ECLI:NL:RBAMS:2022:7026

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
13/161844-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie en beoordeling van detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Justitieel Hof van Lille in Frankrijk. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Irak, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 13 september 2022. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er een terugkeergarantie is dat hij zijn straf in Nederland kan ondergaan. De Franse autoriteiten hebben deze garantie verstrekt, wat de rechtbank voldoende achtte.

Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld. Eerder was er bezorgdheid over de detentieomstandigheden in de instelling in Nîmes, maar uit informatie van de Franse autoriteiten bleek dat de opgeëiste persoon daar niet gedetineerd zal worden. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat er geen risico is op onmenselijke behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/161844-22
RK nummer: 22/3456
Datum uitspraak: 27 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juni 2022 door de
Public prosecutor to the Judicial Court of Lille(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. P. Sholeh. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G. Starmans, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij onder meer de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrant,uitgevaardigd door de vice-president bij de
Judicial Court of Lilleop 24 juni 2022 (referentie: 22005000004, JIRSAC/22/1).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 13, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Op 26 juli 2022 heeft het IRC een terugkeergarantie gevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit:
With regard to the European Arrest Warrant (EAW) issued on 24 June 2022 against the wanted person [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1992), I kindly ask you to provide us with the following guarantee. Mr [opgeëiste persoon] has the Dutch nationality. As a consequence, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European Arrest Warrant (2002/584/JHA), and Article 6, paragraph 1 of the Dutch Surrender Act, the surrender may only be authorised if we receive the guarantee beforehand that, in case the wanted person is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in France after his surrender, he will be allowed to carry out his punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ).
De
substitut du procureurin Lille heeft op 26 juli 2022 de volgende garantie gegeven:
If [opgeëiste persoon] is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence by the French jurisdiction, he will be allowed to return to the Netherlands to serve his sentence.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11: Franse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [1] dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
In een e-mail van 22 juli 2022 heeft de vice-procureur in Lille het volgende laten weten:
In response to your e-mail, I am able to inform you that the decision of incarceration is not in France the responsabilité of the Public Prosecutor but that in any case, Nimes being located 942 km from Lille, there is indeed no doubt that the individuals targeted will not be incarcerated in this place of detention.
De rechtbank stelt vast dat zij slechts de verplichting heeft om de omstandigheden in de detentie-instelling te onderzoeken waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid terechtkomt. [2]
Uit voornoemde e-mail van 22 juli 2022 volgt dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes zal worden geplaatst. De opgeëiste persoon loopt na overlevering aan Frankrijk daarom niet het gevaar dat hij aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest zal worden onderworpen. De detentieomstandigheden in de detentie-instelling in Nîmes vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Public prosecutor to the Judicial Court of Lille(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.
2.HvJ EU 25 juli 2018, de zaak ML, nummer C-220/18 PPU.