Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Soest in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 juli 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht, waaronder seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Duitse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 13 september 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook gekeken naar de dubbele strafbaarheid van de feiten, waarbij is vastgesteld dat voor sommige feiten geen toetsing nodig is omdat deze op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan. Voor andere feiten, zoals het overtreden van instructies tijdens toezicht, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze niet strafbaar zijn onder Nederlands recht, maar heeft zij besloten om van haar bevoegdheid tot weigering af te zien.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat deze moet worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd voor de feiten zoals beschreven in het EAB, en de uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.