ECLI:NL:RBDHA:2019:10333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/565908 / FA RK 18-9651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door DUO-moeder na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2019 een beschikking gegeven inzake een adoptieverzoek van een DUO-moeder, verzoekster, die haar dochter, geboren uit een eerdere relatie, wil adopteren. Het verzoekschrift is op 21 december 2018 ingediend. De moeder van de dochter en de dochter zelf hebben ingestemd met het adoptieverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dochter, geboren in 2000, is geboren binnen de relatie van verzoekster en de moeder, die in 1998 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Dit partnerschap is in 2010 ontbonden, maar verzoekster en de moeder hebben sindsdien gezamenlijk het gezag over de dochter uitgeoefend.

De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:227 van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen. Hoewel verzoekster niet meer de geregistreerde partner van de moeder is, heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van een duurzame binding tussen verzoekster en de dochter, die niet is geëindigd door de ontbinding van het partnerschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster en de moeder een co-ouderschap hebben ingericht, waarbij de dochter om de week bij een van hen verblijft. Dit heeft geleid tot een stabiele opvoedingssituatie voor de dochter, wat in haar belang is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek tot adoptie, ondanks de ontbinding van het geregistreerd partnerschap. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen, waarbij de dochter haar geslachtsnaam zal behouden. De familierechtelijke relatie tussen de dochter en de moeder blijft in stand. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 augustus 2019.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-9651
Zaaknummer: C/09/565908
Datum beschikking: 13 augustus 2019

Adoptie

Beschikking op het op 21 december 2018 ingekomen verzoekschrift van:

[X]

verzoekster,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[XX]

de moeder,
wonende te [woonplaats] .
en

[dochter] ,

[dochter] ,
wonende te [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 28 juni 2019, van de zijde van verzoekster, met bijlage.
Op 16 juli 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn de advocaat van verzoekster en de moeder verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot adoptie door verzoekster van de ten tijde van indiening van het verzoek nog minderjarige [dochter] .
De moeder en de dochter stemmen in met het adoptieverzoek.

Feiten

  • [dochter] is op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] geboren uit de moeder.
  • Verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1964, is in 1998 een geregistreerd partnerschap aangegaan met de moeder, geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] . Derhalve is [dochter] geboren binnen de relatie van verzoekster en de moeder.
  • Het geregistreerd partnerschap tussen verzoekster en de moeder is op [datum] 2010 ontbonden.
  • Verzoekster en de moeder oefenden vanaf 18 juli 2001 tot aan haar meerderjarigheid gezamenlijk het gezag over [dochter] uit.
  • Verzoekster, [dochter] en de moeder hebben de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Adoptie geschiedt op grond van artikel 1:227 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Indien het verzoek wordt gedaan door één persoon alleen, zoals hier aan de orde, dan volgt uit het tweede lid van voornoemde bepaling dat die persoon de echtgenoot, geregistreerd partner of een andere levensgezel van de ouder is. Voorts geldt de voorwaarde dat hij (of zij) ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Die voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder.
Vaststaat dat [dochter] is geboren binnen de relatie van verzoekster en de moeder. Ook staat vast dat het geregistreerd partnerschap tussen verzoekster en de moeder in 2010 is ontbonden. Naar de letter van de wet is verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek. Immers, zij is niet de "echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel" van de ouder. Echter is de rechtbank van oordeel dat de wet, in het bijzonder nu de moeder en [dochter] instemmen met de adoptie, op dit punt ruim dient te worden geïnterpreteerd. De wetgever heeft met voormeld artikel beoogd een eis te stellen opdat een zekere bestendigheid kan worden verwacht van het milieu waarin de minderjarige terechtkomt. Hieruit vloeit voort dat sprake moet zijn van een duurzame binding tussen verzoekster en [dochter] , ook na de ontbinding van het partnerschap.
Op grond van de stukken en wat ter zitting is gesteld, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat er tussen verzoekster en [dochter] sprake is van een duurzame binding, die bovendien niet is geëindigd door de ontbinding van het partnerschap tussen verzoekster en de moeder. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de moeder en verzoekster sinds het beëindigen van het partnerschap uitvoering geven aan een co-ouderschap, waarbij [dochter] de ene week bij verzoekster en de andere week bij de moeder verblijft. De moeder en verzoekster wonen 100 meter van elkaar en onderhouden een intensieve ouderrelatie waarbij bijvoorbeeld verjaardagen van [dochter] gezamenlijk worden gevierd en zij [dochter] vrij laten in de keuze om bij de ander langs te gaan. Op dit moment is [dochter] met verzoekster op vakantie en heeft de moeder ter zitting verklaard dat zowel [dochter] als verzoekster ermee instemden dat de moeder alleen op de zitting aanwezig was. Alhoewel er dus geen affectieve relatie meer is tussen verzoekster en de moeder, is het duidelijk dat [dochter] samen met verzoekster en de moeder na het verbreken van het partnerschap het gezinsverband heeft voortgezet en, ondanks dat [dochter] inmiddels (jong)meerderjarig is, nog steeds voortzetten Daarmee is de continuïteit in de opvoeding van [dochter] gewaarborgd, wat in haar belang is. De rechtbank acht verzoekster derhalve ontvankelijk in haar verzoek.
Alhoewel [dochter] de donor, waarvan het zaad door verzoekster en de moeder is gebruikt voor de conceptie van [dochter] , vorig jaar éénmaal heeft ontmoet en inmiddels met hem en haar vier halfzussen in een WhatsApp groep zit, is ter zitting voldoende duidelijk geworden dat een ‘family-life’ met de donor ontbreekt. De rechtbank ziet de donor dan ook niet als belanghebbende in deze procedure.
Nu aan overige voorwaarden zoals bepaald in de artikelen 1:227 en 1:228 BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
Op grond van artikel 1:5, derde lid, BW behoudt [dochter] de geslachtsnaam [naam XX]
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de familierechtelijke betrekking van [dochter] met de moeder in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de adoptie van [dochter] , geboren op [geboortedatum] 2000 te
[geboorteplaats] uit [XX]
door [X] geboren op 15 [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ;
onder de vermelding dat de minderjarige de geslachtsnaam [naam XX] zal behouden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, J.C. Sluymer en A.M. Gruschke, rechters, bijgestaan door mr. M. Molenaar als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 augustus 2019.