ECLI:NL:RBAMS:2022:6858

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
C/13/707004 / HA ZA 21-800
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mondelinge uitspraak inzake afschrift van verzekeringspolis en verzekeringsvoorwaarden tussen Interpolis en Lidl

Op 21 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Interpolis, en de Gesellschaft mit beschränkter Haftung Lidl Nederland GmbH. De zaak betreft een vordering van Interpolis om afschrift van de verzekeringspolis en de bijbehorende verzekeringsvoorwaarden van Lidl, die van kracht was ten tijde van een brand op 23 mei 2008 in een distributie- en koelhuis. Interpolis stelt dat zij ten onrechte een schadevergoeding aan Lidl heeft uitgekeerd en dat er mogelijk sprake is van onverschuldigde betaling en/of onrechtmatige daad. Lidl betwist de vordering en heeft aangevoerd dat deze is verjaard, maar de rechtbank oordeelt dat de rechtsbetrekking tussen partijen blijft bestaan, ook al zou de vordering verjaard zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Interpolis een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde documenten, omdat zij de waarheid wil achterhalen over de schadevergoeding. Lidl is verplicht om de verzekeringspolis en de voorwaarden te overleggen, en de rechtbank heeft een termijn van twee weken gesteld voor deze overhandiging. Indien Lidl hier niet aan voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 5.000 per dag, met een maximum van € 250.000. Daarnaast is Lidl veroordeeld in de proceskosten van Interpolis, die zijn begroot op € 1.918,09. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/707004 / HA ZA 21-800
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 21 november 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
h.o.d.n. INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
tegen
die Gesellschaft mit beschränkter Haftung
LIDL NEDERLAND GMBH,
gevestigd te Heilbronn (Duitsland),
gedaagde,
advocaat mr. J.A.M. Janssen te Groningen.
Partijen zullen hierna Interpolis en Lidl worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 5 januari 2022.
Tegenwoordig zijn mr. M.R. Jöbsis, rechter, en mr. M.A.A. van Achterberg, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • [naam 1] , juridisch adviseur van Interpolis,
  • mr. Stroetinga, voornoemd,
  • [naam 2] , senior manager recht & compliance van Lidl,
  • mr. Janssen, voornoemd.
Van het verhandelde ter zitting is een apart proces-verbaal opgemaakt.
De rechter gaat over tot de mondelinge uitspraak.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Op 23 mei 2008 is er brand geweest in een distributie en koelhuis van Distributie Unit Bergschenhoek B.V. en Diepvries Unit Bergschenhoek Beheer B.V. (hierna samen: Bergschenhoek). Bij die brand zijn levensmiddelen en emballagemateriaal van Lidl beschadigd geraakt en verloren gegaan.
1.2.
Interpolis was de objectverzekeraar van Bergschenhoek. Interpolis heeft gesteld dat in de polis stond dat de voorraad van derden was meeverzekerd, met als voorwaarde dat de dekking gold als de schade niet door een andere verzekering zou worden gedekt. Lidl heeft dit betwist bij gebrek aan wetenschap. Op de zitting heeft Interpolis aangevoerd dat zij de polis al in de eerdere procedure over het voorlopig getuigenverhoor aan Lidl heeft overhandigd. Lidl heeft dat niet weersproken en de rechtbank gaat er dan ook vanuit dat dit juist is. Aan dit standpunt van Lidl gaat de rechtbank dus voorbij.
1.3.
Bij brief van 25 juli 2008 heeft de advocaat van Lidl aan Interpolis bericht dat de schade niet door een andere verzekering is gedekt.
1.4.
Interpolis is tot uitkering van het schadebedrag aan Lidl overgegaan.
1.5.
Op 3 februari 2011 hoorde Interpolis van medewerkers van Bergschenhoek dat medewerkers van Lidl zeiden dat Lidl wél verzekerd was voor de schade, omdat het moederconcern van Lidl een zogenaamde ‘global verzekering’ had afgesloten voor al haar voorraden in Europa bij verzekeraar Allianz Global Corporate and Specialty AG te Keulen (hierna: Allianz).
1.6.
Interpolis heeft Lidl om inzage in de polis gevraagd. Toen Interpolis die polis niet te zien kreeg, heeft zij een voorlopig getuigenverhoor gevraagd. Dat is bij beschikking van 18 oktober 2012 toegewezen. Op 28 maart 2013 is een getuige gehoord, die namen noemde van personen met wie hij hierover had gesproken. Eén van de personen is getraceerd en woonde in Duitsland; bij zijn verhoor heeft hij met succes een beroep op een verschoningsrecht gedaan, zo blijkt uit een beslissing van 2 juli 2018 van het Landesgericht Heilbron (Duitsland). Deze route leverde Interpolis dus geen duidelijkheid op.
1.7.
Interpolis vermoedt dat zij ten onrechte tot uitbetaling van het schadebedrag is overgegaan en dat sprake is van een onverschuldigde betaling en/of onrechtmatige daad. Zij vordert nu afschrift van de polis die van kracht was toen er rond 23 mei 2008 brand was, plus de verzekeringsvoorwaarden en correspondentie, op straffe van een dwangsom.
1.8.
De vordering is gegrond op artikel 843a Rv. Voor toewijzing van zo’n vordering is nodig dat Interpolis een rechtmatig belang heeft, dat het gaat om bepaalde bescheiden en dat Interpolis / Lidl partij is bij de rechtsbetrekking.
Rechtsbetrekking
1.9.
Gelet op de stellingen van Interpolis dat zij de uitkering onterecht aan Lidl heeft gedaan, waardoor er sprake is van onverschuldigde betaling en/of onrechtmatige daad, is de achterliggende vordering voldoende aannemelijk. Lidl heeft hier tegenin gebracht dat de vordering hoe dan ook is verjaard, omdat er meer dan 5 jaar is verstreken sinds het moment dat Interpolis daadwerkelijk in staat was om een rechtsvordering in te stellen. Dat moment stelt Lidl uiterlijk op 1-1-2014. Maar de gegrondheid van het beroep op verjaring laat de rechtbank in het kader van de beoordeling van dit verzoek in het midden (ter vergelijking verwijst de rechtbank naar het arrest van hof Amsterdam 10 april 2018 ECLI:NL:GHAMS:2018:1232). Het begrip ‘rechtsbetrekking’ is namelijk ruim. Het begrip bevat alle burgerrechtelijke betrekkingen tussen partijen. Dus ook als een rechtsvordering is verjaard, dan blijft de rechtsbetrekking bestaan. Mogelijk komt het nog tot een procedure tussen Interpolis en Lidl, met als inzet de terugbetaling van het schadebedrag. Dan zal de verjaringsvraag daar opgeworpen kunnen worden.
Rechtmatig belang
1.10.
Lidl heeft de verjaring ook opgeworpen in het kader van het rechtmatig belang. Op dit moment staat niet vast dat de vordering is verjaard en, zoals gezegd, zal dat verweer in een procedure met als inzet de terugbetaling van het schadebedrag nog mogelijk aan de orde komen. Omdat op dit moment niet vaststaat dat de vordering is verjaard, gaat de rechtbank in de onderhavige procedure aan dat verweer voorbij.
1.11.
Het rechtmatig belang is in deze zaak verder gegeven, omdat Interpolis een direct en concreet belang heeft bij kennisneming van de gevraagde polis, om de waarheid te kunnen achterhalen en haar bewijspositie te kunnen bepalen. Interpolis vermoedt dat zij de uitkering niet terecht heeft gedaan, waardoor er – volgens haar – sprake is van onverschuldigde betaling en/of onrechtmatige daad. Om dit te kunnen bepalen heeft zij de polis nodig. Lidl geeft die niet vrijwillig en d.m.v. het getuigenverhoor is het Interpolis ook niet gelukt om voldoende helderheid te krijgen. Daarmee staat het rechtmatig belang vast.
Bepaalbaarheid
1.12.
Ook is voldoende bepaalbaar om welke stukken Interpolis vraagt: de verzekeringspolis tussen het moederconcern van Lidl en Allianz waaruit blijkt of er dekking voor de brandschade was.
1.13.
Lidl heeft nog aangevoerd dat zij niet in het bezit is van een polis die tussen het Lidl-concern en Allianz is gesloten, en dat zij als niet-verzekeringnemer dan ook niet aan een eventuele veroordeling kan voldoen.
1.14.
Mogelijk heeft Lidl de polis nu feitelijk niet, maar de rechtbank gaat ervan uit dat zij de polis wel juridisch ‘tot haar beschikking heeft’, omdat zij de polis kan opvragen bij haar eigen moederconcern of bij Allianz. Lidl wordt geacht als verzekerde van de betreffende verzekering aanspraak te kunnen maken op afschrift van de betreffende polis, met de op die polis toepasselijke verzekeringsvoorwaarden.
Correspondentie
1.15.
Lidl maakt tot slot bezwaar tegen de vordering tot overlegging van de eventuele correspondentie, omdat die volgens Lidl niet nodig is voor het bepalen van de rechtspositie van Interpolis. Dat bezwaar wordt gehonoreerd, omdat Interpolis onvoldoende concreet heeft aangegeven waarom de eventuele correspondentie – naast het overleggen van de polis en verzekeringsvoorwaarden – van belang is voor het bepalen van haar rechtspositie. En daarbij komt dat onvoldoende bepaalbaar is om welke stukken het gaat.
Dwangsom en proceskosten
1.16.
De rechtbank zal een termijn van twee weken stellen aan Lidl om aan de veroordeling te voldoen. De rechtbank wijst de gevorderde dwangsom toe, maar maximeert deze tot € 250.000,00.
1.17.
Lidl wordt veroordeeld in de proceskosten, inclusief de nakosten omdat zij in het ongelijk is gesteld.
1.18.
Het vonnis zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
veroordeelt Lidl om uiterlijk op 5 december 2022 aan Interpolis afschrift te verstrekken van: de verzekeringspolis die van kracht was ten tijde van de schade in 2008 als gevolg van een brand in een opslag/koelhuis van de verzekerde van Interpolis, welke verzekeringspolis door Allianz als verzekeraar van Lidl, dan wel het Lidl-concern, is opgemaakt en verstrekt aan Lidl, dan wel het Lidl-concern of haar assurantietussenpersoon, alsook de op die polis toepasselijke verzekeringsvoorwaarden waaruit blijkt of al dan geen dekking voor die schade is verleend of moest worden verleend,
2.2.
bepaalt dat Lidl vanaf 6 december 2022 een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 per dag dat zij in gebreke blijft om aan de veroordeling onder 2.1 te voldoen, met een maximum van € 250.000,00,
2.3.
veroordeelt Lidl in de proceskosten, aan de zijde van Interpolis tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 125,09
  • griffierecht € 667,00
- salaris advocaat € 1.126,00 (2,0 punten x tarief € 563,00)
Totaal € 1.918,09
2.4.
veroordeelt Lidl in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Lidl niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Waarvan proces-verbaal,