Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ex tunc.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en ABN AMRO BANK N.V. De eiseres, actief in de secundaire tickethandel via de website Topticketshop.nl, had een bankrelatie met ABN AMRO die door de bank was opgezegd. De opzegging was gebaseerd op een klantonderzoek waaruit bleek dat [eiseres] zich niet aan de algemene voorwaarden van primaire ticketverkopers hield en dat de bank een onacceptabel risico op reputatieschade liep. De eiseres vorderde in kort geding dat ABN AMRO de bankrelatie zou voortzetten totdat in een bodemprocedure onherroepelijk was beslist over de rechtmatigheid van de opzegging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2022 heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht, terwijl ABN AMRO verweer voerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] een spoedeisend belang had bij haar vorderingen, omdat de beëindiging van de bankrelatie haar bedrijfsvoering ernstig zou kunnen schaden. De rechter overwoog dat de opzegging door ABN AMRO niet onbegrensd was en dat de omstandigheden van het geval meebrachten dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om de bankrelatie te beëindigen.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het belang van [eiseres] om de bankrelatie in stand te houden zwaarder weegt dan het belang van ABN AMRO bij beëindiging. De vordering van [eiseres] werd toegewezen, met de voorwaarde dat zij de bodemprocedure uiterlijk op 28 december 2022 zou aanbrengen. ABN AMRO werd veroordeeld in de proceskosten.