ECLI:NL:RBAMS:2022:7244

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
KK 22-634
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling restant bonus in kort geding met onduidelijke bonusprocedure

In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van een voorschot op zijn bonus over 2021 van de besloten vennootschap CBRE GWS I.F.M. B.V. Eiser is sinds oktober 2019 in dienst bij CBRE en heeft in het verleden bonussen ontvangen. De vordering is ingesteld in kort geding, waarbij eiser stelt recht te hebben op een bonus van € 43.678,-, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. CBRE betwist de vordering en stelt dat de bonusregeling per 1 januari 2021 is gewijzigd en dat eiser niet heeft aangetoond recht te hebben op het gevorderde bedrag. De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn aanspraak op de bonus en dat CBRE gerechtigd was de bonusbetaling uit te stellen in afwachting van een intern onderzoek naar de prestaties van eiser. De vordering wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10147357 KK EXPL 22-634
vonnis van: 6 december 2022
func.: 364

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser, nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.N.A. Dijkman
t e g e n

de besloten vennootschapCBRE GWS I.F.M. B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde, nader te noemen: CBRE
gemachtigde: mr. M.C.T. Burgers.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 20 oktober 2022, met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd. De zaak is op 21 november 2022 mondeling behandeld, voorafgaand waaraan CBRE een ‘conclusie van antwoord’ met producties heeft ingediend en [eiser] nog nadere producties heeft overgelegd. [eiser] is ter zitting verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Voor CBRE is [naam 3] verschenen, die eveneens werd vergezeld door de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, [eiser] aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord. [eiser] heeft ter zitting nog een productie overgelegd en zijn vordering verminderd.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1.
[eiser] , thans 51 jaar oud, is op 1 oktober 2019 bij CBRE in dienst getreden en is sinds maart 2020 Business Unit Director Benelux.
1.2.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen:
(..)Bruto basissalaris per jaar inclusief vakantiegeld: € 120.000,00 (..)Als Business Unit Director zult u per 1 januari 2020 opgenomen worden in het CBRE Incentive Plan. Dit betekent dat u jaarlijks in aanmerking komt voor een bonusregeling met een target incentive van 100% van het bruto jaarsalaris.(..)De INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST omvat deze bladen alsmede de ARBEIDSVOORWAARDEN en REGELINGEN zoals omschreven in de PERSONEELSGIDS CBRE GWS (..). Werknemer verklaart voormelde documenten van werkgever te hebben ontvangen. (..)
1.3.
Om aanspraak te hebben op een bonus moet voldaan zijn aan bepaalde financiële doelstellingen van CBRE (FO’s) en niet-financiële doelstellingen van de medewerker zelf, de individuele doelen (NFO’s).
1.4.
In de zogenaamde
Bonus Scorecard Rulesvan 2019 is bepaald, voor zover van belang:
(..)4. The bonus will normally be paid in March following the year-end, and after the accounts have been audited. However the business reserves the right to delay this payment indefinitely and without notice.(..)8. Bonus is payable against each of the objectives at the percentages stipulated. Assessment of completion of the non-financial objectives is at the discretion of the line manager. (..)
1.5.
Onderdeel van de bonusregeling zijn verder de Bonus Scorecard-app en de Talent Coach-app. CBRE voert in de Bonus Scorecard-app de FO’s in, die [eiser] vervolgens dient goed te keuren. Voor de NFO’s stelt CBRE de contouren op die [eiser] moet preciseren /personaliseren en moet invoegen op de Talent Coach-app.
1.6.
[eiser] heeft in maart 2020 over het jaar 2019 een bonus ontvangen van
€ 19.800,- bruto en in maart 2021 over het jaar 2020 een bonus van € 108.000,- bruto. Het jaarsalaris van [eiser] over het jaar 2021 bedroeg € 123.650,- bruto.
1.7.
CBRE heeft op 2 september 2021 voor [eiser] een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend, gebaseerd op bedrijfseconomische omstandigheden. Deze aanvraag is afgewezen omdat CBRE niet had voldaan aan de herplaatsingsplicht.
1.8.
[eiser] is sinds 6 september 2021 arbeidsongeschikt. Er waren volgens de bedrijfsarts werkgerelateerde problemen (arbeidsconflict) maar daar is vervolgens (fysieke) medische problematiek bijgekomen.
1.9.
In oktober 2021 is gestart met mediation. Dit traject is begin november 2021 stilgelegd vanwege de (niet-)belastbaarheid van [eiser] . Ook na november 2021 achtte de bedrijfsarts mediation lange tijd niet mogelijk voor [eiser] .
1.10.
[eiser] heeft CBRE vanaf maart 2022 meerdere keren, onder andere per e-mail, verzocht om toekenning van zijn bonus over het jaar 2021.
1.11.
Bij CBRE gelden de zogenaamde RISE-Values: Respect, Integrity, Service en Excellence. [eiser] heeft volgens zijn Performance Review over het jaar 2021 een 1 (“Did not achieve”) gescoord op naleving van deze waarden.
1.12.
Bij brief van 1 april 2022 heeft CBRE aan [eiser] bericht dat zij ‘several red-flag signals’ over het gedrag van [eiser] had ontvangen en daarom in het kader van de RISE-values een onderzoek was gestart. Zodra het mogelijk was wilde CBRE ook [eiser] hierover horen. Gedurende het onderzoek werd de bonusprocedure over 2021 gepauzeerd, aldus de brief.
1.13.
In zijn advies van 13 juli 2022 heeft de bedrijfsarts geschreven dat [eiser] niet in staat was tot mediationgesprekken, maar dat het RISE-onderzoek wel onder voorwaarden kon doorgaan. Volgens het advies had CBRE geen problemen met het uitstellen van het onderzoek en had ook [eiser] de voorkeur om het onderzoek uit te stellen tot na de medische behandeling die hij moest ondergaan.
1.14.
In het advies van 23 augustus 2022 is vastgelegd dat [eiser] te kennen heeft gegeven het RISE-onderzoek zo snel mogelijk af te willen ronden, en dat de bedrijfsarts adviseert om het onderzoek op een zo min mogelijk belastende manier voor [eiser] af te ronden.
1.15.
Op 13 september 2022 is [eiser] uitgenodigd voor een RISE-interview op 28 september 2022.
1.16.
Op 4 oktober 2022 heeft de bedrijfsarts CBRE geadviseerd het RISE-onderzoek zo snel mogelijk af te ronden.
1.17.
Na herhaaldelijk verzetten is het interview gehouden op 1 november 2022, waarna het RISE-onderzoek op 17 november 2022 is afgerond. De conclusie in het rapport van het onderzoek was:
(..)There is no conclusive evidence to suggest a clear breach in each individual allegation lined to the Respect Value, there was also no evidence to suggest the allegations are not true. (..)Taking in to account the allegations and evidence obtained, I recommend the bonus awarding process continues, in line with company scheme rules.
1.18.
Drie dagen voor de zitting heeft CBRE bij brief aan [eiser] bericht:
In line with the communication on the first of April of this year the bonus awarding process has been paused until further notice. This process has been re-activated based on the results of the recent RISE-investigation. (..)I am pleased to confirm that your bonus for 2021 has been reviewed in line with your scorecard objectives.(..)Bonus: € 86.322,- (..).

Het geschil

2. [eiser] vordert CBRE bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en na vermindering van eis, te veroordelen tot betaling van € 43.678,- aan voorschot op de bonus over 2021, binnen acht dagen na betekening van het vonnis en te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 april 2022. Verder vordert [eiser] betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.389,75, advocaatkosten van € 14.000,- inclusief btw, de proceskosten en de nakosten.
3. [eiser] stelt – samengevat – dat hij recht heeft op een bonus, nu in zijn arbeidsvoorwaarden is opgenomen dat hij aanspraak heeft op een incentive regeling. Deze houdt in dat [eiser] 50% vast salaris en 50% bonus ontvangt, waarbij de bonus nog kan oplopen. In voorgaande jaren is de bonus altijd uitbetaald in maart, maar ondanks langdurig aandringen is de bonus over het jaar 2021 niet betaald. Volgens [eiser] moet het GWS EMEA bonus score card template FY 2021 worden toegepast, waarbij de FO’s 65% en de NFO’s 35% van de totale bonus uitmaken. Verder waren de Bonus Scorecard Rules van toepassing. De Bonus Scorecard-app werkte niet, wat [eiser] ook meermaals heeft gemeld. CBRE heeft hem, ondanks herhaalde verzoeken, nooit een concreet Incentive plan ter hand gesteld. [eiser] hanteert daarom als uitgangspunt de toezegging van [naam 1] van 21 augustus 2019, dat hij op gelijke wijze moet worden behandeld als [naam 2] , een directe collega van [eiser] met dezelfde targets, die in maart 2022 een bonus heeft behaald van 133% van haar vaste salaris. Voor [eiser] resulteert dit in een bonus van € 164.676,- bruto, waarvan inmiddels € 86.322,- bruto is toegekend. Daarnaast zijn de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 1 april 2022 verschuldigd, nu het CBRE onder de gegeven omstandigheden niet vrij stond de bonusbetaling meer dan zeven maanden aan te houden, aldus [eiser] . Verder is CBRE de buitengerechtelijke kosten verschuldigd die [eiser] in dit verband heeft moeten maken en tevens de kosten die hij zijn advocaat heeft moeten voldoen vanwege de werkzaamheden in het kader van het RISE-onderzoek.
4. CBRE voert verweer tegen de vordering, dat hierna aan de orde zal komen.

Beoordeling

5. In dit kort geding moet worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. CBRE betwist ten eerste dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, maar zij heeft niet bestreden dat de bonus een belangrijk deel uitmaakt van het totale salaris van [eiser] . Nu [eiser] voor zijn levensonderhoud (en dat van zijn gezinsleden) afhankelijk is van zijn salaris, is daarmee de spoedeisendheid van het gevorderde bedrag aan bonus gegeven. Voor wat betreft de advocaatkosten ligt dat anders. Dat ziet in wezen op betaling van een factuur en zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij dat deel van de vordering. De gevraagde advocaatkosten worden daarom in deze kort geding procedure afgewezen.
7. Ten aanzien van de bonus ontkent CBRE niet dat op [eiser] een bonusregeling van toepassing is, maar volgens haar is de eerder geldende regeling per 1 januari 2021 wel gewijzigd. Naar de kantonrechter begrijpt is de systematiek van het toekennen van een bonus niet gewijzigd en komt deze grotendeels overeen met de regeling uit 2019, die volgens [eiser] van toepassing is.
8. Echter, ook als wordt uitgegaan van de bonusregeling die gold in 2019, is uit de stellingen van [eiser] niet op te maken dat hij recht heeft op een – resterend – bonusbedrag van € 43.678,- bruto over het jaar 2021. [eiser] maakt vooralsnog niet duidelijk welke afspraken over de bonus bij zijn indiensttreding zijn gemaakt en welk systeem moet worden toegepast om het recht op en de hoogte van de bonus te bepalen. Zo wegen volgens [eiser] de financiële en de niet-financiële doelstellingen, zoals elk jaar, mee voor 65% respectievelijk 35%, terwijl volgens CBRE uit een door haar overgelegde uitdraai van de Bonus Scorecard-app uit augustus 2021 volgt dat de financiële en de niet-financiële doelstellingen in 2021 even zwaar meewegen. CBRE voert aan dat de vaststelling van deze percentages aan haar zijn, dat zij die jaarlijks vaststelt en dat [eiser] deze ook heeft geaccepteerd.
9. Evenmin geeft [eiser] inzage in de concrete FO’s en NFO’s die over 2021 moesten worden behaald en in welke mate deze doelen daadwerkelijk zijn behaald. Een berekening waaruit volgt dat recht zou bestaan op een bonusbedrag van € 164.676,- in totaal is niet overgelegd. De enige concrete toelichting die [eiser] op dit bedrag geeft is dat hij recht heeft op eenzelfde bonuspercentage als zijn collega [naam 2] , Areal General Manager Benelux. Zij heeft volgens [eiser] een bonus heeft uitgekeerd gekregen ter hoogte van 133% van haar (vaste) salaris terwijl zij ‘op een identiek incentive plan met identieke financial en non financial objectives voor 2021 stond’, aangezien ‘haar rol overlapte met die van [eiser] ’. Waaruit dit volgt en waarop [eiser] dit baseert heeft hij echter, tegenover de gemotiveerde betwisting van CBRE, voorshands niet aannemelijk gemaakt. Er zijn geen stukken, zoals
e-mails, een incentive plan of verklaringen (van bijvoorbeeld [naam 2] ) ingebracht op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat [eiser] in aanmerking komt voor eenzelfde soort bonus als [naam 2] . [eiser] verwijst nog naar een toezegging van [naam 1] , maar wie dat precies is en welke functie hij/zij binnen CBRE bekleedt is onduidelijk gebleven. Ook in welk kader deze toezegging is gedaan en in hoeverre [eiser] daaraan rechten kon ontlenen is verder niet toegelicht.
10. Derhalve kan er vooralsnog niet vanuit worden gegaan dat [eiser] over het jaar 2021 recht heeft op een bonus ter hoogte van 133% van zijn jaarsalaris, nog los van de omstandigheid dat [eiser] volgens zijn arbeidsovereenkomst recht heeft op een bonus van maximaal 100% van zijn jaarsalaris. De gevorderde bonus wordt dan ook afgewezen.
11. [eiser] heeft voorts nog gesteld dat over het deel van de bonus dat in november 2022 is toegekend, de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente moet worden toegewezen, nu dat bedrag al in maart 2022 had moeten worden betaald.
12. Gelet op de bepaling onder punt 4 van de Bonuscard Rules heeft CBRE de bevoegdheid de bonusbetaling uit te stellen. Hoewel het – zeker nu de bonus een substantieel deel uitmaakt van het totale salaris – niet redelijk voorkomt dat CBRE ongeacht de omstandigheden ‘de uitbetaling van de bonus voor onbepaalde tijd en zonder bericht kan uitstellen’, is in onderhavig geval onvoldoende aannemelijk geworden dat zij reeds in maart 2022 de bonus had kunnen en moeten voldoen. CBRE heeft, nu ook niet-financiële doelen meetellen bij het bepalen van de hoogte van de bonus, mogen wachten op de conclusie van het RISE-onderzoek. Dat onderzoek heeft, begrijpelijkerwijs en zonder dat dat één van partijen is te verwijten, vertraging opgelopen door de arbeidsongeschiktheid van [eiser] . Dat de conclusie van het RISE-onderzoek uiteindelijk was dat de bonustoekenning volgens de normale regels kon doorgaan, maakt nog niet dat het RISE-onderzoek zonder goede reden is gestart. CBRE heeft daarom het onderzoek kunnen afwachten en de bonusprocedure kunnen aanhouden zonder daarmee in strijd te handelen met goed werkgeverschap. Vooralsnog wordt daarom geoordeeld dat CBRE, zodra het RISE-onderzoek was afgerond, voldoende voortvarend heeft gehandeld en het bedrag waarop [eiser] volgens haar recht heeft, heeft toegekend. Dat betekent dat de wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden afgewezen. Als gevolg hiervan zijn ook de buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar.
13. CBRE heeft de vordering deels erkend en na het uitbrengen van de dagvaarding een bedrag van € 86.322,- bruto toegekend. Dat is reden om de proceskosten te compenseren, in die zin dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
6 december 2022 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.