ECLI:NL:RBAMS:2022:7386

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
13/305610-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof met geweld en betrokkenheid bij de voorbereiding en uitvoering van het misdrijf

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 juli 2021 in Diemen, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een tas van het merk Prada heeft gestolen van een aangeefster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan de diefstal contact heeft gehad met de aangeefster via de verkoopapplicatie Vinted en dat hij de medeverdachten naar de plaats van de diefstal heeft gebracht. Tijdens de diefstal werd de aangeefster bedreigd met een vuurwapen, wat de ernst van het delict vergroot. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van diefstal met geweld, maar heeft hem vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de dreiging met een vuurwapen, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank heeft een werkstraf van 150 uur opgelegd, alsook een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, rekening houdend met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact van het delict op de aangeefster. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de materiële schade die zij heeft geleden door de diefstal.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/305610-21 (Promis)
Datum uitspraak: 8 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres 1] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Wirken, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld van een Pradatas toebehorende aan [persoon 1] op 21 juli 2021 in Diemen, door:
- een of meermalen (met kracht) aan voornoemde tas heeft/hebben getrokken en/of gerukt (welke tas door die [persoon 1] werd vastgehouden), en/of
- voornoemde tas met kracht uit de hand(en) van die [persoon 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt, en/of
- dreigend een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [persoon 1] heeft/hebben getoond en/of heeft/ hebben gericht op die [persoon 1] , en/of
- tegen voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gezegd “geef”,
Indien dit niet bewezen kan worden, is aan verdachte subsidiair medeplichtigheid aan dit misdrijf tenlastegelegd, door in de periode 16 juli 2021 tot en met 21 juli 2021 in Diemen/Amsterdam:
- via de applicatie “Vinted” contact te zoeken met die [persoon 1] en/of een afspraak met die [persoon 1] te maken en/of
- een (vlucht)auto ter beschikking te stellen en/of
- de medeverdachte [medeverdachte 1] en/of een andere medeverdachte(n) met een auto naar de afgesproken plek om of nabij de Dalsteindreef te Diemen te brengen en/of
- in de auto in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op die medeverdachte(n) te (blijven) wachten en/of
- ( vervolgens) de vlucht van die [medeverdachte 1] en/of een andere medeverdachte(n) mogelijk te maken en/of gemakkelijk te maken door de (vlucht)auto te besturen vanaf de Dalsteindreef te Diemen.
Meer subsidiair is aan verdachte het medeplegen van heling van de Prada tas tenlastegelegd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit van het volgende.
Op 15 juli 2021 heeft aangeefster [persoon 1] een zwarte tas van het merk Prada te koop aangeboden op Vinted. Op 16 juli 2021 ontving zij een bod van het gebruikersaccount “ [gebruikersaccount 1] ”. Na een korte onderhandeling werd een prijs van € 950,00 overeengekomen en spraken zij af elkaar op 21 juli 2022 om 14.00 uur op station Diemen Zuid te ontmoeten voor de overdracht. Aangeefster is samen met een vriendin naar het station gereden en parkeerde haar auto bij de taxistandplaats. Aangeefster ontving via Vinted een bericht van de koper dat zijn/haar broertje onderweg was en dat zij het betaalverzoek alvast kon sturen. Rond 14.35 uur kwamen er twee jongens op de afgesproken locatie aanlopen. Aangeefster had de hengsels van de tas om haar hand gedraaid en wilde de tas niet afgeven voordat het betaalverzoek was betaald. Op dat moment trok één van de jongens de tas van haar arm en richtte de andere jongen een vuurwapen op haar. Ook hoorde zij dat één van de jongens zei: “geef”. Daarna renden de jongens weg, waarbij één van hen zijn telefoon verloor. Deze telefoon, welke door aangeefster is opgeraapt, is in beslag genomen en uit onderzoek bleek deze in gebruik te zijn bij medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit onderzoek naar camerabeelden uit de omgeving van het station is gebleken dat rond 14.30 uur een grijskleurige Volkswagen Golf op de Dalsteindreef parkeert, dat er twee personen uit het achterportier stappen en dat zij via het viaduct naar station Diemen Zuid lopen. Een aantal minuten later rennen deze twee personen vanuit de richting van het viaduct terug naar de geparkeerde Volkswagen Golf. Eén van de personen heeft een voorwerp in zijn handen. Vervolgens stappen zij in de Volkswagen Golf en rijdt het voertuig weg richting Amsterdam Zuidoost.
Op basis van de historische locatiegegevens van de op de plaats delict achtergelaten telefoon zijn camerabeelden opgevraagd van locaties nabij de flat [flat] in Amsterdam Zuidoost. Hierop is te zien dat een grijskleurige Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] om 14.16 uur voor de flat parkeert en dat er om 14.29 uur twee personen achterin het voertuig stappen. Het voertuig rijdt daarna direct weg. Om 14.42 uur komt de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] opnieuw bij de flat aanrijden en stappen er twee personen uit de achterportieren van het voertuig. Eén van de passagiers wordt herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] . De bestuurder van de Volkswagen Golf wordt omschreven als een in het zwart geklede negroïde man. De Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] staat op naam van de vader van verdachte [verdachte] .
Op 21 juli 2021 om 13:48 uur wordt het IP-adres [ip-adres] gebruikt om in te loggen op het Vinted-account “ [gebruikersaccount 1] ”. Dit IP-adres is gekoppeld aan het adres [adres 2] , waar volgens de gemeentelijke basisadministratie [persoon 2] staat ingeschreven. Dit betreft de tante van verdachte [verdachte] .
Op 25 juli 2021 wordt er op Marktplaats door het gebruikersaccount ‘ [gebruikersaccount 2] ’ een zwarte tas van het merk Prada te koop aangeboden. De digitale vingerafdruk van dit account komt overeen met de digitale vingerafdruk van het gebruikersaccount ‘ [gebruikersaccount 3] ’, waaraan het e-mailadres [e-mailadres] is gekoppeld. Uit onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] (goednummer 6089367) is gebleken dat daarmee gebruik wordt gemaakt van het e-mailadres [e-mailadres] en het Snapchataccount “ [stanchataccount] ”. Ook blijkt dat via deze telefoon op 21 juli 2021 tussen 14:03 en 14:26 meermalen contact is geweest met het Vinted-account [vinted-account] (aangeefster [persoon 1] ), dat er op 14:33 uur op internet is gezocht naar hoe een Vinted-account verwijderd kan worden, dat er om 14:34 uur een Vinted-account wordt verwijderd en dat op 21 juli 2021 tussen 16:17 en 16:22 uur foto’s zijn gemaakt van een zwarte tas van het merk Prada. Deze foto’s komen overeen met de foto’s van de Marktplaatsadvertentie van gebruiker ‘ [gebruikersaccount 2] ’ waarin een zwarte tas van het merk Prada wordt aangeboden.
Uit onderzoek naar de op de plaats delict achtergelaten telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat hij op 21 juli 2021 om 14:35 uur via Snapchat naar de gebruiker van het account ‘ [stanchataccount] ’ heeft gestuurd: “
Die chikkie is met een man in die cap zeg pas na die tikkie gaat ze eruit.” Waarop [stanchataccount] reageert met: “
Stond ze niet buiten?.Het account [stanchataccount] is in gebruik bij verdachte [verdachte] .
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld. Op basis van het dossier gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte via Vinted de afspraak met aangeefster heeft gemaakt, het contact met haar heeft onderhouden, de medeverdachten naar station Diemen Zuid heeft gebracht, de vluchtauto heeft bestuurd en de gestolen tas van het merk Prada op Marktplaats te koop heeft aangeboden. Gelet op deze betrokkenheid voorafgaand, tijdens en na afloop van de diefstal is sprake van gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en medeverdachten en dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van de diefstal.
Nu verdachte vooraf wist dat er niet voor de tas betaald zou worden en wist dat (een van) de medeverdachten ten tijde van de diefstal over een vuurwapen beschikte, heeft verdachte volgens de officier van justitie ook opzet gehad op het geweld dat met de diefstal gepaard is gegaan.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is in de eerste plaats aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest in de omgeving van de plaats delict. Daarnaast is er geen bewijs voorhanden dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat aangeefster door medeverdachten van de tas beroofd zou worden. En ten derde kan niet worden bewezen dat de persoon die de foto’s van de tas heeft gemaakt, wist of had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was.
Subsidiair heeft de raadsvrouw beargumenteerd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het gebruiken van geweld, omdat niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte hierop was gericht. Verdachte kan immers niet als één van de twee uitvoerders worden aangemerkt, heeft het geweld niet waargenomen en er zijn geen aanwijzingen dat hij op voorhand wist of had moeten vermoeden dat door de medeverdachten geweld zou worden gebruikt.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Bewezenverklaring voor medeplegen van diefstal met geweld
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Voorafgaand aan de diefstal
Uit onderzoek naar de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat hij in de dagen voorafgaand aan de diefstal heeft gezocht op verkoopadvertenties van tassen van het merk Prada, dat hij het Vinted-profiel van aangeefster heeft bezocht en dat hij meermalen contact met haar heeft gehad. Aangeefster heeft verklaard dat zij contact heeft gehad met een Vinted-gebruiker genaamd ‘ [gebruikersaccount 1] ’ en dat ze met de gebruiker van dit account op 21 juli 2021 rond 14.00 uur heeft afgesproken bij station Diemen Zuid voor de overdracht van de tas. Op 21 juli 2021 om 13:48 uur wordt op het adres [adres 2] via het IP-adres van de tante van verdachte ingelogd op het Vinted-account van ‘ [gebruikersaccount 1] ’. Vervolgens wordt door de telefoon van verdachte tussen 14:03 uur en 14:26 uur meermalen contact gezocht met het Vinted-account van aangeefster. Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte de gebruiker is van het Vinted-account ‘ [gebruikersaccount 1] ’ en dat hij met aangeefster de afspraken omtrent de koop van de Prada tas heeft gemaakt.
Tijdens de diefstal
Vervolgens kan op basis van de camerabeelden uit de omgeving van station Diemen Zuid worden vastgesteld dat de jongens die de tas van aangeefster hebben weggenomen, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] , rond 14.30 uur door een grijskleurige Volkswagen Golf worden afgezet op de Dalsteindreef. Om 14:35 uur heeft medeverdachte [medeverdachte 1] via Snapchat een chatgesprek met de gebruiker van het account ‘ [stanchataccount] ’. [medeverdachte 1] stuurt: “
Die chikkie is met een man in die cap zeg pas na die tikkie gaat ze eruit.”, waarop [stanchataccount] reageert met: “
Stond ze niet buiten?.Uit de aangifte volgt dat aangeefster samen met een vriendin in de auto op de taxistandplaats van station Diemen Zuid zat en dat zij de tas niet wilde overhandigen voordat de koper het betaalverzoek (een tikkie) had betaald. Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt het Snapchataccount [stanchataccount] bij hem in gebruik te zijn. Uit het antwoord ‘
Stond ze niet buiten?’ leidt de rechtbank af dat verdachte niet bij de feitelijke overdracht aanwezig was, maar dat hij ten tijde van de diefstal wel in contact stond met de uitvoerders. De rechtbank voelt zich in dit oordeel gesterkt nu er, terwijl de diefstal plaatsvond, om 14:33 uur met de telefoon van verdachte op internet is gezocht naar: “Hoe verwijder je een Vinted account” en om 14:34 uur een Vinted-account werd verwijderd. Hieruit volgt dat verdachte wist dat de voorgenomen diefstal in gang was gezet en dat zijn sporen moesten worden gewist.
Na afloop van de diefstal
Voorts is om 14.38 uur op de camerabeelden te zien dat de jongens, met een voorwerp in de hand, vanuit de richting van station Diemen Zuid terugrennen naar de Volkswagen Golf op de Dalsteindreef (die inmiddels gekeerd was), achterin stappen en wegrijden. Kort voor de diefstal (om 14:29 uur) en kort daarna (om 14:42 uur) is de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] te zien op de camerabeelden bij de flat [flat] in Amsterdam Zuidoost. Dit voertuig staat op naam van de vader van verdachte en de bestuurder wordt omschreven als een negroïde man. Verdachte heeft een donkere huidskleur.
Ten slotte wordt een aantal dagen na de diefstal, op 25 juli 2021, een zwarte tas van het merk Prada door de gebruiker ‘ [gebruikersaccount 2] ’ aangeboden op Marktplaats. Dit account kan via een identieke digitale vingerafdruk worden gekoppeld aan het Marktplaatsaccount van verdachte dat hij met zijn e-mailadres [e-mailadres] heeft aangemaakt. Ook komen foto’s van de tas van de Marktplaatsadvertentie overeen met de foto’s die op de mobiele telefoon van verdachte zijn aangetroffen. Deze foto’s blijken op 21 juli 2021 tussen 16:17 en 16:22 uur met zijn telefoon te zijn gemaakt. De korte tijd tussen de diefstal en het maken van deze foto’s maakt dat het niet anders kan dan dat verdachte de tas vrijwel direct na de diefstal in handen heeft gekregen. Gelet hierop, alsmede de omschrijving van de bestuurder en het feit dat dit voertuig op naam van de vader van verdachte staat, concludeert de rechtbank dat verdachte ten tijde van de diefstal op 21 juli 2021 de Volkswagen Golf moet hebben bestuurd.
Conclusie
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de vermeende koop van de zwarte Pradatas heeft georganiseerd; dat hij de medeverdachten naar station Diemen Zuid heeft gebracht; dat hij tot aan het moment van de diefstal zowel contact met aangeefster als met de medeverdachten heeft onderhouden en dat hij de gestolen tas een aantal dagen later op Marktplaats heeft aangeboden. Deze belangrijke bijdrage van verdachte in de voorfase, gedurende en na afloop van het misdrijf, maakt dat ook zonder zijn aanwezigheid bij het wegnemen van de tas, kan worden aangenomen dat er tussen hem en zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking bestond, die was gericht op het plegen van de diefstal.
Gelet op voorgaande overwegingen worden de primaire verweren van de raadsvrouw verworpen.
4.4.2.
Partiële vrijspraak voor dreiging met een vuurwapen
Ten aanzien van het tenlastegelegde geweld is door de verdediging bepleit dat verdachte hierop geen opzet heeft gehad, omdat hij niet wist dan wel had moeten vermoeden dat zijn medeverdachten geweld jegens aangeefster zouden gebruiken. De rechtbank volgt dit verweer voor zover het geweld ziet op het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Uit het dossier kan immers niet worden afgeleid dat verdachte wist dat (een van de) medeverdachten ten tijde van het misdrijf over een op een vuurwapen gelijkend voorwerp beschikte, laat staan dat hij dat zou gebruiken. Daarom spreekt de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel vrij.
Dat geldt niet voor het uit de handen van aangeefster (los)trekken van de tas. Verdachte heeft de afspraak voor de koop van tas met aangeefster gemaakt, terwijl hij wist dat aangeefster voor de overdracht eerst per tikkie betaald wenste te worden en hij en zijn mededaders niet van plan waren om voor deze tas te betalen. Door vervolgens de medeverdachten voor de afspraak met aangeefster naar het station te brengen, heeft hij op zijn minst genomen het opzet gehad dat de overdracht van de tas met duwen en/of trekken gepaard zou gaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 21 juli 2021 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas van het merk Prada, toebehorende aan [persoon 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn medeverdachte
- met kracht aan voornoemde tas heeft getrokken (welke tas door die [persoon 1] werd vastgehouden), en
- voornoemde tas met kracht uit de hand van die [persoon 1] heeft getrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest. Bij het formuleren van deze strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een taakstraf doet onvoldoende recht aan de ernstige inbreuk die verdachte heeft gemaakt op het vertrouwen in het online handelsverkeer en de veiligheidsgevoelens van aangeefster. Daarnaast bevatten de persoon en de levensfase van verdachte geen concrete aanwijzingen om net als de rechtbank in de uitspraak van 19 augustus 2022 het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toe te passen. Verdachte was ten tijde van het bewezen geachte feit meerderjarig, er was sprake van planmatig handelen en door de reclassering worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd die zijn toegesneden op het jeugdige karakter van verdachte.
Gelet op het herhalingsgevaar vordert de officier van justitie ook om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft, in geval van een veroordeling, primair verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, gelet op artikel 63 Sr. Daartoe is gewezen op de uitspraak van deze rechtbank op 19 augustus 2022 waarbij ASR is toegepast en verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. Subsidiair is verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een straatroof. Verdachte was niet lijfelijk aanwezig bij de diefstal, maar heeft een grote rol vervuld in de voorbereiding en afwikkeling van het feit. De bijdrage van verdachte was essentieel. Zonder hem had dit strafbare feit niet plaatsgevonden en had aangeefster haar Prada tas aan een bonafide verkoper kunnen verkopen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het vertrouwen van aangeefster in het kopen en verkopen via grote online handelsplatformen. Daarnaast heeft hij ook haar gevoel van veiligheid in de openbare ruimte aangetast. Uit de onderbouwing van haar verzoek tot schadevergoeding volgt dat zij door dit incident weken niet heeft kunnen slapen, onder behandeling is bij een psycholoog en niet goed kan functioneren op haar werk en binnen haar gezin. Dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte op 19 augustus 2022 door deze rechtbank is veroordeeld voor het medeplegen van meerdere diefstallen (met geweld). In die zaak zijn de slachtoffers (in hun woning) beroofd nadat zij via Marktplaats een laptop te koop hadden aangeboden. Artikel 63 Sr is daarom van toepassing. Dat betekent dat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening moet houden met de straf die aan verdachte zou zijn opgelegd indien onderhavige zaak bij de veroordeling van 19 augustus 2022 zou zijn betrokken.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 9 juni 2022, opgesteld door dhr. [persoon 3] . Hieruit blijkt dat verdachte over een stabiele huisvesting, structurele dagbesteding en inkomen beschikt. De reclassering signaleert mogelijke risicofactoren in zijn financiën en negatieve beïnvloeding door zijn sociale netwerk, maar kan niet concreet aangeven welke factoren hebben geleid tot het delictgedrag. Daarom wordt geen meerwaarde gezien in ambulante behandeling, diagnostiek en/of toezicht door de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert voorts het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is
first offender, neemt actief deel aan het gezin en er worden nog voldoende mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding gezien.
De rechtbank stelt vast dat de rechtbank in het vonnis van 19 augustus 2022 het advies van de reclassering heeft gevolgd en het adolescentenstrafrecht heeft toegepast. Ondanks de beperkte motivering van die beslissing, ziet de rechtbank gelet op artikel 63 Sr geen mogelijkheid om in de onderhavige zaak hiervan af te wijken. Daarentegen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat in het geval onderhavige zaak bij dit eerdere vonnis was betrokken, een beduidend hogere straf aan verdachte zou zijn opgelegd. In het vonnis van 19 augustus 2022 heeft de rechtbank immers overwogen dat verdachte zich pas vanaf het vierde feit bewust kon en had moeten zijn van het geweld dat zijn medeverdachte jegens de slachtoffers gebruikte. Dat punt was mogelijk anders beoordeeld indien de beroving uit de onderhavige zaak ook was meegenomen. Het bewezenverklaarde feit heeft immers een aantal weken voor de in dat vonnis genoemde feiten plaatsgevonden. Ook hier zal de rechtbank rekening mee houden bij het bepalen van de strafmaat in de onderhavige zaak.
Op te leggen straf
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden passend en geboden. [1]

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.400,- aan vergoeding van materiële schade en € 17.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade d.d. 21 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Materiële schade
De vordering is tot een bedrag van € 300,- betwist, omdat het rechtstreekse verband tussen het tenlastegelegde feit en de gestelde schade aan de schoenen van aangeefster volgens verdachte niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreekse materiële schade is toegebracht. Benadeelde partij was met verdachte overeengekomen dat zij haar Prada tas aan hem zou verkopen voor € 950,-. Dit bedrag heeft zij nu niet ontvangen en de tas is haar ontnomen. Daarmee komt dit bedrag voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de schoenen niet-ontvankelijk verklaren. De vordering is inhoudelijk betwist en onvoldoende onderbouwd. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dit levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot vergoeding van materiële schade worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 950,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij vergoeding vordert voor de immateriële schade die zij heeft ondervonden als gevolg van het feit dat één van de medeverdachten bij de diefstal een vuurwapen op haar richtte. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte wist dan wel had moeten vermoeden dat zijn medeverdachte een vuurwapen zou gebruiken en spreekt hem daarvan vrij. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade die benadeelde partij heeft ondervonden, rechtstreeks is veroorzaakt door de bijdrage van verdachte aan het bewezenverklaarde feit. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Hoofdelijkheid
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Kostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 950,- (zegge negenhonderdvijftig euro).

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6081462, Iphone);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6118993, Apple).
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide goederen verbeurd worden verklaard.
De verdediging heeft bepleit dat de telefoon met goednummer 6118993 dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu niet is gebleken dat met die telefoon gesprekken met aangeefster zijn gevoerd. Met betrekking tot de andere telefoon heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Telefoon 6081462
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat een van de medeverdachten de inbeslaggenomen telefoon met goednummer 6081462 op de plaats delict heeft verloren en dat daarmee gesprekken zijn gevoerd met verdachte ten tijde van de diefstal. Deze telefoon zal daarom verbeurd worden verklaard.
Telefoon G6118993
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de inbeslaggenomen telefoon van verdachte met goednummer 6089367 is gebruikt om via Vinted met aangeefster te communiceren. De inbeslaggenomen telefoon van verdachte met goednummer 6118993 is onderzocht en lijkt niet te zijn gebruikt bij het plegen van het bewezenverklaarde feit. Daarom is er geen aanleiding tot verbeurdverklaring over te gaan en gelast de rechtbank teruggave van het inbeslaggenomen goed aan de rechthebbende, te weten: verdachte.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf,bestaande uit het verrichten van een werkstraf, van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
2 (twee) maandenen beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 950,- (negenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 21 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 950,- (negenhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 21 juli 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
19 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, daarmee de andere vervalt.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6081462, Iphone).
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6118993, Apple).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2022.
[...]
[...]

Voetnoten

1.De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 september 2022 waaruit volgt dat toepassing van artikel 63 Sr er niet toe leidt dat de totale duur van de opgelegde taakstraf het maximum van 240 uur niet mag overschrijden (ECLI:NL:HR:2022:1191).