In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering beoordeeld. Eiseres, een migrerend werknemer en burger van een EU-lidstaat, had een aanvraag ingediend op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had haar aanvraag op 3 februari 2022 afgewezen, en deze afwijzing werd bevestigd in een besluit op bezwaar op 14 april 2022. Eiseres stelde dat de minister niet alle relevante feiten had overwogen, waaronder haar werkstatus en de toepasselijkheid van een collectieve arbeidsovereenkomst.
De rechtbank constateert dat de minister de aanvraag voor de periode van februari tot en met april 2022 had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de nationaliteitseis en onvoldoende uren had gewerkt. Eiseres voerde aan dat zij recht had op studiefinanciering op basis van haar status als migrerend werknemer, en verwees naar Europeesrechtelijke rechtspraak ter ondersteuning van haar standpunt. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet als migrerend werknemer kan worden beschouwd, vooral gezien de omstandigheden van haar arbeidsovereenkomst en de toepassing van de CAO.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.518,- bedragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling van aanvragen voor studiefinanciering door migrerende werknemers.