ECLI:NL:RBAMS:2022:6720

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
C/13/712263 / FA RK 22-78
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van meerderjarig voormalig pleegkind met internationale aspecten en Zwitsers recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2022 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarig voormalig pleegkind, hierna aangeduid als [jongmeerderjarige]. De verzoeksters, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], beiden wonende te [woonplaats], hebben het verzoek ingediend om de adoptie van [jongmeerderjarige] uit te spreken. De moeder van [jongmeerderjarige], wonende in Zwitserland, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [jongmeerderjarige] sinds 8 april 2004 in het pleeggezin van verzoeksters verblijft en dat er een sterke feitelijke gezinsband bestaat.

De rechtbank heeft de internationale aspecten van de zaak in overweging genomen, aangezien de verzoeksters de Nederlandse nationaliteit hebben en de moeder en [jongmeerderjarige] de Zwitserse nationaliteit bezitten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek op basis van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tevens is vastgesteld dat het Zwitserse recht van toepassing is op de vereiste toestemming voor de adoptie, waarbij de rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden van het Zwitserse recht is voldaan, gezien de langdurige afwezigheid van de moeder.

De rechtbank heeft ook de voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek voor adoptie beoordeeld. Hoewel verzoeksters niet voldoen aan de eis van drie aaneengesloten jaren samenleven, heeft de rechtbank, mede gezien het positieve advies van de Raad voor de Kinderbescherming en het belang van [jongmeerderjarige], geoordeeld dat deze eis in dit specifieke geval niet aan de toewijzing van het verzoek in de weg staat. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de adoptie van [jongmeerderjarige] door verzoeksters toe te wijzen en heeft bepaald dat zijn geslachtsnaam [de moeder] zal blijven luiden. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.T.C. Duijzer, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 november 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/712263 / FA RK 22-78 (LH/MD)
Beschikking van 3 november 2022 betreffende adoptie
in de zaak van:

1.[verzoekster 1] ,

en
2. [verzoekster 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: verzoeksters en pleegouders,
advocaat mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te Zwitserland,
hierna mede te noemen: de moeder.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 4 januari 2022;
  • het rapport van de Raad van 10 juni 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 november 2022.
Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaat. De moeder is -hoewel behoorlijk opgeroepen- niet verschenen.
1.3.
De meerderjarige [jongmeerderjarige] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij is op 3 november 2022 door de rechter gehoord.
1.4.
De rechtbank heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt daarvan de weerslag.

2.De feiten

2.1.
Uit de moeder voornoemd is geboren:
[jongmeerderjarige] (hierna: [jongmeerderjarige] ), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004.
2.2.
Verzoeksters hebben de Nederlandse nationaliteit. De moeder en [jongmeerderjarige] hebben de Zwitserse nationaliteit.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 februari 2004 is [jongmeerderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. [jongmeerderjarige] verblijft sinds 8 april 2004 in het (pleeg)gezin van verzoeksters.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 mei 2004 heeft de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing gehandhaafd [jongmeerderjarige] . De ondertoezichtstelling is laatstelijk op 22 mei 2006 verlengd. Bij beschikking van 28 maart 2006 is Bureau Jeugdzorg met de voogdij over [jongmeerderjarige] belast.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 april 2010 is de moeder ontheven uit het ouderlijk gezag en is verzoekster [verzoekster 1] benoemd tot voogd over [jongmeerderjarige] .

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeksters verzoeken de rechtbank de adoptie uit te spreken van [jongmeerderjarige] en vast te stellen dat zijn geslachtsnaam [de moeder] zal blijven luiden.
3.2.
Tijdens het gesprek van [jongmeerderjarige] met de kinderrechter is gebleken dat hij achter het verzoek van zijn moeders staat en dat hij het belangrijk vindt om zijn huidige achternaam te behouden.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Gelet op de verschillende nationaliteiten van [jongmeerderjarige] en de moeder enerzijds en verzoeksters anderzijds draagt de zaak een internationaal karakter. Op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
4.2.
Bij de beoordeling van het verzoek is afdeling 2 van titel 6 van Boek 10 van het BW van toepassing. Op grond van artikel 10:105 lid 1 BW is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot adoptie. Ingevolge lid 2 van dit artikel is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit.
4.3.
[jongmeerderjarige] bezit de Zwitserse nationaliteit. In het Zwitserse recht is ten aanzien van de toestemming bepaald dat de toestemming is vereist van de vader en de moeder (art. 265a ZGB). Het kind kan toestemming geven, als het daartoe handelingsbekwaam is (art. 265 ZGB). Als er een voogd is, moet de voogd toestemming geven. Ook al is het kind zelf handelingsbekwaam (art. 265 ZGB). Van toestemming van de ouder kan worden afgezien wanneer de ouder onbekend, langdurig afwezig of permanent niet in staat is om te oordelen (art. 265c ZGB).
4.4.
Nu de moeder langdurig afwezig is, het verzoek mede is ingediend door de pleegmoeder en [jongmeerderjarige] inmiddels meerderjarig is, is de rechtbank van oordeel dat er is voldaan aan de vereisten die het Zwitserse recht stelt aan de toestemming.
Adoptie
4.5.
Bij adoptie moet voldaan worden aan de voorwaarden van artikel 1:227 en artikel 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW. Ten tijde van het indienen van het verzoek was [jongmeerderjarige] nog minderjarig.
4.6.
Verzoeksters leggen aan hun verzoek ten grondslag dat [jongmeerderjarige] al sinds 8 april 2004 deel uitmaakt van het gezin en er aldus sprake is van een feitelijke gezinsband. Volgens verzoeksters is het in het belang van [jongmeerderjarige] dat hij door hen wordt geadopteerd, omdat zij al sinds jaar en dag in zijn leven zijn betrokken en zij hem feitelijk vanaf dag één gezamenlijk hebben verzorgd. [jongmeerderjarige] ’s moeder was indertijd woonachtig in Zwitserland, maar zou in Amsterdam aan harddrugs verslaafd zijn geraakt. Al snel na de opname in hun gezin werd duidelijk dat het perspectief van [jongmeerderjarige] bij de pleegouders lag. [jongmeerderjarige] was (en is) kwetsbaar. De pleegouders hebben een positieve rol gespeeld in zijn ontwikkeling. Volgens verzoeksters ziet [jongmeerderjarige] hen als zijn ouders en heeft hij niets meer van de moeder te verwachten in haar hoedanigheid als ouder.
4.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het verzoek voldoet niet aan de voorwaarde van artikel 1:227 lid 2 BW, namelijk dat verzoeksters ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd. Verzoeksters wonen sinds ongeveer november 2017, dus 4 jaar, niet meer samen. Verzoeksters stellen dat de verbreking van de relatie niet aan de adoptie in de weg staat, omdat zij nog steeds samen verantwoordelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [jongmeerderjarige] . Zij verwijzen naar de uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2019:10333) van de rechtbank Den Haag. Verzoeksters wonen vrij dicht bij elkaar en het leven van [jongmeerderjarige] speelt zich nog steeds af in zijn vertrouwde omgeving. [verzoekster 1] woont feitelijk op de Lauriergracht te Amsterdam, maar staat officieel nog ingeschreven op het adres van partijen aan de Reigenbergstraat te Amsterdam. Volgens verzoeksters is het in het belang van [jongmeerderjarige] dat hij niet één, maar twee juridische ouders zal hebben. Verder zijn verzoeksters van mening dat de termijn van 3 jaar is bedoeld om te verifiëren of er sprake is van een bestendige gezinssituatie. Verzoeksters stellen dat door de verbreking van hun relatie hun onderlinge verstandhouding niet is verslechterd en dat de opvoedsituatie hetzelfde is.
4.8.
De wetgever heeft met voormeld artikel beoogd een eis te stellen zodat een zekere bestendigheid kan worden verwacht van het milieu waarin een kind na de adoptie terechtkomt. Hieruit vloeit voort dat sprake moet zijn van een duurzame binding tussen verzoeksters en [jongmeerderjarige] , ook na verbreking van de relatie van de adoptanten. Hoewel naar de letter van de wet verzoeksters niet voldoen aan de voorwaarde van artikel 1:277 lid 2 BW, is de rechtbank van oordeel, mede gezien het positieve advies van de Raad en het zwaarwegende belang van [jongmeerderjarige] , die inmiddels zelfstandig begeleid woont, dat dit artikel, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van deze casus, niet aan de toewijzing van het verzoek in de weg mag liggen. Op grond van de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, kan de rechtbank niet anders concluderen dat er tussen verzoeksters en [jongmeerderjarige] sprake is van een duurzame binding, die bovendien niet is geëindigd door de verbreking van de relatie van verzoeksters. Alhoewel er dus geen affectieve relatie meer is tussen verzoeksters, is het duidelijk dat [jongmeerderjarige] het gezinsverband met beide verzoeksters na het verbreken van de relatie heeft voortgezet en ondanks dat [jongmeerderjarige] inmiddels meerderjarig is en zelfstandig woont, nog steeds voortzet. De rechtbank acht deze duurzame doorslaggevend in deze zaak.
4.9.
Op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat aan de overige voorwaarden genoemd in de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan. Tevens staat vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat [jongmeerderjarige] niets meer van de moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De rechtbank zal het verzoek inzake de adoptie van [jongmeerderjarige] door verzoeksters toewijzen.
Geslachtsnaam
4.10.
In dit geval verzoeken zowel de verzoeksters als [jongmeerderjarige] dat hij de geslachtsnaam Peterman kan behouden. De rechtbank ziet in de uitzonderlijke omstandigheden van dit specifieke geval aanleiding om deze wens te honoreren.
4.11.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt uit de adoptie door verzoekers van:
[jongmeerderjarige] , te Amsterdam op [geboortedatum] 2004;
- bepaalt dat de geslachtsnaam na de adoptie
[de moeder]zal blijven;
- gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand te Amsterdam een latere vermelding van de adoptie en de vermelding van de geslachtsnaam, aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 3 november 2022. [1]
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 november 2022.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJburg 20/ Postbus 1312, 1000 BH).