ECLI:NL:RBAMS:2022:7150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
13/251278-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot doodslag en zware mishandeling na aanrijding

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 17 april 2021 in Amsterdam betrokken was bij een aanrijding met het slachtoffer, heeft de rechtbank Amsterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 11 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, gevorderd dat de verdachte voor het subsidiaire feit zou worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar de aanmerkelijke kans heeft gecreëerd dat het slachtoffer zou komen te overlijden, maar dat hij deze kans niet bewust heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde, aangezien hij en zijn bijrijder werden bedreigd door een groep mensen. De verdachte heeft verklaard dat hij in paniek was en niet bewust was van de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/251278-21
Datum uitspraak: 25 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] heeft aangereden en/of over die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken bekken) heeft toegebracht, door als bestuurder van een personenauto meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] aan te rijden en/of over die [slachtoffer] heen te rijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer] heeft aangereden en/of over die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte subsidiaire feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.Bewijs

Standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft aan de hand van haar schriftelijk requisitoir -zakelijk weergegeven- het navolgende betoogd. Voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag dient vrijspraak te volgen. Het bewijs ontbreekt dat verdachte de bedoeling heeft gehad om aangeefster opzettelijk dood te rijden. Ook kan niet bewezen worden dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster, hetgeen nodig is voor bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet. Verdachte reed met enige snelheid, maar niet hard, bijna vanuit stilstand een klein stukje naar achteren en vervolgens naar voren. De reële niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat aangeefster zou komen te overlijden, ook als zij volledig onder de auto zou liggen terwijl de auto over haar heen reed, is er niet.
De subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling kan wel bewezen worden verklaard.
Er is sprake van een reëele niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat aangeefster zwaar letsel zou krijgen als zij overreden zou worden. Deze mogelijkheid heeft zich ook gerealiseerd.
Verdachte wist dat een aantal mensen om zijn auto stond en met zijn keuze om te gaan rijden heeft hij de mogelijkheid bewust aanvaard dat hij aangeefster zou verwonden. Immers niet ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft bij verdachte ontbroken.
Gelet echter op de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden is sprake van een noodweersituatie en was de verdediging geboden en noodzakelijk. Een aantal mensen kwam bij verdachte en zijn bijrijder verhaal halen vanwege de verkoop van een niet werkende telefoon. Dit moet verdachte en zijn bijrijder hebben overvallen, nu niet aannemelijk is geworden dat zij iets met de verkoop van die telefoon te maken hadden gehad. De sfeer van de personen die verhaal kwamen halen, was dreigend: zij wilden verdachte en de bijrijder pakken en voorkomen dat zij weg zouden rijden. Daarmee is aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke aanranding waarbij verdachte geen andere keuze had dan zich daartegen te verdedigen. Verdachte wilde daar weg komen en heeft gas gegeven. Dit handelen van verdachte stond in verhouding tot de ernst van de aanranding. Dit alles maakt dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aan de hand van zijn ter zitting overgelegde pleitaantekeningen betoogd dat verdachte volledig dient te worden vrijgesproken.
Primair heeft hij gesteld dat geen sprake is geweest van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het veroorzaken van die aanrijding. Weliswaar was er een aanmerkelijke kans op een aanrijding, maar verdachte heeft die niet bewust aanvaard: zijn wetenschap van die kans was er niet omdat verdachte geen zicht had nu de voorruit was vernield. Als die wetenschap er wel was, is geen sprake van een bewuste aanvaarding ervan. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweer dan wel op noodweerexces en meer subsidiair op psychische overmacht.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Verdachte is op 17 april 2022 als bestuurder van een auto tenminste éénmaal over aangeefster [slachtoffer] heengereden, als gevolg waarvan zij onder meer haar bekken heeft gebroken en waaraan zij vervolgens meerdere keren is geopereerd.
Aangeefster [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat zij op 17 april 2021 voor € 1.100 een telefoon heeft gekocht via Markplaats maar dat deze nep bleek te zijn. Aangeefster heeft haar broer [naam broer] gevraagd om met haar mee terug te gaan naar de verkoper. De verkoper heeft vervolgens aangegeven dat hij er niets mee te maken had en dat hij werd gebruikt. Hij moest de telefoon doorverkopen en het geld werd dan weer opgehaald door ‘die jongens’. De verkoper zei dat ‘die jongens’ mogelijk om de hoek in de auto zouden zitten.
Aangeefster, haar broer en enkele anderen hebben even verderop twee jongens in een auto aangesproken, er vanuit gaande dat dit de oplichters waren. De bestuurder probeerde weg te rijden en reed over aangeefster heen.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn vriend [naam vriend] in zijn geparkeerde auto (zijn taxi) een computerspel op de telefoon aan het spelen was en dat de motor van de auto nog aan stond. Zij werden aangesproken door twee jongens die hen vroegen of zij [naam 1] kenden. De jongens geloofden hen niet toen ze antwoorden dat zij geen [naam 1] kenden. Daarna zagen zij dat er een grote groep jongens aan kwam rennen en twee of drie meisjes. Een meisje kwam naar verdachte toe en zei : "Geef mij jouw telefoon, iPhone, alles". Een jongen uit de groep, die er later bij kwam, pakte iets uit zijn tasje. Verdachte dacht dat het een vuurwapen was. Die jongen zei vervolgens tegen verdachte dat hij hem dood ging schieten. Een andere jongen sloeg de voorruit kapot. Ook hadden ze het portier van zijn vriend opengetrokken en verdachte zag dat zijn vriend werd geslagen en aan zijn lange haren werd getrokken. Zijn vriend probeerde het portier dicht te trekken, maar overal waren handen.
Er werd de hele tijd op de auto geslagen. Verdachte is zelf ook geslagen. Verdachte raakte in paniek en wilde wegrijden. Het enige wat hij nog weet is dat hij vooruit is gereden. Hij wilde zo snel mogelijk weg. Verdachte heeft ook meerdere malen de politie gebeld.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij heel erg bang was en er niet bij stil heeft gestaan dat hij bij het gaan rijden met zijn auto mensen zou raken. Hij was bezig met zijn eigen leven en dat van zijn vriend. Hij heeft niet gemerkt dat hij over iemand heen is gereden en hij vond het heel erg toen hij dat later hoorde.
[naam vriend] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte in de auto een computerspelletjes zat te spelen toen er twee jongens aan kwamen lopen. Zij trokken de deuren open en vroegen naar [naam 1] . Opeens kwam er toen een grote groep jongens aan van ongeveer tien à vijftien man. De jongens hebben de deuren van de taxi geopend en op hem ingeslagen. Hij heeft zeker tien minuten lang klappen gehad met vuisten en voorwerpen uit de kofferbak. Hij is overal op zijn lichaam geslagen, vooral op zijn hoofd. Hij heeft er niks van gemerkt dat de auto op een gegeven moment is gaan rijden.
Uit de waarneming van verbalisanten blijkt dat verdachte en zijn bijrijder letsel hebben opgelopen. Bij verdachte werd gezien dat hij meerdere rode verwondingen had aan zijn gelaat en dat hij een bloedlip had. Bij [naam vriend] werden meerdere verwondingen op zijn hoofd waargenomen. In de auto werd een pluk haar aangetroffen. Beiden zijn na het incident per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht.
Uit het dossier blijkt dat verdachte meermalen 112 heeft gebeld. Deze gesprekken zijn opgenomen en uitgewerkt. Onder meer is het volgende gezegd (M=112-operator en B= verdachte):
M: Waarom wordt u aangevallen?B: Ik ken ze niet jongen, ik ken ze niet, alsjeblieft(…)
B: ik ken jou niet hè broer, ik ken jou niet broer. Broer ik ken jou niet, broer kijk naar mij. Ik
ken jou niet, zie ik ken jou niet. Hé broer man. Meneer is politie onderweg?(…)M: Meneer de politie is onderwegB: Broer alsjeblieft man ik ken jullie niet man. Broer ik ken jullie niet. Ik ben taxi chauffeur
man alsjeblieft, (…ntv…) auto kapot man. Hé broer luister naar mij man.Moet ik met jou praten, moet ik met jou praten. Ik ken jou niet.
Uit Whatsapp-berichten tussen aangeefster en degene die op Marktplaats de telefoon te koop aanbood (de aanbieder), blijkt dat onder andere het volgende door aangeefster wordt geappt naar de aanbieder:
Meneer ik stuur naar de deur mensen
Die iPhone is nep
Wat snapt u niet
(…)
We zijn binnen
Nu geld brengen
We nemen alles mee als je niet geld brengt
(…)
ze maken binnen alles kapot
nogmaals
nu geld brengen
NU
Degene bij wie aangeefster de telefoon heeft afgerekend en opgehaald verklaart bij de politie dat hij aan aangeefster een neptelefoon heeft verkocht in opdracht van een zekere [naam 1] .
Eerst kwamen twee dames de telefoon ophalen en betalen en daarna kwamen een paar jongens die geld wilden zien en dreigden de boel kort en klein te slaan.
Aangeefster heeft telefonisch aan verbalisanten verteld dat ze tegen het voertuig van de verkopende partij zou hebben geslagen en geschopt. (dossierpagina 73 en 74)
Verdachte [verdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat ze naar de jongens in de taxi liepen om hen te vragen of ze er iets mee te maken hadden. In eerste instantie waren die jongens heel rustig. Toen de zus van zijn vriend aan kwam lopen en op het raam van de auto klopte, brak opeens in een fractie van een seconde de hel los.
Oordeel van de rechtbank
Oordeel over de feiten
De rechtbank ziet in de hierboven genoemde feiten en omstandigheden voldoende ondersteuning voor de verklaring van verdachte dat vanaf het moment dat eerst twee jongens en vervolgens een groep jongens naar de auto van verdachte kwamen, en dus voordat verdachte met zijn auto is gaan rijden, sprake is geweest van een agressieve sfeer, van geweld en van bedreiging met geweld tegen verdachte en zijn bijrijder. Ook gaat de rechtbank ervan uit dat, voordat aangeefster met de auto van verdachte werd overreden, op de auto van verdachte is geslagen.
De rechtbank gaat er verder vanuit dat verdachte in paniek is geraakt, en dat hij om die reden is gaan rijden. In de omstandigheid dat verdachte vooruit is gereden ziet de rechtbank onderbouwing voor de veronderstelling dat verdachte in blinde paniek was, omdat hij door vooruit te rijden richting de stoep is gereden die slechts een heel klein stukje verder werd begrensd door een schutting.
Het primair ten laste gelegde feit (poging doodslag)
Om tot een bewezenverklaring van het primaire feit te komen dient de rechtbank allereerst vast te stellen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer door haar aan te rijden en over haar heen te rijden. De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte willens en wetens aangeefster heeft aan- en overreden en dus (vol) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer
Vervolgens dient de rechtbank te onderzoeken of verdachte bij het aan- en overrijden van aangeefster voorwaardelijk opzet op haar dood heeft gehad.
De rechtbank gaat er vanuit dat op het moment dat verdachte zijn auto in beweging bracht om weg te komen, personen om de auto van verdachte heen stonden in een voor verdachte onoverzichtelijke en chaotische situatie. Doordat verdachte is gaan rijden ontstond de aanmerkelijke kans dat verdachte iemand zou aan en/of overrijden, als gevolg waarvan diegene zou kunnen komen te overlijden. Immers, een auto is zeer zwaar en heeft daardoor al snel een enorme impact, ook als de auto vanuit stilstand gaat rijden. Iemand die dicht bij de auto staat kan door de auto geraakt worden, klem komen te zitten, of onder de auto terecht komen zoals in casu is gebeurd. Een auto die met de wielen over een lichaamsdeel heenrijdt zal dat lichaamsdeel verbrijzelen en als het in zo’n geval om een hoofd of bijvoorbeeld borstkas gaat, zal diegene dat niet overleven. Er was dus een reële, aanmerkelijke kans op een dodelijk slachtoffer.
Voor bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet is echter niet alleen een aanmerkelijke, reële kans vereist. Daarvoor is ook vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van die aanmerkelijke kans en bovendien dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 maart 2003 (ECLI:NL2003:AE9049) het volgende beoordelingskader gegeven:
“(…)
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
(…)
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
(…)”
De rechtbank ziet in de vastgestelde feiten en omstandigheden contra-indicaties voor het door verdachte bewust aanvaarden van het mogelijke gevolg van het gaan rijden met zijn auto.
Daarmee is niet komen vast te staan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag vrijspreken.
Het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is gelet op het voorgaande ook ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling en de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van oordeel dat verdachte de gevolgen van zijn handelen niet bewust heeft aanvaard.
De rechtbank zal verdachte ook van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing:
Verklaart het primair/subsidiair/meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen en J.W.H.G. Loyson, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2022.