ECLI:NL:RBAMS:2022:6972

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
10002590 CV EXPL 22-9461
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling van hoofdsom en rente in geschil over warmtelevering met betrekking tot informatieplichten uit de Warmtewet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eteck Warmte Manhattan B.V. (eiseres) en een gedaagde die niet is verschenen. Eiseres heeft gedaagde gedagvaard en er is verstek verleend. De zaak betreft een overeenkomst tot levering van warmte, waarbij eiseres stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen ondanks het ontbreken van voorafgaand contact met gedaagde. Eiseres beroept zich op de Warmtewet, die bescherming biedt aan consumenten en stelt dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten die voortvloeien uit deze wet.

De kantonrechter oordeelt dat, hoewel er geen schriftelijk contract is, er toch een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat gedaagde structureel warmte heeft verbruikt na ontvangst van een welkomstpakket met informatie over de levering. Echter, de rechter constateert dat eiseres niet heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals voorgeschreven in de Warmtewet. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres een sanctie van 50% op de betalingsverplichting van gedaagde moet toepassen.

Eiseres heeft ook ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de leverantie gevorderd, maar de rechter wijst deze vorderingen af omdat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de Warmteregeling met betrekking tot schuldhulpverlening. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 767,62 aan hoofdsom toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10002590 CV EXPL 22-9461
vonnis van: 6 december 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eteck Warmte Manhattan B.V.
gevestigd te Waddinxveen
eiseres
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Eiseres heeft gedaagde gedagvaard. Tegen gedaagde is verstek verleend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eiseres stelt dat partijen een overeenkomst tot levering van warmte zijn aangegaan. Voorafgaand aan de levering is er geen contact geweest met gedaagde. Afnemers hebben geen vrije keuze in leveranciers, omdat eiseres de enige aanbieder is. Er is geen precontractuele fase, er is geen schriftelijk contract. De Warmtewet is van toepassing en geeft voor de consument de nodige waarborgen. Daarom is ambtshalve toetsing van de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen niet aan de orde. Eiseres beroept zich voorts op analoge toepassing van het arrest HvJ EU van 3 februari 2021, C-922/19 inzake Waternet. De leveringsovereenkomst is na aanmelding van gedaagde door eiseres aan gedaagde schriftelijk bevestigd. De algemene leveringsvoorwaarden maken daarvan onlosmakelijk deel van uit. Eiseres heeft aan gedaagde een welkomstpakket toegezonden met als bijlagen de leveringsovereenkomst, de algemene leveringsvoorwaarden, de aansluitvoorwaarden, een informatie (demarcatie)kaart en een tarievenoverzicht. Gedaagde heeft de leveringsovereenkomst nimmer retour gezonden, aldus – steeds – eiseres.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Met eiseres wordt geoordeeld dat tussen partijen, ondanks de door eiseres gestelde omstandigheid dat er geen contact is geweest met gedaagde, een overeenkomst tot stand is gekomen, gelet op de door de Hoge Raad in het ‘Waternet-arrest’ gestelde criteria (ECLI:NL:HR:2021:1889, rechtsoverwegingen 3.2.2 en 3.2.3). Gedaagde is, na ontvangst van het door eiseres toegestuurde welkomstpakket en na ontvangst van vele facturen, structureel warmte en/of koude blijven verbruiken, in de wetenschap dat dergelijk verbruik niet gratis is.
Voorts stelt eiseres terecht dat de levering wordt beheerst door de Warmtewet en dat daarin de nodige consument beschermende waarborgen staan. Onderdeel van die waarborgen is de verplichting te voldoen aan precontractuele en contractuele informatieverplichtingen (artikel 3 van de Warmtewet).
De vergelijking die eiseres in de dagvaarding maakt met het door haar in de dagvaarding genoemde arrest (zie overweging 1) gaat in dit geval niet op, omdat de Warmtewet, in tegenstelling tot de Drinkwaterwet, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2005/29/EG valt. Dat blijkt uit het doel van de Warmtewet, dat verband houdt met bescherming van de belangen van de consument. Anders dan in de Drinkwaterwet, wordt in de Warmtewet bovendien niet verplicht gesteld dat de bij de consument in rekening te brengen tarieven kostendekkend, transparant en niet discriminerend dienen te zijn. Een en ander heeft tot gevolg dat de kantonrechter ambtshalve zal moeten onderzoeken of eiseres de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd, als bedoeld in artikel 3 van de Warmtewet.
Eiseres stelt te hebben voldaan aan de informatieplichten van artikel 3 van de Warmtewet. Alle informatie is aan gedaagde toegezonden op een duurzame gegevensdrager in de vorm van een welkomstpakket, bestaande uit een leveringsovereenkomst, een ‘information card’, een product- en tarievenblad, algemene leveringsvoorwaarden en aansluitvoorwaarden.
Op grond van het overgelegde welkomstpakket kan worden vastgesteld dat eiseres heeft voldaan aan de op haar rustende contractuele informatieplichten. Niet kan echter worden vastgesteld dat eiseres de informatie als bedoeld in artikel 3 van de Warmtewet, waaronder de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW, aan gedaagde heeft verstrekt voordat gedaagde aan de overeenkomst tot warmtelevering is gebonden, zoals beide artikelen voorschrijven. Dat heeft eiseres niet gesteld en blijkt ook niet uit de overgelegde producties. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat eiseres niet heeft voldaan aan haar precontractuele verplichtingen van de Warmtewet, waaronder het verstrekken van de informatie genoemd in artikel 6:230m lid 1 BW.
Geoordeeld wordt dat het niet voldoen aan de precontractuele informatieverplichtingen een voldoende ernstige schending oplevert om over te gaan tot het opleggen van een sanctie, bestaande uit een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde. De kantonrechter zal voor de hoogte van het percentage aansluiten bij de Richtlijn voor sanctionering van schending van essentiële informatieplichten. Aangezien het ervoor moet worden gehouden dat alle precontractuele informatieplichten niet zijn nageleefd, gaat het om meer dan drie schendingen. In dat geval komt het sanctiepercentage uit op 50%.
Eiseres vordert ook ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de leverantie (en daarop betrekking hebbende nevenvorderingen). Voordat deze vorderingen kunnen worden toegewezen, moet eiseres hebben voldaan aan het bepaalde in artikel 5 van de Warmteregeling aangaande schuldhulpverlening. Eiseres stelt hieraan te hebben voldaan en verwijst naar specifieke alinea’s in de door haar verzonden aanmaningen ter onderbouwing van die stelling.
Gelet op de aanmaningen waarnaar eiseres verwijst wordt vastgesteld dat eiseres heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 lid 3 onder a van de Warmteregeling. Gesteld noch gebleken is dat eiseres ook heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 lid 3 onder b en c, lid 4 en lid 5 van de Warmteregeling. Eiseres had bij de herinnering moeten aanbieden met schriftelijke toestemming van gedaagde de contactgegevens van gedaagde, diens klantnummer en informatie over de hoogte van diens schuld aan een schuldhulpverleningsinstantie te verstrekken. Als gedaagde niet zou reageren op dat aanbod, had eiseres voornoemde gegevens aan een schuldhulpverleningsinstantie moeten verstrekken. Daarnaast had eiseres zich moeten inspannen in persoonlijk contact te treden met gedaagde om hem te wijzen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en beëindigen. Tot slot had eiseres aan gedaagde moeten melden dat gedaagde niet zou worden afgesloten als de artikelen 6 of 7 lid 2 van de Warmteregeling van toepassing zijn, waarin onder meer staat dat niet wordt beëindigd als de kwetsbare consument hierom verzoekt. Dit alles is niet gebeurd, althans blijkt niet uit de aanmaningen waarnaar eiseres verwijst en een onderbouwing anderszins ontbreekt.
Nu eiseres niet heeft voldaan aan alle verplichtingen voortvloeiend uit artikel 5 van de Warmteregeling, kan de vordering tot ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de leverantie en alle daarmee samenhangende nevenvorderingen niet worden toegewezen.
De vordering om gedaagde te veroordelen tot betaling van toekomstige termijnen zal worden afgewezen, nu de verplichting tot betaling blijft bestaan zolang de overeenkomst voortduurt en onvoldoende aanleiding is gesteld of aannemelijk is geworden die thans tot een veroordeling van nog niet opeisbare termijnen moet leiden.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van een hoofdsom van € 767,62
(€ 1.535,25 x 0,5).
Nu een lagere hoofdsom is toegewezen, is het gevorderde bedrag aan rente te hoog berekend. De rente is toewijsbaar over de voornoemde hoofdsom vanaf de datum van verzuim. Nu eiseres deze datum niet heeft gesteld, wordt de rente toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten wordt gematigd naar het bedrag dat op grond van de wettelijke maatstaven toewijsbaar is bij voornoemde hoofdsom. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Gedaagde wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het feit dat een deel van de vordering is afgewezen wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van griffierecht corresponderende met het toegewezen deel van het gevorderde. Het meer betaalde aan griffierecht blijft voor rekening van eiseres.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van:
- € 767,62 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 juli 2022 tot aan de dag van de voldoening;
- € 115,14 aan incassokosten;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
exploot € 107,22
salaris € 124,00
griffierecht € 322,00
-----------------
totaal € 553,22
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.