ECLI:NL:RBAMS:2022:7021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
13/155533-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot seksuele uitbuiting van kinderen

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Soest in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 juli 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht, waaronder seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Duitse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 13 september 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook gekeken naar de dubbele strafbaarheid van de feiten, waarbij is vastgesteld dat voor sommige feiten geen toetsing nodig is omdat deze op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan. Voor andere feiten, zoals het overtreden van instructies tijdens toezicht, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze niet strafbaar zijn onder Nederlands recht, maar heeft zij besloten om van haar bevoegdheid tot weigering af te zien.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat deze moet worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd voor de feiten zoals beschreven in het EAB, en de uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/155533-22
RK nummer: 22/3511
Datum uitspraak: 27 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 juni 2022 door het
Amtsgericht Soest(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1960,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. van der Himst, advocaat te Den Helder en door een tolk in de Duitse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorlopige hechtenis, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Soestop 21 juni 2022 (referentie: 20 Ls-362 Js 130/22-68/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van een deel van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit een deel van de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Deze feiten vallen op deze lijst onder nummer 4, te weten:
Seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit
overtreding van de instructies tijdens het toezicht op het gedragaangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid geldt.
De rechtbank is van oordeel dat het overtreden van instructies tijdens het toezicht op het gedrag – in dit geval het overtreden van een contactverbod –naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert. De rechtbank kan de overlevering voor dit feit daarom weigeren. [1]
De rechtbank ziet echter, met de officier van justitie, in deze situatie aanleiding om van haar bevoegdheid tot weigering af te zien. Redengevend is dat de feiten uit het EAB geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde hebben – de feiten zijn immers begaan in Duitsland, door een Duitse onderdaan, tegen andere onderdanen van Duitsland – en dat de overlevering toch al toelaatbaar is voor de feiten die de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangekruist als lijstfeit [2] .

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Soest(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst in dit kader naar haar uitspraak van 15 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1803.
2.De rechtbank verwijst in dit kader naar haar uitspraak van 7 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2558.