ECLI:NL:RBAMS:2022:7443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
13/252590-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een persoon aan België in het kader van een Europees aanhoudingsbevel, met aandacht voor detentieomstandigheden

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 8 december 2022, wordt een vordering tot overlevering behandeld die is ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel, België, op 4 oktober 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1982, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de vordering is behandeld op een openbare zitting op 24 november 2022.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen, omdat zij meer tijd nodig heeft om te beslissen over de overlevering. De verdediging heeft aangevoerd dat de detentieomstandigheden in België, zoals beschreven in artikel 11 van de Overleveringswet (OLW), een belemmering vormen voor de overlevering. De raadsman heeft gewezen op de problematiek van 'grondslapers' in Belgische gevangenissen, terwijl de officier van justitie stelt dat de algemene detentiegarantie voldoende is. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al zorgen geuit over de detentieomstandigheden in België.

Na de sluiting van het onderzoek op 30 november 2022 is er een nieuw rapport gepubliceerd door het CPT over de detentieomstandigheden in België. Dit rapport heeft de rechtbank doen besluiten de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden, zodat de verdediging en de officier van justitie zich kunnen uitlaten over de gevolgen van dit rapport. De rechtbank heeft de beslistermijn opnieuw verlengd en de oproeping van de opgeëiste persoon bevolen voor een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/252590-22
RK nummer: 22/4414
Datum uitspraak: 8 december 2022
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 oktober 2022 door de onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van 4 oktober 2022. Dit bevel van aanhouding is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel (België).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
en
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Federaal Magistraat heeft op 27 oktober 2022 de volgende garantie gegeven:
As federal prosecutor in charge of the case, I can confirm that, in case [opgeëiste persoon] is sentenced to a prison sentence in Belgium, it will be allowed to enforce the sentence in the Netherlands.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bepaalde in artikel 11 OLW aan overlevering in de weg staat. Uit een e-mail d.d. 11 oktober 2022 blijkt dat in tal van Belgische penitentiaire inrichtingen nog altijd sprake is van ‘grondslapers’. De brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, waarin een algemene detentiegarantie is gegeven, betreft dus een lege huls. De zaak dient te worden aangehouden totdat zeker is dat opgeëiste personen tijdens de detentie in België niet op de grond hoeven te slapen.
Standpunt van de officier van justitie
Er kan van de gegeven zekerheid in de algemene Belgische detentiegarantie worden uitgegaan. De rechtbank heeft meermalen aangegeven zich zorgen te maken over de detentieomstandigheden in België. De grondslaapproblematiek en de detentieomstandigheden in België zijn bekend bij het Openbaar Ministerie en de rechtbank. Sinds enige tijd wordt de algemene garantie gegeven dat een opgeëiste persoon in de Belgische gevangenis niet op de grond hoeft te slapen. Deze garantie is voldoende. Er zijn twee zaken bekend waarin het feitelijk niet goed is gegaan, maar gelet op het totaal aantal bekende Belgische overleveringszaken betreft het hier incidenten, die bovendien serieus door de Belgische autoriteiten zijn behandeld. We kunnen dus onverkort vertrouwen op de garantie zoals deze is afgegeven. De stukken die door de verdediging zijn overgelegd doen hier niet aan af. Artikel 11 OLW vormt geen belemmering voor overlevering.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] is de rechtbank in een andere zaak tot het oordeel gekomen dat er in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen. De stukken waar de raadsman op gewezen heeft onderstrepen dat dit reële gevaar nog altijd bestaat.
Na de sluiting van het onderzoek in de onderhavige zaak, op 30 november 2022, is een nieuw CPT-rapport gepubliceerd over de Belgische detentieomstandigheden. Dit rapport is voor de rechtbank aanleiding om deze zaak aan te houden voor onbepaalde tijd teneinde de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (de eventuele gevolgen van) dit rapport.

7.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijd- met dien verstande dat de zaak
vóór het einde van de (verlengde) beslistermijnweer op zitting moet worden gepland -teneinde de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (de eventuele gevolgen van) voormeld CPT-rapport;
VERLENGTde beslistermijn met dertig dagen op grond van artikel 22 lid 5 OLW;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.