ECLI:NL:RBAMS:2022:7473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
13/134651-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van bagage in hotels met bewezenverklaring en gevangenisstraf

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij meerdere diefstallen van bagage in hotels in Amsterdam en Hoofddorp. De feiten vonden plaats tussen 20 en 29 mei 2022, waarbij waardevolle goederen zoals handtassen, laptops en geldbedragen werden gestolen. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd en de onrechtmatigheidsverweren van de verdediging verworpen. De rechtbank oordeelde dat de opsporingsmethoden rechtmatig waren en dat er geen onherstelbare vormverzuimen waren. De verdachte werd schuldig bevonden aan vier van de vijf ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank de betrouwbaarheid van de camerabeelden en de herkenningen door verbalisanten als voldoende achtte. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de diefstal onder feit 3, maar de rechtbank sprak hem vrij van dit feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en benadrukte de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/134651-22 (Promis)
Datum uitspraak: 9 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het Huis van Bewaring in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 31 augustus en 25 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.F. van Kregten en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Sahin, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig op de zitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten
[medeverdachte 1] (13/134641-22) en [medeverdachte 2] (13/134667-22). De rechtbank doet in de zaken van de drie verdachten tegelijk uitspraak.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van diefstal in vereniging op:
feit 1: 20 mei 2022 in Hoofddorp van een handtas met daarin bankpassen, rijbewijzen en geldbedragen in ponden en euro’s, een iPhone en horloges van het merk Tag Heuer en Rado van [aangever 1] ;
feit 2: 23 mei 2022 in Amsterdam van een zilverkleurige trolley met daarin kleding en horloges van [aangever 2] ;
feit 3: 25 mei 2022 in Amsterdam van een handtas met daarin bankpassen en een geldbedrag van 450 euro van [persoon 1] ;
feit 4: 27 mei 2022 in Hoofddorp van een rugtas met daarin portemonnees van het merk Louis Vuitton en Gucci, een iPad en een laptop van het merk Lenovo van [aangever 3] ;
feit 5: 29 mei 2022 in Amsterdam van een rug- en handtas(en) met daarin een Apple MacBook Pro, een HP laptop, geldbedragen van 120 euro, 300 dollar en 1400 naira, identiteitsbewijzen en bankpassen van [persoon 2] en/of [aangever 4] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdediging.
De gehele tekst is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, onder verwijzing naar haar op schrift gestelde pleitnotitie, op het standpunt gesteld dat de opname van het kenteken van de Toyota in het ANPR-bestand en de staande houding van medeverdachte [medeverdachte 2] onrechtmatig zijn geweest. Bij de aanhouding van verdachte en de inbeslagneming in de woning van [persoon 3] was sprake van een (verkapte en daarmee onrechtmatige) doorzoeking. Ook lijkt het proces-verbaal van bevindingen op pagina 33 van het dossier niet te kloppen en is de verslaglegging van de gang van zaken rond de inbeslagneming onzorgvuldig, onvolledig en tegenstrijdig.
Gelet op het voorgaande is volgens de raadsvrouw sprake van meerdere onherstelbare vormverzuimen. Door de onrechtmatige inzet van deze opsporingsmiddelen en -methoden in het voorbereidend onderzoek is sprake van een schending van de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De behandeling van de zaak voldoet daarom niet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde zoals bedoeld in artikel 359a, eerste lid, onder c van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Er zijn geen onrechtmatige opsporingsmiddelen of -methoden ingezet en er is geen sprake van enig onherstelbaar vormverzuim.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en verwerpt de daartoe door de raadsvrouw gevoerde rechtmatigheidsverweren. Deze verweren zullen hieronder afzonderlijk worden besproken.
3.3.1.
Inleiding
Uit het dossier blijkt dat de politie op 28 mei 2022 naar aanleiding van meerdere diefstallen in de ontbijtzaal van het [hotel 1] hotel in Amsterdam een postactie in burgerkleding heeft gehouden. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat twee mannen met een Zuid-Amerikaans uiterlijk kort na elkaar het hotel binnen kwamen. Deze mannen bleken later te zijn [verdachte] (hierna: verdachte) en medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] liep naar de ontbijtzaal en verdachte bleef in de lobby. Omdat beide mannen draadloze oortjes in hadden en verdachte werd gebeld, kreeg de verbalisant de indruk dat zij met elkaar communiceerden. De verbalisant zag dat verdachte het hotel verliet en rond het hotel begon te lopen en dat hij na een aantal minuten ook naar de ontbijtzaal liep. Na ongeveer vijf minuten verlieten beide mannen via de hoofdingang het hotel en stapten verderop in een Toyota. Het hotelpersoneel bleek de mannen te hebben weggestuurd omdat zij geen gasten waren of een andere geldige reden hadden om in het hotel aanwezig te zijn, zoals een bezoek aan het restaurant. De verbalisant bracht telefonisch de collega’s in uniform op de hoogte en verzocht om een staande houding. Nadat het voertuig was staande gehouden bleek verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het voertuig te zitten.
3.3.2.
Reconstructie van gebeurtenissen rondom de verstrekking van camerabeelden
Feiten
Naar aanleiding van bij de voornoemde controle na hun bezoek aan het [hotel 1] hotel gemaakte foto’s zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] door verbalisanten
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkend als de twee personen die (onder meer) op 23 mei 2022 bagage hadden weggenomen uit het [hotel 2] hotel in Amsterdam. Verbalisant [verbalisant 3] had namelijk al beelden gekregen van deze diefstal. Daarvan zijn twee foto’s gevoegd in het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2022 op pagina 34 van het einddossier. Op diezelfde dag zijn de beelden door verbalisant [verbalisant 4] uitgekeken en omschreven in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 216 van het einddossier. Verbalisant [verbalisant 3] is als getuige bij de rechter-commissaris gehoord en hij heeft toegelicht dat de beelden ter plaatse aan hem en verbalisant [verbalisant 2] werden getoond, dat hij daarvan met zijn telefoon foto’s heeft gemaakt en dat achteraf een vordering is opgemaakt. Op pagina 299 van het einddossier bevindt zich de bedoelde vordering tot verstrekking van de camerabeelden op grond artikel 126nda Sv, ondertekend op 31 mei 2022.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisant(en) bevoegd waren om, zonder voorafgaande mondelinge of schriftelijke vordering, de in het hotel getoonde camerabeelden te bekijken, deze in ontvangst te nemen en daarvan foto’s te maken en dat gelet op artikel 126nda, derde lid, Sv de schriftelijke vordering nadien mocht worden opgemaakt. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben herkend op basis van de ter plaatse getoonde beelden en dat de door verbalisant [verbalisant 3] op dat moment gemaakte foto’s in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 34 van het einddossier zijn gevoegd. Van het door de raadsvrouw gestelde onrechtmatig handelen door de verbalisanten is dan ook geenszins sprake.
3.3.3.
Onrechtmatige opname kenteken in ANPR-bestand?
Feiten
Naar aanleiding van bij de controle na hun bezoek aan het [hotel 1] hotel gemaakte foto’s zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 29 mei 2022 niet alleen herkend als de twee personen die op 23 mei 2022 bagage hadden weggenomen uit het [hotel 2] hotel in Amsterdam, maar ook van diefstallen gepleegd op 20 en 25 mei 2022 in respectievelijk het [hotel 3] hotel in Hoofddorp en het [hotel 4] hotel in Amsterdam. Omdat verdachte en de medeverdachten na de staande houding op 28 mei 2022 waren weggestuurd hebben de verbalisanten de Toyota met kenteken
[kenteken] opgenomen in het ANPR-bestand, zodat zij konden zien welke reisbewegingen het voertuig maakte.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat naar aanleiding van de herkenning door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan het in georganiseerd verband plegen van een of meer diefstallen van bagage uit hotels. Het kenteken van de Toyota is opgenomen in het ANPR-bestand. De ANPR-gegevens worden gebruikt op grond van zogenaamde ‘hits’ en de computer geeft een ‘hit’ als het geregistreerde voertuig wordt gescand. Op deze manier kan de politie de locatie van het voertuig achterhalen. Anders dan door de raadsvrouw bepleit is deze opsporingsmethode niet gebaseerd op artikel 126jj Sv, maar op artikel 3 van de Politiewet 2012. Bij de uitoefening van deze politietaak is geen verdenking noodzakelijk en geldt als beperking dat de opsporingsmethode slechts een beperkte inbreuk mag maken op de grondrechten van burgers en niet zeer risicovol mag zijn voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. De opsporingsmethode met betrekking tot het gebruik van ANPR-‘hits’ voldoet aan deze eisen, omdat het niet direct herleidbaar is tot een persoon en de registratie in het ANPR-systeem slechts van korte duur is. Dit maakt dat de inzet van het ANPR-bestand gebaseerd kon worden op de algemene politietaak en rechtmatig was.
3.3.4.
Onrechtmatige staande houding medeverdachte [medeverdachte 2] ?
Feiten
Na een aantal ANPR-‘hits’ werd de Toyota met kenteken [kenteken] staande gehouden op de [adres 1] in Amsterdam. Alleen medeverdachte [medeverdachte 2] bleek in het voertuig te zitten. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] werden niet in het voertuig of in de omgeving daarvan aangetroffen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, ongeacht de vraag of de staande houding van medeverdachte [medeverdachte 2] al dan niet onrechtmatig was, dit alleen in het opsporingsonderzoek van medeverdachte [medeverdachte 2] een onherstelbaar vormverzuim zou kunnen opleveren. Een dergelijk vormverzuim zou immers niet zijn begaan bij ‘het voorbereidend onderzoek’ tegen verdachte als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, Sv en verdachte zou bovendien niet zijn getroffen in het belang dat de geschonden norm beoogt te beschermen (de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de medeverdachte). Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank dat een dergelijk verzuim niet van bepalende invloed zou zijn geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ook zonder deze staande houding zou namelijk een strafrechtelijk onderzoek tegen en de vervolging van verdachte hebben plaatsgevonden.
3.3.5. (
Verkapte) doorzoeking in de woning en de verslaglegging van de gang van zaken rond de inbeslagname van goederen
Feiten
Na een aantal ANPR-‘hits’ en een heimelijke achtervolging van de Toyota met kenteken
[kenteken] is op (mondeling bevel) van een officier van justitie overgegaan tot het binnentreden in de woning op de [adres 2] om verdachte en de medeverdachten aan te houden en de aan diefstal in hotels gerelateerde goederen in beslag te nemen. De eigenaar van de woning, [persoon 3] , liet de verbalisanten binnen. Verdachte en de medeverdachten werden in de woning aangetroffen en aangehouden. In de woonkamer lagen drie matrassen die door verdachte en de medeverdachten werden beslapen. Daaromheen stonden koffers en tassen. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina
32 tot en met 54 van het einddossier, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , volgt dat zij zagen dat medeverdachte [medeverdachte 1] bezig was met een koffer die exact leek op de zilveren koffer die op 23 mei 2022 was weggenomen uit het [hotel 2] hotel in Amsterdam. Daarnaast had verdachte een rugzak bij zich waarin onder meer een HP laptop werd aangetroffen. Na het vertrek van verdachte en de medeverdachten begon [persoon 3] de woonkamer op te ruimen. Tijdens het verplaatsen van de matrassen trof verbalisant [verbalisant 2] verschillende in aluminium verpakte elektrische apparaten aan. De genoemde goederen zijn in beslag genomen.
In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2022 op pagina 61 van het einddossier heeft verbalisant [verbalisant 2] verklaard dat de matrassen door [persoon 3] werden verplaatst en dat [persoon 3] het opruimen zelfstandig deed en niet op aanwijzen van de verbalisanten.
[persoon 3] is later als getuige bij de politie gehoord en hij heeft toen verklaard: “
De politie heeft de matrassen opgetild en onder de matrassen gekeken. Er waren zeven politie agenten binnen”.Als hem wordt voorgehouden dat volgens de politie hij degene was die de matrassen heeft verschoven, antwoordt hij: “
Nee, de politie pakte de matrassen gelijk op toen ze binnen waren en keken onder de matrassen of er spullen van die mannen waren”.Op de vraag hoe hij de politie heeft geholpen, antwoordt hij: “
Toen de politie binnen was heb ik ze verteld alles mee te nemen (…). Ik mocht niets aanraken van de politie”.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] enerzijds en de verklaring van [persoon 3] anderzijds sterk uiteenlopen over de vraag door wie en op welk moment de matrassen zijn verplaatst. De gang van zaken rond het verplaatsen van de matrassen is in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal vastgelegd. In beginsel wordt van de juistheid van een dergelijk op ambtseed opgemaakt proces-verbaal uitgegaan. Er is in dit geval geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. De rechtbank vindt niet aannemelijk geworden dat de matrassen direct na het binnentreden in de woning door de verbalisanten zijn verplaatst. De rechtbank hecht hierbij waarde aan het gegeven dat geen van de zes bij de rechter-commissaris als getuige gehoorde verbalisanten, die de woning weliswaar hadden verlaten toen de matrassen werden verplaatst, heeft gehoord dat [persoon 3] bij het binnentreden in de woning aanwijzingen of instructies kreeg over het al dan niet aanraken van voorwerpen. Hoewel verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard dat [persoon 3] in het begin schuin achter hem bleef staan, heeft hij verklaard dat hij niet weet of [persoon 3] steeds op dezelfde plek is blijven staan. Bovendien heeft hulpofficier van justitie [hulpofficier van justitie] verklaard dat [persoon 3] rond mocht lopen en dat hij ook rondliep. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van het genoemde proces-verbaal van bevindingen te twijfelen.
De rechtbank is verder van oordeel dat geen sprake is geweest van een ‘verkapte’ doorzoeking. Uit het dossier blijkt niet dat het verplaatsen van de matrassen gebeurde op instigatie van de verbalisanten, maar juist dat [persoon 3] dit zelfstandig en niet op aanwijzen van de verbalisanten deed. Deze handeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een feitelijk door de verbalisanten verrichte doorzoeking ter inbeslagneming. Dat de verbalisanten de situatie op grond van artikel 96, tweede lid, Sv hadden kunnen bevriezen doet daar niet aan af. De elektrische apparaten die vervolgens onder de matrassen vandaan kwamen zijn dan ook rechtmatig in beslag genomen.
Verder stelt de rechtbank vast dat de na het binnentreden in de woning bij verdachte aangetroffen rugzak het resultaat is geweest van zoekend rondkijken en dat de verbalisanten daartoe bevoegd waren. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 32 tot en met 54 van het einddossier, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , volgt dat zij zagen dat verdachte een rugzak bij zich had waarin niet alleen (onder meer) een HP laptop werd aangetroffen, maar ook zijn paspoort. Hulpofficier van justitie [hulpofficier van justitie] heeft bij de
rechter-commissaris verklaard dat één van de verdachten een paspoort uit een rugzak haalde en verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat de rugzak open stond en dat daar half een laptop uitstak. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat redelijkerwijs vermoed kon worden dat in de genoemde rugzak met diefstal verband houdende goederen zaten. Deze rugzak is rechtmatig in beslag genomen. Vervolgens mochten de verbalisanten op grond van artikel 95, eerste lid, Sv in de rugzak kijken en de daarin aangetroffen goederen in beslag nemen. Van een doorzoekingshandeling is dan ook geen sprake geweest.
Ten aanzien van de verslaglegging van de gang van zaken rond de inbeslagname van goederen overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel deze verslaglegging slordig is geweest en met meer precisie had kunnen geschieden, levert dat geen vormverzuim op. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in de woning – mede als gevolg van het verplaatsen van matrassen door [persoon 3] – sprake was van een rommelige situatie. Dat [persoon 3] op 5 juni 2022 nog een aantal gevulde koffers, (rug)tassen en een zak aan de politie heeft verstrekt, moet ook in dat licht worden bezien. De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat de verslaglegging zo onzorgvuldig was dat onvoldoende kan worden gecontroleerd hoe het een en ander is verlopen. Het dossier bevat bovendien geen aanwijzingen dat essentiële elementen over de gang van zaken omtrent het binnentreden en de inbeslagname van goederen doelbewust zijn weggelaten of anders zijn omschreven dan hoe deze handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
3.3.6.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat voornoemde opsporingsmiddelen en -methoden rechtmatig zijn ingezet en dat van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, Sv niet is gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Zoals hierboven onder rubriek 3.2. is aangegeven stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er geen onrechtmatige opsporingsmiddelen of –methoden zijn ingezet en dat er geen sprake is van enig onherstelbaar vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden.
De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 tot en met feit 5 ten laste gelegde diefstallen kunnen worden bewezen op grond van de aangiftes, de camerabeelden, de daarop gebaseerde herkenningen en de in de woning aangetroffen goederen. Ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal geldt dat verdachte heeft bekend dat hij de Louis Vuitton tas en de Gucci portemonnee heeft weggenomen. Hoewel hij heeft verklaard dat hij deze diefstal alleen heeft gepleegd, kan op basis van de overige bewijsmiddelen in het dossier worden bewezen dat hij dit feit tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft begaan. Ook ten aanzien van de overige feiten is sprake geweest van medeplegen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Tot slot is er geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is, dan stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de hiervoor onder rubriek 3.1. besproken gebruikte opsporingsmiddelen en -methoden zodanig onherstelbare vormverzuimen opleveren dat de bij de doorzoeking aangetroffen en in beslag genomen goederen moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Het bewijs berust grotendeels op camerabeelden en herkenningen, terwijl deze beelden van onvoldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. Tot slot kunnen de in de woning aangetroffen goederen niet worden gelinkt aan de aangiftes en kan niet worden vastgesteld welke goederen al dan niet aan verdachte toebehoren.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor onder rubriek 3.3. overwogen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek zodat artikel 359a, eerste lid, onder b Sv niet van toepassing is.
4.3.1.
Vrijspraak van het onder feit 3 ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal in vereniging. Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij deze diefstal. Weliswaar is verdachte herkend op de camerabeelden van het hotel van de dag waarop deze diefstal heeft plaatsgevonden. Daarop is echter niet meer te zien dan dat verdachte het hotel binnenloopt en zich op enig moment in een gang van het hotel bevindt en een andere gang inloopt, om een periode daarna weer dezelfde weg terug af te leggen. Daarom kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de diefstal.
4.3.2.
Bewezenverklaring van het onder feiten 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde
4.3.2.1. Betrouwbaarheid van de herkenningen
De rechtbank zal eerst beoordelen of er op grond van het dossier en het hetgeen ter zitting is besproken aanleiding bestaat om de herkenningen op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden en de daarvan in het dossier gevoegde fotobijlagen/
stillsvan de diefstallen in de verschillende hotels voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn om verdachte
(en medeverdachte [medeverdachte 1] ) te kunnen herkennen. De verbalisanten hebben verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) herkend aan hun gezicht, kledingstukken, accessoires en postuur. Gezichtsherkenningen hebben een hoge diagnostische waarde en in combinatie met de in de processen-verbaal genoemde specifieke accessoires – de bruine en grijze pet, de schoenen en de rugzak – is sprake van voldoende onderscheidende kenmerken om verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) te kunnen herkennen. Hoewel niet alle verbalisanten verdachte eerder, dus voorafgaand aan de herkenning, hebben ontmoet, is sprake van meerdere onafhankelijk van elkaar gedane herkenningen. In het bijzonder verbalisant [verbalisant 6] heeft, voorafgaand aan de herkenning van 2 juni 2022, verdachte gezien tijdens het verhoor bij de politie op 31 mei 2022. Van feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren is verder niet gebleken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen door de verbalisanten voldoende betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
4.3.2.2. Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1: diefstal in vereniging op 20 mei 2022 in het [hotel 3] hotel in Hoofddorp
Aangeefster [aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar handtas met daarin bankpassen, rijbewijzen, geldbedragen, een iPhone en horloges van het merk Tag Heuer en Rado. Uit de aangifte blijkt dat de handtas op 20 mei 2022 tussen 19:30 uur en 20:30 uur is weggenomen van de rugleuning van een stoel in het restaurant van het [hotel 3] hotel in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. [2]
Op de camerabeelden van het [hotel 3] hotel in Hoofddorp heeft verbalisant [verbalisant 7] waargenomen dat verdachte en [medeverdachte 1] om 19:47 uur de hotellobby in lopen. Om 19:48 uur loopt [medeverdachte 1] in het restaurant. De handtas van aangeefster hangt aan de rugleuning van een stoel. Verdachte en [medeverdachte 1] gaan samen aan de tafel naast aangeefster zitten en kijken geregeld haar kant op. [medeverdachte 1] doet een aantal keer iets met zijn headset, houdt zijn hand voor zijn mond en lijkt te praten en verricht handelingen aan zijn telefoon. [medeverdachte 1] loopt twee keer heen en weer naar de nooduitgang. Verdachte loopt naar de tafel van aangeefster, pakt de tas en loopt rechtstreeks richting de nooduitgang die door [medeverdachte 1] is opengezet. [medeverdachte 1] staat ook op en loopt achter verdachte aan richting de uitgang. Omstreeks 20:02 uur stappen verdachte en [medeverdachte 1] in een voertuig. [3]
Aan de hand van een vergelijking van de camerabeelden met de in de Toyota met kenteken [kenteken] aangetroffen grijze en bruine pet, de in de woning op de [adres 2] aangetroffen schoenen en de bij de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 1] gemaakte foto’s hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verdachte en [medeverdachte 1] herkend aan hun kleding, gelaat en postuur. [4]
Feit 2: diefstal in vereniging op 23 mei 2022 in het [hotel 2] hotel in Amsterdam
Aangever [aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn zilverkleurige trolley met daarin kleding en horloges. Uit de aangifte blijkt dat de trolley op 23 mei 2022 tussen 10:00 uur en 14:00 uur is weggenomen in het [hotel 2] hotel in Amsterdam. Aangever heeft verklaard dat hij samen met zijn vriendin de trolley had achtergelaten in de lobby bij een hotelmedewerker. [5]
Op de camerabeelden van het [hotel 2] hotel in Amsterdam van 23 mei 2022 heeft verbalisant [verbalisant 4] waargenomen dat een man en een vrouw om 09:55 uur met een zilverkleurige trolley voor de incheckbalie staan. Om 10:00 uur loopt VD1 het hotel binnen. Om 10:01 uur loopt VD2 het hotel binnen. VD1 en VD2 staan voor de incheckbalie, kijken naar de bagage en praten met elkaar. VD2 loopt naar de lobby, wanneer de zilveren koffer bij de overige bagage wordt geplaatst. Op het moment dat VD1 zijn telefoon naar zijn oor brengt, verlaten de man en de vrouw de lobby. VD1 loopt met zijn telefoon aan zijn oor achter hen aan naar buiten en loopt meerdere keren van buiten naar binnen en andersom. Om 10:10 uur steekt VD1 zijn hand op boven zijn hoofd. VD2 reageert hierop door op te staan en vanuit de lobby richting de bagage te lopen. VD1 loopt naar de zilverkleurige trolley. VD1 kijkt nogmaals om zich heen en VD2 lijkt te knikken. VD1 pakt de koffer vast, tilt deze op en neemt deze mee richting de uitgang. VD2 loopt vlak achter VD1 aan naar buiten. [6]
Aan de hand van een vergelijking van de camerabeelden met de in de Toyota met kenteken [kenteken] aangetroffen grijze pet en rugzak, de in de woning op de [adres 2] aangetroffen schoenen en de bij aanhouding van verdachte en [medeverdachte 1] gemaakte foto’s, hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verdachte en [medeverdachte 1] herkend aan hun kleding, gelaat en postuur. [7]
Feit 4: diefstal in vereniging op 27 mei 2022 in het [hotel 5] hotel in Hoofddorp
Aangeefster [aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar rugtas met daarin portemonnees van het merk Louis Vuitton en Gucci, een iPad en een laptop van het merk Lenovo. Uit de aangifte blijkt dat de rugtas op 27 mei tussen 08:10 uur en 08:15 uur is weggenomen in de ontbijtzaal van het [hotel 5] hotel in Hoofddorp. Aangeefster heeft verklaard dat zij de rugtas op de twee koffers had gezet. [8]
Op de camerabeelden van het [hotel 5] hotel in Hoofddorp van 27 mei 2022 heeft verbalisant [verbalisant 8] waargenomen dat twee mannen om 08:01:05 uur (werkelijke tijd) het hotel binnen lopen. Aan de hand van een vergelijking van de camerabeelden met de politiefoto’s van 2022 heeft verbalisant [verbalisant 8] verdachte herkend aan zijn kale hoofd en zijn gezichtsuitdrukking en [medeverdachte 1] aan zijn korte haar met inhammen en zijn gezichtsuitdrukking. Omstreeks 08:02 uur loopt [medeverdachte 1] in de ontbijtzaal. Verdachte is ook in de ontbijtzaal en praat met [medeverdachte 1] . Verdachte hangt zijn jas over verschillende stoelen, steeds dichter bij de koffer en de rugtas van aangeefster. Als aangeefster uit het zicht is pakt verdachte de rugtas. [medeverdachte 1] leidt een mogelijke getuige af door hem iets te vragen en naar de grond te wijzen. [9]
Verdachte heeft op de zitting van 25 november 2022 verklaard dat hij op 27 mei 2022 een rugtas, een goed van het merk Louis Vuitton en een Gucci portemonnee heeft weggenomen in de ontbijtzaal van het [hotel 5] hotel in Hoofddorp.
Feit 5: diefstal in vereniging op 29 mei 2022 in het [hotel 6] hotel in Amsterdam
Aangeefster [aangever 4] heeft, mede namens [persoon 2] , aangifte gedaan van diefstal van een rugtas en een handtas met daarin een Apple MacBook Pro, een HP laptop, geldbedragen van 120 euro, 300 dollar en 1400 naira, identiteitsbewijzen en bankpassen. Uit de aangifte blijkt dat de rugtas en handtas zijn weggenomen op 29 mei 2022 tussen 08:55 uur en
09:05 uur in de ontbijtzaal van het [hotel 6] hotel in Amsterdam. [10]
Op de camerabeelden van het [hotel 6] hotel in Amsterdam heeft verbalisant [verbalisant 6] verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] herkend aan hun gelaat en postuur zoals uitgewerkt in het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022105875-33. Verbalisant [verbalisant 6] heeft waargenomen dat verdachte en [medeverdachte 1] richting de ingang van het hotel lopen. Aan de buitenzijde van de toegangsdeur doet verdachte iets met zijn telefoon. [medeverdachte 1] lijkt iets in zijn oor te stoppen. [medeverdachte 1] loopt achter verdachte aan het hotel binnen. Verdachte draagt in zijn oor een oordopje. Hij loopt het restaurant binnen en verdwijnt uit het zicht. [medeverdachte 1] beweegt richting de eetzaal en kijkt om zich heen. Aangeefsters zetten hun tassen op de stoelen en lopen richting het buffet. Verdachte loopt met zijn jas in zijn hand terug, pakt een handtas van de stoel en verbergt deze onder zijn jas. Vervolgens pakt hij een rugzak van een andere stoel, hangt deze over zijn schouder en loopt richting de uitgang van het hotel. [medeverdachte 1] loopt achter verdachte aan richting de uitgang van het hotel. Verdachte en [medeverdachte 1] stappen in een voertuig. [11]
4.3.2.3. Bewijsoverweging
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan vier diefstallen. De verklaring van verdachte dat hij niets met de diefstallen te maken heeft, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Modus operandi
De rechtbank stelt vast dat er bij de verschillende diefstallen overeenkomsten zijn in de pleegperiode en de specifieke handelswijze, de zogenaamde modus operandi. Bij alle gevallen ging het om diefstal in een hotel. De diefstallen hebben kort na elkaar in een periode van tien dagen plaatsgevonden. Tijdens de diefstallen zijn verdachte en de medeverdachte steeds in dezelfde samenstelling en op dezelfde wijze te werk gegaan. De wegnemingshandelingen hebben plaatsgevonden in de lobby of de ontbijtzaal van verschillende hotels, waarbij telkens hand- of rugtassen, en in één geval een koffer, met daarin waardevolle goederen en/of geldbedragen zijn gestolen. Uit de beschreven camerabeelden blijkt dat verdachte en de medeverdachte daarbij veelal door middel van een communicatiemiddel contact met elkaar hielden. Na de diefstallen hebben verdachte en de medeverdachte telkens één voor één achter het hotel verlaten.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt naar voren dat verdachte in alle gevallen nauw en bewust heeft samengewerkt met dezelfde medeverdachte. De betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen kan worden afgeleid uit de
modus operandiin combinatie met de camerabeelden en de daarop gebaseerde herkenningen. Bovendien heeft verdachte bekend dat hij de diefstal in het [hotel 5] hotel heeft gepleegd. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij de diefstal alleen heeft gepleegd, vindt de rechtbank - gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier - bewezen dat verdachte de diefstal in het [hotel 5] hotel tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd. Uit de wijze waarop zij telkens met zijn tweeën hebben geopereerd, kan worden opgemaakt dat aan de diefstallen een gezamenlijk en vooropgezet plan ten grondslag heeft gelegen. De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte en de medeverdachte bij het wegnemen van de bagage in de hotels steeds inwisselbaar was, zodat telkens sprake is geweest van medeplegen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat bewezen dat verdachte:
1.
op 20 mei 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een handtas met daarin bankpassen en rijbewijzen en geldbedragen
(in ponden en euro's) en een telefoon van het merk iPhone en horloges van het merk Tag Heuer en Rado toebehorende aan [aangever 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op 23 mei 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen een zilverkleurige trolley met daarin kleding en horloges toebehorend aan [aangever 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
op 27 mei 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een rugtas met daarin portefeuilles van het merk Louis Vuitton en Gucci en een iPad en een laptop van het merk Lenovo toebehorend aan [aangever 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
op 29 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een rugtas en een handtas met daarin een laptop van het merk Apple MacBook Pro en een laptop van het merk HP en een geldbedrag van 120 euro en 300 Amerikaanse dollar en 1400 Nigeriaanse naira en identiteitsbewijzen en bankpassen toebehorende aan [persoon 2] en [aangever 4] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie is bij de strafeis uitgegaan van mobiel banditisme. In strafverzwarende zin heeft hij meegenomen dat de feiten in vereniging zijn gepleegd en dat het kwetsbare slachtoffers betreft. De officier van justitie vindt daarom een uitgangspunt van een gevangenisstraf van vier maanden per feit passend.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij pleidooi verzocht om, in het geval van een bewezenverklaring, geen hogere straf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht de straf te verminderen omdat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, waardoor een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte en dit nadeel gecompenseerd moet worden. Tot slot heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte, zodra hij in vrijheid wordt gesteld, zal worden uitgezet naar Zweden en dat hij voornemens is om nooit meer terug te keren naar Nederland, terwijl een gevangenisstraf bovendien onnodige kosten oplevert voor de samenleving.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor onder rubriek 3.3. en 4.4. overwogen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek zodat artikel 359a, eerste lid, onder a Sv niet van toepassing is.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vier bagagediefstallen van reizigers in verschillende hotels in Amsterdam en Hoofddorp, waarbij waardevolle goederen en/of geldbedragen zijn gestolen. Daarbij is verdachte zeer gewiekst en professioneel te werk gegaan. Verdachte geen respect getoond voor de spullen en het daarmee samenhangende eigendomsrecht van anderen. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Door zo te handelen heeft verdachte schade en overlast veroorzaakt. Voor reizigers geldt dit in bijzondere mate nu zij vaak ver van huis zijn en daardoor in versterkte mate afhankelijk zijn van de goederen die zij bij zich hebben.
Uitgangspunt
De rechtbank gaat bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf uit van de in het landelijk overleg van de voorzitters van strafsectoren van de gerechten (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ten aanzien van zakkenrollerij/tasjesroof waarbij in georganiseerd verband te werk wordt gegaan wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden gehanteerd. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte en de mededader doelbewust hebben gekozen voor kwetsbare slachtoffers.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 juli 2022, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Verdachte heeft op de zitting van 25 november 2022 verklaard dat hij spijt heeft van de door hem onder feit 4 gepleegde diefstal, die hij heeft bekend en dat hij graag terug wil naar zijn familie.
De op te leggen straf
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende oordeel. De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank heeft oog voor de wens van verdachte om terug naar zijn familie te gaan, maar vindt dat deze omstandigheid vanwege de ernst van de feiten geen strafvermindering rechtvaardigt. De rechtbank vindt het positief dat verdachte spijt heeft betuigd ten aanzien van het onder feit 4 gepleegde diefstal, maar neemt hem kwalijk dat hij geen inzicht heeft getoond in zijn handelen ten aanzien van de andere bewezenverklaarde feiten. Vanuit het oogpunt van vergelding vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.Beslag

De volgende voorwerpen zijn onder verdachte in beslag genomen:
- 7 STK Verdovende Middelen (G6199764; 500mg, pillen);
- 2 STK Verdovende Middelen (G6199766, asprina);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199767, genoprazol);
- 2 STK Verdovende Middelen (G6199770, valisona);
- 3 STK Verdovende Middelen (G6199774, reactine);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199784, meokap-lf);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199786, nikzon);
- 2 STK Verdovende Middelen (G6199790, kaomjcin);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199845, omeprazol);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199857, inhaler).
Teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon
Omdat niet is vastgesteld dat de bovengenoemde voorwerpen daadwerkelijk verdovende middelen betreffen, moet het goed worden bewaard ten behoeve van de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken personen, zodat het beslag daarvan in de executiefase kan worden afgewikkeld.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal in vereniging;
feit 2:
diefstal in vereniging;
feit 4:
diefstal in vereniging;
feit 5:
diefstal in vereniging, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende(n) van:
- 7 STK Verdovende Middelen (G6199764; 500mg, pillen);
- 2 STK Verdovende Middelen (G6199766, asprina);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199767, genoprazol);
- 2 STK Verdovende Middelen (G6199770, valisona);
- 3 STK Verdovende Middelen (G6199774, reactine);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199784, meokap-lf);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199786, nikzon);
- 2 STK Verdovende Middelen (G6199790, kaomjcin);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199845, omeprazol);
- 1 STK Verdovende Middelen (G6199857, inhaler).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2022.
[(...)]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende einddossier bevinden, volgens de in dat einddossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 172-174.
3.Proces-verbaal van bevindingen, incl. fotobijlagen, p. 209-215.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32-54.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 170-171.
6.Proces-verbaal van bevindingen, incl.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32-54.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 179-181.
9.Proces-verbaal van bevindingen, incl. fotobijlagen, p. 236-265.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 185-187.
11.Proces-verbaal van bevindingen, incl. fotobijlagen, p. 241-265 en proces-verbaal van bevindingen, p. 32-54.