenkomsten tussen partijen te ontbinden;
II. [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde koopsommen van de voorwerpen 15 tot en met 45 van € 987.168,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente voor voorwerpen 15 tot en met 18 primair vanaf 1 mei 2021, subsidiair vanaf 9 juli 2021 en voor voorwerpen 19 tot en met 45 vanaf 9 juli 2021, tot datum voldoening;
subsidiair
III. voor recht te verklaren dat de overeenkomsten met betrekking tot de voorwerpen 1 tot en met 45 buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans de overeenkomsten tussen partijen te vernietigen;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde koopsommen van de voorwerpen 15 tot en met 45 van € 987.168,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals onder primair gevorderd;
primair en subsidiair
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [eiseres] ter hoogte van de waarde van de voorwerpen 46 tot en met 49 van € 55.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2021 tot datum voldoening;
VI. [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de juiste beschrijving van voorwerp 50 aan [eiseres] te verstrekken onder verbeurte van een dwangsom;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van alle door [eiseres] geleden schade waaronder de nader te specificeren kosten gemaakt voor het opstellen van de expertiserapporten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
VIII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.1.[eiseres] stelt dat zij geen koopovereenkomsten heeft gesloten met [gedaagde] voor de voorwerpen 1 tot en met 14. Deze voorwerpen had [eiseres] op zicht. Dit blijkt uit het feit dat niet meteen facturen werden gestuurd door [gedaagde] , nadat de voorwerpen bij haar werden afgeleverd. Pas als [eiseres] had aangegeven de voorwerpen te willen houden, verstuurde [gedaagde] een factuur. Dat [eiseres] de voorwerpen op zicht had, volgt verder uit het feit dat [gedaagde] de stukken na het gesprek heeft meegenomen (met uitzondering van voorwerpen 13 en 14). Voor de voorwerpen 15 tot en met 45 geldt dat zij niet de eigenschappen bezitten die [eiseres] op grond van de koopovereenkomsten mocht verwachten: zij zijn niet van museale kwaliteit en zij bezitten niet de eigenschappen die zijn opgenomen in de beschrijvingen op de facturen. Dit volgt uit de overgelegde expertiserapporten. [eiseres] mocht de koopovereenkomsten met betrekking tot deze voorwerpen ontbinden op grond van non-conformiteit die is ingeroepen op 9 juli 2021. [eiseres] is een leek op het gebied van kunst, zeker ten opzichte van [gedaagde] , die zich presenteert als expert op het gebied van voorwerpen uit de veertiende tot en met de achttiende eeuw. [eiseres] mocht daarom vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van [gedaagde] over staat, herkomst, waarde en kwaliteit van de voorwerpen. [eiseres] heeft schade geleden door het kopen van non-conforme voorwerpen en vordert haar schade ter hoogte van de betaalde koopsommen van in totaal € 987.168,00.
3.2.2.Subsidiair vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn vernietigd, dan wel vernietiging van de koopsommen wegens dwaling. [gedaagde] heeft een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, zowel mondeling als met onjuiste beschrijvingen op de facturen. Als [eiseres] op de hoogte was geweest van de juiste feiten rondom de voorwerpen had zij de overeenkomsten niet gesloten. [eiseres] heeft zich op 9 juli 2021 beroepen op dwaling, zodat op die datum de overeenkomsten zijn vernietigd en de koopsommen vanaf die datum onverschuldigd zijn betaald.
3.2.3Verder zijn er nog de voorwerpen 46 tot en met 49 die hadden moeten worden gerestaureerd en teruggegeven, maar dat is niet gebeurd vóór de door de advocaat van [eiseres] genoemde datum, te weten 1 september 2021. Volgens [eiseres] is [gedaagde] daarom de koopsommen van deze voorwerpen verschuldigd aan [eiseres] van in totaal € 55.000,00. Wat betreft nummer 50 vordert [eiseres] een andere omschrijving. Aldus steeds [eiseres] .
3.3.1.[gedaagde] voert verweer. [eiseres] heeft nooit voorwerpen van [gedaagde] op zicht onder zich gehad. [gedaagde] zou nooit voorwerpen uitlenen, vanwege het risico op beschadigingen. Ten aanzien van de voorwerpen die [eiseres] thuis had, is overeengekomen dat [eiseres] deze heeft gekocht van [gedaagde] en de koopprijs eventueel later zou betalen in overleg. De reden hiervoor was dat [eiseres] niet altijd voldoende liquide middelen had om direct grote bedragen over te maken. Dat het ging om uitgestelde betaling blijkt ook uit de e-mailwisseling en de aankooplijsten. Daarbij komt dat [eiseres] niet eerder dan bij dagvaarding dit standpunt heeft ingenomen. [gedaagde] heeft weliswaar voorwerpen 1 tot en met 12 en 15 en 16, eigendom van [eiseres] , meegenomen na het gesprek, maar dit was omdat zij bang was dat [eiseres] de facturen niet meer zou betalen en [gedaagde] zich zo op haar retentierecht kon gaan beroepen. Dit heeft zij ook aangegeven in haar brief van 19 februari 2022 aan [eiseres] . De voorwerpen 13 en 14 had [gedaagde] ook mee willen nemen maar heeft zij uiteindelijk bij [eiseres] laten staan, onder meer omdat ze moeilijk te vervoeren waren. Los van het voorgaande impliceert de primaire vordering van [eiseres] dat er wel overeenkomsten tot stand zijn gekomen met betrekking tot de voorwerpen 1 tot en met 14. Voor ontbinding is verder nodig dat [gedaagde] in verzuim is en dat is niet gesteld door [eiseres] noch onderbouwd.
3.3.2.De voorwerpen 15 en 16 heeft [gedaagde] in consignatie genomen om te proberen ze te verkopen voor [eiseres] , zoals tussen partijen is afgesproken tijdens het gesprek. Nummer 15 heeft [gedaagde] inmiddels verkocht voor € 8.000,00 aan een derde. Deze schuld aan [eiseres] wil [gedaagde] verrekenen met de vordering in reconventie.
3.3.3.Voor de voorwerpen 17 tot en met 45 geldt dat de overeenkomsten niet door [eiseres] kunnen worden ontbonden. Door [eiseres] is niet of onvoldoende onderbouwd dat de voorwerpen niet aan de overeenkomsten voldoen en zij is degene die dat moet bewijzen. [gedaagde] voert ten eerste aan dat tussen partijen geen schriftelijke overeenkomsten zijn gesloten en daarmee hebben partijen geen afspraken gemaakt over wat [eiseres] precies van de voorwerpen van [gedaagde] mocht verwachten. Partijen zijn ook niet overeengekomen dat de voorwerpen van de “allerhoogste” of van “museale kwaliteit” moesten zijn. Het is juist dat [gedaagde] voor ieder voorwerp een factuur heeft gestuurd met daarop een omschrijving van het voorwerp, maar daaraan mocht [eiseres] geen garantie ontlenen dat die omschrijving juist was. Het is enkel een opinie van [gedaagde] over de aard, ouderdom en kwaliteit van het voorwerp. Ten tweede wil het feit dat voorwerpen in meer of mindere mate gerestaureerd zijn, niet zeggen dat zij non-conform zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat kunstvoorwerpen met een dusdanige ouderdom bijna altijd gerestaureerd zijn. [gedaagde] heeft in geen enkele omschrijving op de facturen vermeld dat een voorwerp níet gerestaureerd is. [eiseres] had aan moeten geven dat zij het belangrijk vond dat de voorwerpen die zij zou kopen niet gerestaureerd zouden zijn en zij had daarover garanties in een koopovereenkomst moeten opnemen of zelf onderzoek moeten doen. Ten derde meent [gedaagde] dat de experts die [eiseres] opdracht heeft gegeven onderzoek te doen naar de voorwerpen niet onpartijdig zijn en niet (voldoende) deskundig. De experts zijn handelaren en directe concurrenten van [gedaagde] . Meerdere ‘experts’ hebben eerder zelf voorwerpen aan [eiseres] verkocht (of zouden dat graag willen), en hebben soms over hetzelfde voorwerp verschillend verklaard. Dat het handelaren zijn, net als [gedaagde] , betekent ook dat zij geen kennis hebben die de kennis van [gedaagde] overstijgt. Daarbij zijn zij ingeschakeld door [eiseres] en daarmee partijgetuigen. Een onafhankelijke expert, niet-zijnde handelaar, zou in opdracht van beide partijen of de rechtbank moeten worden ingeschakeld. [gedaagde] is ook niet betrokken bij de totstandkoming van de opinies. Als laatste voert [gedaagde] aan dat [eiseres] inhoudelijk onvoldoende heeft gemotiveerd dat de voorwerpen niet aan de overeenkomst beantwoorden. [gedaagde] heeft alle opinies inhoudelijk betwist.
3.3.4Het beroep op dwaling is op geen enkele manier onderbouwd. Áls er al sprake zou zijn van dwaling, dient dat voor rekening van [eiseres] te komen. Partijen hebben geen schriftelijke koopovereenkomst gesloten en in de aard van een kunsttransactie ligt besloten dat sprake is van een bijzonder risico, waaronder dat voorwerpen niet (geheel) authentiek zijn of dat, door nieuwe kunsthistorische inzichten, de voorwerpen een andere kwalificatie krijgen.
3.3.5Voor de vordering ten aanzien van de voorwerpen 46 tot en met 49 ontbreekt de grondslag. De restauratieovereenkomsten van voorwerpen 48 en 49 heeft [eiseres] niet ontbonden. [eiseres] heeft niet gesteld dat [gedaagde] in verzuim is bij de uitvoering van de restauratieovereenkomsten. Enkel tijdsverloop rechtvaardigt geen ontbinding en zij heeft nooit een termijn gesteld voor nakoming.
3.3.6Voor voorwerp 50 geldt dat op [gedaagde] niet de verplichting rust om een aanvullende omschrijving af te geven. Dit is niet overeengekomen. Bovendien is de huidige omschrijving juist.
3.3.7De vordering tot schadevergoeding in de vorm van de kosten van de ‘experts’ heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd.