ECLI:NL:RBAMS:2022:7176

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
13-214770-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel en toepassing van artikel 9a voor het feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegestaan, eendaadse samenloop van diefstal van een fiets door middel van braak en vernieling, en schuldheling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal, vernieling en schuldheling. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van een Cortina E-bike van de Politie Amsterdam op 24 augustus 2022, het vernielen van een fietsslot en het in bezit hebben van een andere gestolen fiets. Tijdens de zitting op 18 november 2022 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van de diefstal en vernieling gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de schuldheling. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal en vernieling, maar niet voor de opzetheling. De verdachte had de tweede fiets gekocht van een onbekende en er was onvoldoende bewijs dat hij wist dat deze gestolen was. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van eendaadse samenloop van de feiten en legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, ter bescherming van de maatschappij en om de verdachte te helpen met zijn problematiek. Voor de vernieling werd geen straf of maatregel opgelegd, omdat hiervoor geen voorlopige hechtenis was toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/214770-22
Datum uitspraak: 2 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.F. van der Brugge naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1
diefstal van een Cortina E-bike van Politie Amsterdam op 24 augustus 2022 in Amsterdam;
Feit 2
vernieling van een fietsslot van Politie Amsterdam op 24 augustus 2022 in Amsterdam;
Feit 3
heling van een Cortina fiets op 24 augustus 2022 in Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Er is sprake van een kort tijdsverloop tussen het wegnemen van de fiets van Politie Amsterdam en het aantreffen van verdachte in het bijzijn van de fiets. De fiets is gedurende dit tijdsverloop voortdurend in beweging geweest. Het slot is doorgezaagd aangetroffen op de plaats waar de fiets geparkeerd stond. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm is het aan aangever om een aannemelijke verklaring af te leggen, hetgeen niet is gebeurd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van opzetheling. Verdachte had de fiets in zijn bezit terwijl deze van diefstal afkomstig was. Het hoefijzerslot was doorgezaagd en het slot stond naar beneden. Hieruit volgt dat verdachte wist dat de fiets van misdrijf afkomstig was. De door verdachte ter zitting afgelegde verklaring is onvoldoende aannemelijk, aldus de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen (bewijs)verweer gevoerd ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Wel heeft hij bepleit dat ten aanzien van deze feiten sprake is van eendaadse samenloop.
De raadsman heeft verder vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde opzetheling. Verdachte heeft de fiets gekocht van een medebewoner omdat er geen andere fietsen open stonden bij de fietsenstalling bij het adres van verdachte aan [adres] , hetgeen overigens vaak wel het geval is op die locatie. Verdachte heeft er niet aan gedacht dat de fiets van diefstal afkomstig zou kunnen zijn.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Niet ter discussie staat dat verdachte op 24 augustus 2022 door verbalisanten om 06:40 uur is aangetroffen op de gestolen E-bike. [2] Op deze fiets was eerder een volgsysteem aangebracht door de politie Amsterdam naar aanleiding van het hoge aantal diefstallen in het gebied Zuid-Oost Gaasperplas. [3] Op 24 augustus 2022 om 06:33:33 uur registreert het Track en Trace-middel de eerste beweging. Om 06:33:55 uur komt de fiets met het Track en Trace-middel in beweging en verplaatst deze zich met een snelheid van vijf kilometer per uur. Gedurende de daaropvolgende minuten verplaatst het Track en Trace-middel zich onophoudelijk zonder geheel tot stilstand te komen. Ter plaatse herkennen verbalisanten de fiets direct als de Track en Trace-fiets van Politie Amsterdam, waarna verdachte wordt aangehouden. [4] Op de locatie waar de fiets geparkeerd stond, wordt na de diefstal het vernielde slot aangetroffen. Het slot ligt op exact dezelfde plek als waar de fiets aan het fietsenrek was bevestigd en wordt door verbalisanten herkend als hetzelfde slot waarmee de fiets was afgesloten. Naast het stukgeslepen kettingslot ligt ook een deel van het ringslot waarmee de fiets afgesloten stond. Het deel komt sluitend overeen met het nog aan de fiets bevestigde ringslot. [5] Verdachte had bij zijn aanhouding diverse knip- en breekgereedschappen bij zich, waaronder twee slijptollen en een grote schroevendraaier. [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de fiets had gekregen van een persoon genaamd ‘ [naam 1] ’ en dat hij de fiets voor hem naar een ander punt moest brengen. Deze verklaring acht de rechtbank, gelet op bovengenoemde omstandigheden, niet aannemelijk. De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 24 augustus 2022 de E-bike heeft gestolen door het slot te verbreken en daarmee het slot heeft vernield.
Toepassing eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Verdachte had op 24 augustus 2022 tevens een blauwe fiets van het merk Cortina bij zich, die bij controle bleek te zijn gestolen tussen 7 november 2021 en 8 november 2021 in Zwolle. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de fiets had gekocht van een persoon op straat in de nabijheid van [adres] . Hij heeft er naar eigen zeggen € 50,- voor betaald en er niet aan gedacht dat die fiets wellicht van diefstal afkomstig kon zijn. De rechtbank acht, gelet op deze verklaring en bij gebrek aan dossierstukken die de verklaring van verdachte weerspreken, niet bewezen dat verdachte wist dat de fiets gestolen was. Van opzetheling zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Bij schuldheling als bedoeld in artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht moet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid, dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed
redelijkerwijs had moeten vermoedendat het goed door misdrijf was verkregen. Dat bestanddeel houdt mede een zogenoemde
onderzoek- of vergewisplichtin, dat wil zeggen dat de omstandigheden waaronder een goed wordt verkregen een onderzoekplicht kunnen doen ontstaan naar de herkomst van dat goed. Als de verdachte daarin in ernstige mate tekort is geschoten, is sprake van de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke of grove onvoorzichtigheid die maakt dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf is verkregen.
In dit geval heeft verdachte kunnen zien dat het slot kapot was en dat er geen sleutel bij de fiets zat. Hij heeft voor een fiets een heel laag bedrag betaald aan iemand op straat. Deze omstandigheden bij elkaar maken dat van verdachte mocht worden gevraagd dat hij onderzoek zou doen naar de herkomst van de fiets. Dat heeft hij niet gedaan.
Gelet hierop, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 24 augustus 2022 te Amsterdam een E-bike (zwart, merk Cortina), die geheel aan Politie Amsterdam toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van het fietsslot;
Feit 2
op 24 augustus 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een fietsslot dat geheel aan Politie Amsterdam toebehoorde, heeft vernield;
Feit 3
op 24 augustus 2022 te Amsterdam een fiets (blauw, merk Cortina) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft als strafmaatverweer naar voren gebracht dat oplegging van de ISD-maatregel weinig tot geen toegevoegde waarde zal hebben bij de aanpak van de (verslavings-)problematiek van verdachte. Oplegging van de ISD-maatregel zou derhalve uitsluitend dienen ter bescherming van de maatschappij.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, gelet op de oriëntatiepunten voor strafmeting voor rechtbanken en hoven van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat onder 1 en 3 bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 10 november 2022, opgemaakt door [naam 2] . De reclassering geeft in overweging om de behandeling van de zaak aan te houden en het bevel tot voorlopige hechtenis te schorsen. De diagnostiek is namelijk verouderd, waardoor er weinig zicht is op de problematiek van verdachte en er nog geen plan van aanpak kan worden opgesteld. Observatie in een forensische kliniek is noodzakelijk om nieuw onderzoek te kunnen verrichten en vervolgens te bekijken welke interventies nodig zijn om het recidiverisico in te perken. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis kan worden onderzocht of verdachte zich kan houden aan bijzondere voorwaarden. Een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt niet geadviseerd, gelet op de ervaring van de reclassering dat er dan onvoldoende kan worden gewerkt aan het voorkomen van recidive.
Indien een schorsing van de preventieve hechtenis niet mogelijk is, dan adviseert reclassering Inforsa Utrecht een onvoorwaardelijke ISD maatregel, aangezien is gebleken dat eerdere voorwaardelijke veroordelingen in combinatie met ambulante trajecten niet tot gedragsverandering en recidivevermindering hebben geleid. In dat geval is het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk start met een klinische opname.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 18 november 2022 reclasseringswerker [naam 3] , verbonden aan Reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. De deskundige heeft verklaard dat zij contact heeft gehad met deskundige [naam 2] en dat zij haar bedenkingen heeft over de mogelijkheid van een klinische opname. Motivatie kan immers geen baanbrekend effect sorteren bij zoveel complexe problematiek (langdurig delictgedrag, het gemis van enige maatschappelijke aansluiting en persoonlijke problematiek, waaronder laagbegaafdheid en een zorgelijke persoonlijkheidsstructuur). De problematiek overstemt de motivatie vaak in een kader met gedragsvrijheid. De geadviseerde schorsing van de voorlopige hechtenis ten behoeve van een klinisch onderzoek is slechts mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen en wanneer er een opnamedatum beschikbaar is aansluitend aan de detentie. Verdachte is aangemeld voor opname, maar er is op dit moment geen plaats beschikbaar en het is ook maar zeer de vraag of dat op korte termijn lukt. In het kader van een schorsing kan vaak geen goed onderzoek gedaan worden omdat er sprake is van gedragsvrijheid. Verdachte is zijn huisvesting kwijtgeraakt waardoor de kans op onttrekking aanwezig is. In het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan een diagnose worden gesteld zonder kleuring door middelengebruik. Vervolgens kan worden gezocht naar de meest passende zorgmatch. Verdachte stelt te willen werken aan zijn verslavingsproblematiek. Tegelijkertijd is er sprake van gebrekkig probleembesef en ziekte-inzicht. Het ISD-kader is het meest passend om verdachte en de maatschappij te beschermen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de onder 1 en 3 bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte twee misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 november 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 24 augustus 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregelen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Diagnostiek is wenselijk en de rechtbank acht het ISD-kader daarvoor het meest passend, mede gelet op de negatieve beëindiging van het reclasseringstoezicht van 13 juni 2022. De rechtbank zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet geen noodzaak om het verzoek van de raadsman tot een tussentijdse toetsing te volgen. Indien de raadsman meent dat voortzetting van de maatregel niet meer opportuun is, kan de raadsman zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse toetsing.
Geen straf of maatregel
Ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde misdrijf van vernieling waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten en de ISD-maatregel dus niet (mede) kan worden opgelegd zal, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 55, 57, 311, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
eendaadse samenloop van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
schuldheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt ten aanzien van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren).
Bepaalt ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Schakenraad, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
3.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen, p. 5-12.
4.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen, p. 13-16.
5.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen, p. 17-19.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5-7.
7.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen, p. 5-12.