Op 21 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Interpolis, en de Gesellschaft mit beschränkter Haftung Lidl Nederland GmbH. De zaak betreft een vordering van Interpolis om afschrift van de verzekeringspolis en de bijbehorende verzekeringsvoorwaarden van Lidl, die van kracht was ten tijde van een brand op 23 mei 2008 in een distributie- en koelhuis. Interpolis stelt dat zij ten onrechte een schadevergoeding aan Lidl heeft uitgekeerd en dat er mogelijk sprake is van onverschuldigde betaling en/of onrechtmatige daad. Lidl betwist de vordering en heeft aangevoerd dat deze is verjaard, maar de rechtbank oordeelt dat de rechtsbetrekking tussen partijen blijft bestaan, ook al zou de vordering verjaard zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Interpolis een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde documenten, omdat zij de waarheid wil achterhalen over de schadevergoeding. Lidl is verplicht om de verzekeringspolis en de voorwaarden te overleggen, en de rechtbank heeft een termijn van twee weken gesteld voor deze overhandiging. Indien Lidl hier niet aan voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 5.000 per dag, met een maximum van € 250.000. Daarnaast is Lidl veroordeeld in de proceskosten van Interpolis, die zijn begroot op € 1.918,09. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.