ECLI:NL:RBAMS:2022:6804
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Klaagschrift ex artikel 164 Wegenverkeerswet 1994 inzake teruggave rijbewijs na invordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zijn rijbewijs had ingeleverd na een snelheidsovertreding. Klager betoogde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk, aangezien hij een bedrijf heeft dat laadpalen installeert en afhankelijk is van het gebruik van een auto voor het vervoeren van zwaar gereedschap en materiaal. Klager stelde dat de termijn van tien dagen, zoals bedoeld in artikel 164 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), was verstreken zonder dat een beslissing tot inhouding was genomen, en dat hij daarom recht had op teruggave van zijn rijbewijs.
De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij klager op 7 oktober 2022 zijn klaagschrift indiende en op 8 november 2022 werd gehoord in aanwezigheid van zijn raadsman en de officier van justitie. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave van het rijbewijs, stellende dat klager de maximumsnelheid met meer dan 50 km/u had overschreden en dat er geen sprake was van een fictieve invordering. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van invordering van het rijbewijs, omdat klager dit niet daadwerkelijk had ingeleverd. De termijn van tien dagen voor de beslissing over de inhouding was daarom niet overschreden.
De rechtbank concludeerde dat de vordering tot overgifte van het rijbewijs rechtmatig was en dat klager niet in aanmerking kwam voor teruggave. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, en klager heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.