ECLI:NL:RBAMS:2022:672

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
13/067431-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en witwassen door medeplegen in de prostitutie

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en witwassen. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het medeplegen van mensenhandel door voordeel te trekken uit de uitbuiting van een slachtoffer, dat in de prostitutie werkte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had moeten vermoeden dat het slachtoffer door haar partner werd uitgebuit en dat zij niet in vrijheid kon beslissen over haar werk. De verdiensten van het slachtoffer kwamen ten goede aan de verdachte en haar partner, die luxe goederen kochten met het geld dat door het slachtoffer was verdiend. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen en een taakstraf van 240 uur op. Daarnaast moet de verdachte samen met haar partner het slachtoffer een schadevergoeding van ruim € 58.000,- betalen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor haar daden. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 53.100,- voor materiële schade en € 5.000,- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/067431-21 (Promis)
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 januari en 17 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaff en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. J.T. Brassé naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] , bijgestaan door mr. A. Koopsen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van mensenhandel door middel van het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van [benadeelde partij] in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Almere en/of Amsterdam;
subsidiair medeplichtigheid aan mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van [benadeelde partij] en/of één of meer andere vrouwen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Almere en/of Amsterdam, door mee te beslissen over seksadvertenties en de werknaam van [benadeelde partij] en haar verdiensten te bespreken;
2. het medeplegen van witwassen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Almere en/of Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat, bezien tegen de achtergrond van het dossier, onvoldoende duidelijk is wat bedoeld wordt met de zinsnede “en één of meer andere vrouw(en)” in de tenlastelegging. Er kan niet van verdachte worden verwacht dat zij zich ten aanzien van de betreffende zinssnede op adequate wijze verdedigt. Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel niet voldoet aan de eisen die gesteld zijn door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), en partieel nietig zal worden verklaard.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feiten en de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Op 18 mei 2020 werd er een melding gedaan door het ‘ [naam hotel] ’ dat een jonge vrouw al meerdere dagen mannen zou ontvangen op een hotelkamer. De kamer bleek te zijn geboekt op naam van [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte). Op zijn naam was in de maanden daarvoor al vaker een kamer geboekt. Op de kamer werd [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) aangetroffen, die vertelde daar vrijwillig betaalde seks te hebben. Op 13 augustus 2020 is er door de politie contact opgenomen met [benadeelde partij] voor een informatief gesprek mensenhandel. [benadeelde partij] wilde niet in gesprek met de politie en verklaarde dat zij ten aanzien van het door haar verrichte prostitutiewerk alles zelf regelde en bepaalde.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van de medeverdachte bleek dat er door hem veel overschrijvingen werden gedaan naar de bedrijven achter de websites Kinky.nl en Sexjobs.nl. Navraag bij voornoemde bedrijven leverde aanwijzingen op dat de medeverdachte degene was die seksadvertenties, waarin [benadeelde partij] werd aangeboden voor het verrichten van seksuele diensten, beheerde.
Op 16 februari 2021 werd door de politie nogmaals in gesprek gegaan met [benadeelde partij] . In eerste instantie verklaarde zij dat ze het prostitutiewerk vrijwillig deed en dat de medeverdachte daar niks mee te maken had. Toen haar werd voorgehouden dat de medeverdachte getrouwd zou zijn met de moeder van zijn drie kinderen (verdachte), raakte [benadeelde partij] geëmotioneerd. Zij heeft diezelfde dag aangifte gedaan tegen de medeverdachte van uitbuiting in de prostitutie.
Het onderzoek dat daarop volgde, heeft tot de verdenkingen tegen verdachte en de medeverdachte geleid.
De rechtbank zal hieronder eerst – kort samengevat – de standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergeven. Daarna volgen de overwegingen en het oordeel van de rechtbank

5.Standpunten van procespartijen

5.1.
Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde.
5.2.
Verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [benadeelde partij] onbetrouwbaar zijn en daarom niet als bewijs kunnen dienen. Er ontbreken zaken in de verslaglegging van de verhoren van [benadeelde partij] en de ondervraging door de politie is sturend en misleidend geweest. Bovendien heeft [benadeelde partij] wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd, is haar geen bedenktijd gegund alvorens zij tot het doen van aangifte overging en worden haar verklaringen niet ondersteund door ander bewijs.
Volgens de raadsvrouw kan het tenlastegelegde niet worden bewezen omdat er geen sprake was van het oogmerk van uitbuiting en evenmin dwangmiddelen zijn toegepast. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten.
Als er al sprake was van uitbuiting van [benadeelde partij] , dan kan niet worden bewezen dat verdachte daarvan wist of dit had moeten vermoeden. Er was dus geen sprake van opzet op de uitbuiting. Overigens kan op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat alle goederen in de woning van verdachte zijn aangeschaft met geld dat door [benadeelde partij] was verdiend, laat staan dat verdachte wist of had moeten weten dat de goederen met geld van [benadeelde partij] waren betaald. De bankrekening waarop geldbedragen zijn gestort was niet bij verdachte in gebruik. Ook gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten.

6.Het oordeel van de rechtbank

6.1.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 (mensenhandel)
De rechtbank zal de vraag beantwoorden of het handelen van verdachte onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 6 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Hieronder zal de rechtbank eerst het juridisch kader uiteenzetten. Daarna zal worden gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen is gekomen, waarbij ook hetgeen de officier van justitie en de raadsvrouw hebben aangevoerd zal worden besproken voor zover sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dan wel verweer.
6.1.1.
Juridisch kader
Artikel 273f Sr algemeen
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan. Bij mensenhandel dient uit te worden gegaan van de intentie van de dader, niet van de motieven van het slachtoffer.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen ter voorkoming dat ‘slechts’ onachtzaam handelen onder het bereik van deze bepaling zou vallen. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
Van strafbaar voordeel trekken als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is sprake indien:
- sprake is van een uitbuitingssituatie;
- de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat sprake was van een uitbuitingssituatie;
- waaruit de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken.
6.1.2.
Beoordeling
6.1.2.1. Betrouwbaarheid aangeefster
6.1.2.1.1. Toetsingskader
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden.
Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige objectieve bronnen verkregen informatie of gegevens en kan meewegen of de inhoud van de afgelegde verklaringen gegeven de vastgestelde omstandigheden plausibel is. Ook kan daarbij worden betrokken of er omstandigheden aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de (betrouwbaarheid van de) verklaring. Daarbij valt te denken aan de psychische belasting van de betrokkene, de mogelijke eigen rol of betrokkenheid bij het tenlastegelegde feitencomplex, de beïnvloedbaarheid of een belang dan wel motief - persoonlijk, financieel of anderszins - om niet overeenkomstig de waarheid dan wel een daardoor gekleurde voor de verdachte ont- of belastende verklaring af te leggen.
6.1.2.1.2. Oordeel van de rechtbank
Op 16 februari 2021 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan bij de politie, waaruit de verdenking van mensenhandel is ontstaan. Vervolgens is [benadeelde partij] nog een aantal keer door de politie gehoord, waarbij zij uitvoerig heeft beschreven wat volgens haar heeft plaatsgevonden in het kader van de uitbuiting. Tevens is zij als getuige gehoord door de rechter-commissaris. In deze verklaringen verklaart zij belastend jegens de medeverdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier geen steun voor de suggestie van de verdediging dat sprake is geweest van beïnvloeding of ontoelaatbare sturing van [benadeelde partij] door verbalisanten. De door de raadsvrouw in haar pleidooi aangehaalde passages uit de verhoren maken niet aannemelijk dat [benadeelde partij] door de wijze waarop zij is ondervraagd niet in vrijheid en niet naar waarheid een verklaring heeft afgelegd. Ook blijkt niet dat de weergave van de verhoren in de processen-verbaal niet volledig is. Bovendien is [benadeelde partij] ook door de rechter‑commissaris gehoord en bij die gelegenheid is zij gebleven bij haar eerdere verklaringen. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten bevestigd door ander objectief bewijs. Daarbij hecht de rechtbank vooral veel waarde aan de vele uitgelezen WhatsApp-gesprekken. In deze WhatsApp-gesprekken wanen verdachte en de medeverdachte zich immers onbespied, waardoor zij naar het oordeel van de rechtbank vrijuit spreken. Dat uit de eerste aangifte blijkt dat [benadeelde partij] pas belastend is gaan verklaren nadat haar was medegedeeld dat de medeverdachte getrouwd was en drie kinderen had, wordt door de rechtbank eerder als een ondersteuning dan een contra-indicatie voor het aannemen van een situatie van mensenhandel gezien en is in het licht van de overige inhoud van het dossier ook invoelbaar.
Ten aanzien van de bedenktijd die volgens de verdediging niet in acht zou zijn genomen overweegt de rechtbank dat in de Aanwijzing Zeden (waar door de verdediging naar is verwezen) het volgende is opgenomen:
“Voordat een aangifte wordt opgenomen, is er in beginsel eerst een informatief gesprek tussen de politie en de melder. Het informatief gesprek dient om de melder te informeren over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijk traject. Na het informatief gesprek wordt een melder in beginsel een bedenktijd gegund voor het doen van aangifte. Dit geldt met name voor situaties waarin de melder en verdachte elkaar kennen.”
De rechtbank leest in de bewoordingen ‘in beginsel’ dat het voeren van een informatief gesprek en het geven van bedenktijd geen verplichting is en dat hiervan kan worden afgeweken. Bovendien is deze bedenktijd primair bedoeld ter bescherming van het slachtoffer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet in haar belangen is geschaad door het ontbreken van genoemde bedenktijd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde partij] niet onbetrouwbaar zijn en bewijsuitsluiting daarom niet aan de orde is. Het daartoe strekkende verweer wordt dan ook verworpen.
6.1.2.2. Mensenhandel - uitgangspunten bewijswaardering
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid Sr wordt gekeken naar drie bestanddelen, te weten een aantal dwangmiddelen, een aantal handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Voor een bewezenverklaring is niet nodig dat ten aanzien van ieder subonderdeel al deze bestanddelen worden vastgesteld.
Ten aanzien van het bewijs van de feitelijke gedragingen geldt het volgende. Het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, Sv geldt voor de tenlastelegging als geheel en niet voor elk onderdeel ervan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. [1] Toepassing van voormeld criterium betekent in de onderhavige zaak dat in sommige gevallen op grond van de verklaring van één getuige een in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedraging kan worden bewezen, indien die verklaring niet op zichzelf staat.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dwangmiddel moet ook worden gekeken naar de onderlinge samenhang van de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen.
6.1.2.3. Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Liefdesrelatie en toekomst
[benadeelde partij] heeft verklaard dat ze de medeverdachte heeft leren kennen in januari 2020 en dat zij in gesprek zijn geraakt over escortwerk. Halverwege januari 2020 is zij begonnen met prostitutiewerk en zij is daarmee doorgegaan tot aan de dag waarop zij aangifte deed, te weten 16 februari 2021. Nadat zij eind januari 2020 een relatie kreeg met de medeverdachte heeft zij bijna al haar verdiensten aan hem afgestaan, omdat zij dacht dat het bestemd was voor hun gezamenlijke toekomst. Ze zouden gaan trouwen, op vakantie gaan en de medeverdachte zou een huis voor hen hebben gehuurd in Almere. [2] De medeverdachte had haar gezegd dat hij niet meer samen was met de moeder van zijn drie kinderen (verdachte) en alleen contact met haar had vanwege de kinderen. [3] De medeverdachte heeft van het door haar verdiende geld onder andere auto’s, een boot en een iPhone gekocht. [4] Ook heeft hij spullen gekocht die bedoeld waren voor de inrichting van hun toekomstige gezamenlijke woning, waaronder een koelkast, wasmachine, bed en bank. [5]
In WhatsApp-gesprekken verklaart [benadeelde partij] de medeverdachte regelmatig de liefde [6] en de medeverdachte reageert daar ook op met uitspraken zoals “love you”, “je bent lief” [7] en dat hij blij is met een vrouw zoals zij en alle vertrouwen in haar heeft. [8] De medeverdachte en [benadeelde partij] bespreken in de WhatsApp-gesprekken hun toekomst en doelen. [benadeelde partij] geeft aan: “Ik doe het voor ONZE toekomst”, “Geniet er pas van als we een lekker bedrag hebben en ik het aan jou geef”. [9] [benadeelde partij] heeft het over wat ze al hebben bereikt: auto’s, een huis, de inrichting. Op haar vraag wat het volgende doel is antwoordt de medeverdachte: “opslag boot, tuin, vakanties.” [10] Ook wordt gesproken over de aanschaf van goederen en andere uitgaven: een auto [11] , een koelkast [12] , een motor, een caravan, een bruiloft en het opstarten van eigen bedrijf. [13] De medeverdachte heeft het over “gas geven” zodat ze hun spulletjes kunnen halen [14] en dat ze gaan sparen voor hun bruiloft. [15] [benadeelde partij] vraagt: “Hoeveel nog voor auto?” [16]
Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat [benadeelde partij] tot veel bereid was om de relatie met de medeverdachte in stand te houden. Zo smeekt ze hem om het niet uit te maken en belooft ze hem minimaal € 500,- per dag voor hem te gaan verdienen. [17] Ook belooft ze zo snel mogelijk na haar abortus weer aan het werk te gaan zodat de medeverdachte een auto kan kopen. [18] [benadeelde partij] zegt de medeverdachte niet kwijt te willen en te willen vechten voor hun relatie. Ze zal hem al haar geld geven en niks achterhouden. [19] [benadeelde partij] heeft verklaard dat als de medeverdachte zei dat ze met het werk moest stoppen omdat het niet liep, ze bang was om haar toekomst kwijt te raken en zij daardoor nog harder haar best ging doen. [20]
De medeverdachte heeft verklaard dat hij nog niets concreets geregeld had voor een huurwoning voor hem en [benadeelde partij] . Hij had enkel wat spullen voor het huis gekocht. Van [benadeelde partij] had hij een iPhone gekregen. [21]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte blijkt dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. [22] Verdachte en de medeverdachte spreken veelvuldig over de werkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] . [23] De eerste gesprekken dateren van eind januari 2020. [24] De medeverdachte klaagt in de gesprekken over de aandacht die [benadeelde partij] nodig heeft en zegt: “Maar ik wil de tuin ook gefixt hebben. En een auto”, waarop verdachte zegt: “Dus gewoon doorgaan”. [25] Ook zegt de medeverdachte: “Ze loopt te spelen, hele dag hou van je”, “Hele dag aan me zitten man” [26] en “Nu wil ik allang in dr bek gooien: ik was nooit weg bij [verdachte] ”. [27] In een iMessage-bericht tussen verdachte en de medeverdachte zegt de medeverdachte over [benadeelde partij] : “Ik ben der liefde dingen zat ook”, waarop verdachte antwoordt: “Dat is je eigen keuze geweest.” [28]
Verdachte heeft een bericht aan [benadeelde partij] gestuurd met de tekst: “Hoi [benadeelde partij] , ik wilde je even melden dat [medeverdachte] nooit eerlijk is geweest tegen je. En altijd al met mij is geweest. Ik weet ook wat voor werk je doet en dat geld heeft hij allemaal gespend met mij.” [29]
Verdiensten
Volgens [benadeelde partij] bepaalde de medeverdachte hoeveel zij op een dag moest verdienen, de ‘targets’.
Als de zaken niet goed liepen of targets niet werden gehaald was de medeverdachte geïrriteerd. Als zij niet wilde werken werd de medeverdachte boos, blokkeerde hij haar, ging hij haar negeren en schold hij haar uit. [30] [31] Zo heeft hij haar ‘ [bijnaam] ’ genoemd en gezegd dat ze wel van een flat kon springen. [32] Omdat ze niet wilde dat er spanningen ontstonden, dat de medeverdachte boos werd of haar ging negeren, voelde ze zich verplicht om aan het werk te gaan. [33] [34] Ze verdiende soms meer dan de target om de medeverdachte tevreden te houden. [35] Als ze ruzie met elkaar hadden zei de medeverdachte weleens dat hij geld aan verdachte zou vragen als [benadeelde partij] het hem niet kon geven. [36] [37]
In de WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachte en [benadeelde partij] wordt veelvuldig gesproken over de verdiensten van [benadeelde partij] . Naast het feit dat [benadeelde partij] continue doorgeeft hoeveel ze heeft verdiend worden door de medeverdachte targets benoemd. De medeverdachte zegt onder andere: “Ik hoef niet elke dag 1000 hoor, maar 600+ gewoon voor onze zakken zou niet slechts zijn, is echt minimaal” [38] , “nog 300 te gaan vandaag” [39] , “een 500 wil ik minimaal”, “proberen die 2000 aan te tikken vandaag” [40] . De medeverdachte zegt dat de kosten voor de autogarage € 480,- bedragen en dat hij dat vandaag wil pakken. [41] Ook wordt letterlijk gesproken over ‘targets’. [42] De medeverdachte spoort [benadeelde partij] aan om veel geld te verdienen en zegt dingen als “alles pakken!” en “gas geven”. [43] [benadeelde partij] wordt onder druk gezet om gestelde targets te halen: “morgen geen 500 is einde oefening”. [44]
Ook is in de WhatsApp-gesprekken terug te zien dat de medeverdachte [benadeelde partij] ‘junk’ en ‘klein zielig vrouwtje’ [45] noemt en zegt: “Nu snap ik je beperking, Ga ff je medicatie slikken” [46] en “kanker op met je kanker handicap”. [47] De medeverdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde partij] altijd blokkeerde als ze ruzie hadden. [48]
In een WhatsApp-gesprek met verdachte wordt door de medeverdachte aangegeven dat [benadeelde partij] heeft gezegd het gevoel te hebben dat ze alleen maar moet werken, waarop de medeverdachte zegt: “Ja duhhh”. [49]
Volgens [benadeelde partij] was er in het begin tussen haar en de medeverdachte sprake van een 50/50 verdeling van de verdiensten. Nadat zij eind januari 2020 een relatie met elkaar kregen, heeft ze bijna al haar verdiensten aan de medeverdachte afgegeven. [50] Van de dagelijkse verdiensten mocht ze € 20,- tot € 30,- voor zichzelf houden om eten, sigaretten en benodigdheden voor haar werk, zoals condooms, te kopen. Als ze iets nodig had vroeg ze aan de medeverdachte of ze dat kon kopen. [51] [benadeelde partij] moest aan de medeverdachte geld vragen voor eten en het openbaar vervoer. [52] De medeverdachte kwam het contante geld bij haar ophalen [53] en girale betalingen van klanten verliepen via de medeverdachte door middel van tikkies, omdat zij zelf onder bewind stond. [54] Dit blijkt ook uit de WhatsApp-gesprekken. [55] [56] [57] In een WhatsApp-gesprek zegt de medeverdachte tegen [benadeelde partij] dat ze het geld dat ze heeft verdiend moet storten en naar hem over moet maken. [58] [benadeelde partij] had regelmatig geen geld voor het kopen van eten en kleding en moest daarom geld aan haar ouders vragen. [59]
Op de bankrekening van verdachte zijn grote bedragen aan contante stortingen en bijschrijvingen van betaalverzoeken ontvangen. [60] De medeverdachte maakte gebruik van deze rekening. [61] Ook verdachte had toegang tot deze rekening, zo blijkt uit het WhatsApp-bericht van de medeverdachte aan verdachte dat zij op haar rekening moet kijken. [62] Op de bankrekening van de medeverdachte is op de dag dat hij een nieuwe auto heeft aangeschaft een grote contante storting gedaan. [63]
Met verdachte heeft de medeverdachte besproken dat [benadeelde partij] op een gegeven moment weer een 50/50 verdeling wilde doen, waarop verdachte zegt dat de medeverdachte haar dan moet ‘skippen’.
Ze bespreken dat dat vervelend is, vooral als de medeverdachte ook geen baan meer heeft. [64]
In de WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachte en verdachte wordt ook gesproken over de aanschaf van goederen zoals een koelkast, een tv, een bed [65] en een auto. [66] Door de medeverdachte en verdachte wordt besproken of ze alles hebben gedaan wat ze wilden doen en dat alleen een reis naar Suriname, een caravan en een operatie aan het lichaam van verdachte nog moeten. [67] Vervolgens wordt besproken hoe zij met het gezin op vakantie willen gaan van het door [benadeelde partij] verdiende geld. [68] Verdachte zegt: “zit maar af te wachten hele tijd tot [benadeelde partij] gaat werken.” [69]
Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachte in 2020 een Volkswagen Golf voor haar had gekocht. Ook had hij een sloep en een nieuwe inboedel voor hun huis gekocht en betaalde hij mee aan de vaste lasten. [70]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] , de woning waar de medeverdachte en verdachte verbleven, zijn goederen aangetroffen die door [benadeelde partij] zijn genoemd, waaronder een koelkast van het merk Samsung, een boxspring en een barbecue. [71] Ook zijn een sloep met trailer, een caravan, auto’s en een iPhone onder de medeverdachte in beslag genomen. De auto’s en caravan stonden op naam van verdachte. [72] [73]
Op de bankrekening van [benadeelde partij] werden alleen haar uitkering en betalingen vanuit de bewindvoering gestort. [74]
Faciliteren en controleren van werkzaamheden
Volgens [benadeelde partij] maakte de medeverdachte de advertenties en plaatste hij ze omhoog. Ook had hij bepaald dat in de advertentie kwam te staan dat zij anale seks deed, terwijl ze dat pijnlijk vond. [75] De werknamen die zij gebruikte waren ‘ [werknaam 1] ’, ‘ [werknaam 2] ’ en ‘ [werknaam 3] ’. [76]
In de WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachte en [benadeelde partij] heeft de medeverdachte het over het ‘aan- en uitzetten’ van de advertenties en [benadeelde partij] vraagt hem dat soms ook te doen. [77]
Vanaf de bankrekeningen die in gebruik waren bij de medeverdachte werden veel overschrijvingen gedaan naar de bedrijven achter de websites Kinky.nl en Sexjobs.nl ten behoeve van (het omhoog plaatsen van) seksadvertenties. [78] [79] [80] [81] Navraag bij deze websites leverde aanwijzingen op dat de medeverdachte degene was die de advertenties waarin [benadeelde partij] werd aangeboden voor seksuele diensten beheerde, onder andere gelet op de geregistreerde e-mailadressen die de medeverdachte zegt in gebruik te hebben (gehad) en het gebruikte IP-adres op naam van verdachte. De namen ‘ [werknaam 1] ’ en ‘ [werknaam 2] ’ werden in de advertenties gebruikt. De eerste advertentie op Kinky.nl is aangemaakt op 13 januari 2020. [82] [83] [84] [85] [benadeelde partij] heeft alle foto’s van de advertenties, waarvan een aantal volgens haar ook door de medeverdachte waren gemaakt, herkend. [86]
De medeverdachte heeft verklaard dat hij de advertenties plaatste en opwaardeerde. [87] In de WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachte en verdachte wordt gesproken over de seksadvertenties van
[benadeelde partij] en wordt door verdachte meebeslist over de foto’s en de werknaam ‘ [werknaam 3] ’. [88]
[benadeelde partij] heeft naar eigen zeggen in verschillende hotels gewerkt en op een kamer op het [adres] . [89] [benadeelde partij] betaalde de hotels weleens met de creditcard van de medeverdachte of hij maakte geld naar haar over. [90] Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat de medeverdachte besliste over hotelboekingen. [91] [92] Vanaf de bankrekeningen van de medeverdachte werden verschillende betalingen aan hotels gedaan. [93] [94] [95] Uit gegevens van het [naam hotel] blijkt dat de medeverdachte daar meermalen een kamer op zijn naam heeft geboekt, waarbij onder andere is betaald met een creditcard op zijn naam. [96] [97]
Volgens [benadeelde partij] hield de medeverdachte een klantenbestand bij. [98] Via Web-WhatsApp kon hij meelezen in haar telefoon en hij deed zich dan soms ook voor als haar in het contact met klanten. [99] Hierdoor wist hij volgens haar altijd waar en met wie ze was. [100] Hij bepaalde waar en wanneer ze moest werken en welke handelingen ze moest uitvoeren. [101] Ook bracht de medeverdachte [benadeelde partij] naar klanten en wachtte hij tot ze klaar was. [102] De medeverdachte heeft verklaard dat hij via WhatsApp met [benadeelde partij] meelas voor haar veiligheid. [103] Dat hij daarbij de werkzaamheden van [benadeelde partij] in de gaten hield blijkt uit WhatsApp-berichten tussen hem en [benadeelde partij] , waarbij hij onder andere opmerkt dat ‘de app niet loopt’. [104] Via WhatsApp werd door de medeverdachte en [benadeelde partij] veelvuldig gesproken over de afspraken met klanten. Zo vraagt [benadeelde partij] de medeverdachte een afspraak met een klant te plannen [105] en of de medeverdachte met een klant besproken heeft of er anale seks zal zijn. [106] De medeverdachte zegt soms ook wanneer [benadeelde partij] een klant kan verwachten. [107] Uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte kan worden opgemaakt dat de medeverdachte vaak bij [benadeelde partij] in de buurt was als zij bij een klant was. [108] Ook vertelt de medeverdachte tegen verdachte dat hij [benadeelde partij] in de gaten hield zonder dat zij dat wist. [109] Verdachte was ervan op de hoogte dat de medeverdachte [benadeelde partij] in de gaten hield via haar telefoon. [110] Volgens haar bracht de medeverdachte [benadeelde partij] naar klanten en haalde hij haar op. [111]
Dreigen met geweld en foto’s en filmpjes
Als de medeverdachte boos was, dreigde hij volgens [benadeelde partij] naaktfoto’s en een compromitterend filmpje online te zetten. [112] Ook zou hij haar ouders inlichten over het werk dat ze deed of haar moeder iets aandoen. Hij heeft daadwerkelijk een keer een compromitterend filmpje op zijn WhatsApp-status gezet. [113] In een WhatsApp-gesprek stuurt de medeverdachte tijdens een ruzie een filmpje naar [benadeelde partij] waarop te zien is dat zij hem pijpt [114] en dreigt hij iets naar de ouders van [benadeelde partij] te sturen. Hij zegt daarbij: “Ze moeten weten wat hun dochter doet. Dan kunnen ze je misschien in een gesloten inrichting plaatsen.” [115] Hij dreigt ‘vieze dingen’ te zullen vertellen aan haar moeder [116] en zegt: “Ik wil niet dat je me belt. Doe het en ik zet je foto’s online.” [117]
Volgens [benadeelde partij] heeft de medeverdachte gedreigd dat als zij een grote mond had dat hij haar een klap zou komen geven. [118] In de WhatsApp-gesprekken is terug te lezen dat de medeverdachte tegen [benadeelde partij] zegt: “Volgende keer als je iets doet wat uit de maat is geef ik je een vuist, misschien kan ik die beperking rechtslaan”. [119]
Kwetsbaarheid [benadeelde partij]
Volgens [benadeelde partij] wist de medeverdachte dat zij begeleid woonde en kampte met psychische problemen. [120] In een WhatsApp-gesprek heeft zij uitvoerig aan de medeverdachte verteld dat zij kampt met een lichte vorm van PTSS, een persoonlijkheidsstoornis, verlatings- en bindingsangst en dat zij in haar jeugd EMDR-therapie heeft gevolgd. [121] De ouders van [benadeelde partij] hebben verklaard dat [benadeelde partij] is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis MCDD en dat zij al sinds haar jeugd medicatie gebruikt om haar emoties en stemmingen te reguleren. Volgens haar moeder zou [benadeelde partij] al lang last hebben van angstaanvallen en zou er borderline zijn gediagnosticeerd. Ook zou [benadeelde partij] het moeilijk vinden om nee te zeggen en anderen af te wijzen of teleur te stellen. [122] Ze heeft in verschillende inrichtingen gezeten en er is sprake geweest van suïcidegevaar. [123] [124] Zowel de begeleider van [benadeelde partij] op haar woongroep en haar zorgcoach hebben [benadeelde partij] getypeerd als een kwetsbaar, beïnvloedbaar meisje. [125] [126] De medeverdachte heeft verklaard ervan te weten dat [benadeelde partij] een moeilijke jeugd heeft gehad en dat zij begeleid woonde. Hij wist dat ze ‘iets geestelijks had’ en antidepressiva slikte. [127]
6.1.2.4. Weging van de feiten en omstandigheden in het licht van de tenlastelegging
6.1.2.4.1. Uitbuitingssituatie
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte [benadeelde partij] heeft bewogen tot het verrichten van werkzaamheden in de prostitutie en dat hij haar heeft vervoerd in het kader van afspraken met klanten. De medeverdachte heeft daarbij de dwangmiddelen ‘bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid’, ‘een andere feitelijkheid’, ‘misleiding’, ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ toegepast.
De medeverdachte was uit op het verdienen van geld en gebruikte daar [benadeelde partij] voor. Met toepassing van de besproken dwangmiddelen is [benadeelde partij] ertoe gebracht om zich te (blijven) prostitueren en (een groot deel van) haar verdiensten af te staan aan de medeverdachte. Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake was van uitbuiting van [benadeelde partij] door de medeverdachte en dat de medeverdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
6.1.2.4.2. Opzet op de uitbuiting
Beoordeeld dient te worden of verdachte van deze uitbuitingssituatie wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat daarvan sprake was.
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte blijkt dat zij veelvuldig spraken over de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] . Verdachte bemoeide zich ook met de seksadvertenties en de werknaam van [benadeelde partij] .
Uit de manier waarop verdachte en de medeverdachte met elkaar over [benadeelde partij] spraken, blijkt dat de medeverdachte niet daadwerkelijk van plan was om een gezamenlijke toekomst met [benadeelde partij] op te bouwen, maar dat zij enkel werd gezien als inkomstenbron. De medeverdachte hield verdachte op de hoogte van de werkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] en er werd besproken welke uitgaven er met dat geld konden worden gedaan. Uit de berichten is gebleken dat verdachte samen met de medeverdachte een gezamenlijke huishouding voerde. Verdachte heeft daarnaast een bericht aan [benadeelde partij] gestuurd waarin zij zegt dat zij altijd samen is geweest met de medeverdachte en dat zij samen al haar geld hebben uitgegeven. Verdachte was er aldus van op de hoogte dat door de medeverdachte aan [benadeelde partij] een vals vooruitzicht op een gezamenlijke toekomst werd voorgespiegeld.
Verdachte was er ook van op de hoogte dat [benadeelde partij] het grootste deel van haar verdiensten aan de medeverdachte afstond. Zo besprak verdachte met de medeverdachte via WhatsApp dat [benadeelde partij] op een gegeven moment weer een 50/50 verdeling wilde, waaruit kan worden afgeleid dat zij wist dat daarvan eerder blijkbaar geen sprake was.
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte kan ook worden opgemaakt dat de medeverdachte vaak bij [benadeelde partij] in de buurt was als zij bij een klant was. De medeverdachte vertelt daarnaast dat hij [benadeelde partij] in de gaten hield zonder dat zij dat wist. De medeverdachte wist dat verdachte [benadeelde partij] in de gaten hield via haar telefoon. Volgens haar bracht de medeverdachte [benadeelde partij] naar klanten en haalde hij haar op.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden dat [benadeelde partij] werd uitgebuit.
6.1.2.4.3. Opzettelijk voordeel trekken
Vastgesteld kan worden dat verdachte en de medeverdachte hebben geprofiteerd van de verdiensten van [benadeelde partij] . Girale betalingen van klanten werden via tikkies overgeboekt naar de rekening van verdachte. Zij had ook toegang tot deze rekening. Verdachte en de medeverdachte hebben veelvuldig gecommuniceerd over de (besteding van) de verdiensten van [benadeelde partij] en met de verdiensten van [benadeelde partij] zijn door hen zaken bekostigd die ten gunste van hen beide kwamen. Tekenend in dit kader is de opmerking van verdachte: “Zit maar af te wachten hele tijd tot [benadeelde partij] gaat werken”.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
6.2.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 (witwassen)
Uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder paragraaf 6.1.2.3. volgt dat op de bankrekening van verdachte grote contante geldstortingen werden gedaan en dat er geldbedragen werd overgeboekt vanuit betalingsverzoeken. Zij had toegang tot deze rekening. In de woning van verdachte werden luxe goederen en apparatuur aangetroffen, waaronder een koelkast, een flatscreen tv en een wasmachine. Uit de verklaring van [benadeelde partij] volgt dat dit goederen betreft die waren gekocht van het door haar verdiende geld. Zij verklaart over goederen, zoals een bepaald type koelkast, die de medeverdachte zou aanschaffen voor hun gezamenlijke woning, maar die goederen zijn nu juist in de woning van de medeverdachte en verdachte aangetroffen.
Nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van [benadeelde partij] , bestaat er een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag in dat geval een verklaring omtrent de herkomst van de geldbedragen en goederen worden verlangd.
Ten aanzien van de stortingen en overboekingen heeft verdachte een dergelijke verklaring niet gegeven. Zij heeft gezegd dat zij nooit op haar rekening keek en hier dus geen wetenschap van had.
Over de goederen heeft verdachte verklaard dat zij dacht dat deze door de medeverdachte waren betaald met spaargeld en zijn inkomen uit zijn werk als buschauffeur. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de gegevens betreffende het inkomen van de medeverdachte blijkt niet van dusdanige inkomsten dan wel spaargeld bij de medeverdachte waaruit de aankoop van de goederen kan worden verklaard. Bovendien blijkt uit de, hierboven besproken, WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte dat zij profiteerden van de opbrengsten van het prostitutiewerk van [benadeelde partij] .
De rechtbank concludeert dan ook dat de geldbedragen en goederen genoemd in de tenlastelegging uit misdrijf afkomstig zijn. Het verwerven en voorhanden hebben van de goederen en het omzetten van geldbedragen levert witwassen op. Met betrekking tot het verwerven en voorhanden hebben van de geldbedragen verwijst de rechtbank naar haar overweging onder paragraaf 8.
6.3.
Periode
De rechtbank acht de gehele tenlastegelegde periode bewezen, namelijk van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021. De rechtbank baseert de aanvangsdatum op de verklaringen van [benadeelde partij] over wanneer zij de medeverdachte heeft leren kennen en wanneer zij is gestart met werken, de aanmaakdatum van de eerste advertentie op Kinky.nl (13 januari 2020) en de eerste WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte over de werkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] (januari 2020). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangehaalde WhatsApp-gesprekken gedurende de gehele periode hebben plaatsgevonden.
6.4.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderlinge WhatsApp-gesprekken volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte bij het plegen van de tenlastegelegde strafbare feiten. Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte en de medeverdachte hebben geprofiteerd van de verdiensten van [benadeelde partij] . Zij hebben veelvuldig gecommuniceerd over de (besteding van) de verdiensten van [benadeelde partij] en met de verdiensten van [benadeelde partij] zijn door hen zaken bekostigd die ten gunste van hen beide kwamen.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met één ander opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [benadeelde partij] Florence [benadeelde partij] (geboren op 18 september 1998) hebbende zij, verdachte, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die [benadeelde partij] door haar, verdachtes, partner (te weten [medeverdachte] ) werd uitgebuit, geprofiteerd van de inkomsten van die [benadeelde partij] afkomstig uit die seksuele uitbuiting, immers heeft zij samen met die [medeverdachte] , diverse luxe goederen voor hun huis gekocht, althans het huis waar zij samen met die [medeverdachte] woonachtig was heeft ingericht, die werden betaald met geld afkomstig van de werkzaamheden van die [benadeelde partij] , waardoor zij, verdachte, voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [benadeelde partij] ;
2.
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen immers hebben zij, verdachte en haar mededader, geldbedragen en luxe goederen en apparatuur (waaronder een koelkast en flat screen tv en een wasmachine) verworven, voorhanden gehad en/of omgezet terwijl zij en haar mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals vermeld in de voetnoten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8.De strafbaarheid van de feiten

Het onder 1 bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte feit overweegt de rechtbank als volgt.
Het verwerven en het voorhanden hebben van geldbedragen kwalificeert in dit geval niet als witwassen omdat het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze geldbedragen niet is komen vast te staan en het geld afkomstig is uit eigen misdrijf. In zoverre wordt verdachte ontslagen van rechtsvervolging.
Dit geldt niet voor de (luxe)goederen die verdachte heeft verworven en voorhanden heeft gehad omdat deze goederen met geld zijn aangeschaft (en daarmee omgezet) afkomstig uit het misdrijf mensenhandel als hier bewezen.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straffen

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 165 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier gevorderd aan verdachte een taakstraf van 240 uur op te leggen.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, en verzocht aan haar dus geen straf op te leggen.
Voor het geval de rechtbank haar primaire standpunt tot integrale vrijspraak niet zou volgen, heeft de raadsvrouw verzocht om de taakstraf en het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf die zijn geëist te matigen.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de informatie van de reclassering van 18 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 december 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van ruim een jaar als medepleger schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [benadeelde partij] , door voordeel te trekken uit de uitbuiting van die [benadeelde partij] . Verdachte had in ieder geval moeten vermoeden dat [benadeelde partij] door de medeverdachte werd uitgebuit en dat zij niet in vrijheid kon beslissen of zij wel of niet in de prostitutie wilde (blijven) werken. De verdiensten van [benadeelde partij] kwamen ten gunste van verdachte en de medeverdachte. Hiervan werden door hen onder andere luxe goederen gekocht. Daardoor heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan witwassen. Een en ander blijkt overduidelijk uit de in het dossier opgenomen WhatsApp-gesprekken. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van haar handelen voor de psychische en lichamelijke integriteit van [benadeelde partij] . Zij heeft in plaats daarvan haar eigen financiële belangen op de voorgrond gesteld.
Vooropgesteld wordt dat mensenhandel een ernstig strafbaar feit is, waarmee inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een ander wordt gemaakt en de persoonlijke vrijheid van die ander ernstig wordt geschaad. De verdachte heeft met haar handelen bewust bijgedragen aan de uitbuitingssituatie waarin [benadeelde partij] verkeerde.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor haar gedrag. Zij heeft niet getoond inzicht in te hebben in de kwalijkheid van haar handelen en in het geheel niet stilgestaan bij wat het met [benadeelde partij] zou doen of heeft gedaan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij niet vindt dat zij iets fout heeft gedaan en enkel benoemd wat het gebeurde met haar heeft gedaan.
Mensenhandel is een dermate ernstig feit dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank meegewogen dat hoewel verdachte het strafbare feit in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd, het de medeverdachte was die de uitbuitingssituatie waarin [benadeelde partij] zich bevond heeft gecreëerd en dat verdachte hier enkel voordeel uit heeft getrokken.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van de opbrengsten uit de door haar en de medeverdachte gepleegde mensenhandel. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast en verdachte heeft met haar handelen daaraan een bijdrage geleverd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Uit informatie van de reclassering blijkt dat het toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis positief is verlopen. De reclassering ziet geen meerwaarde in het vervolgen van het toezicht met bijzondere voorwaarden, nu verdachte geen hulpvraag heeft en zelfstandig haar zaken regelt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard op dit moment een opleiding te volgen. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel ook niet noodzakelijk ter voorkoming van recidive.
Op grond van al het bovengenoemde zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, 15 dagen. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf worden opgelegd voor de duur van 240 uur.

11.De benadeelde partij

11.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 166.869,06 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden die zij aan de medeverdachte heeft afgestaan. Ter onderbouwing is verwezen naar het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’ (hierna: het rapport) van 25 mei 2021, dat onderdeel uitmaakt van een aangekondigde ontnemingsprocedure tegen de medeverdachte.
Daarnaast vordert [benadeelde partij] € 15.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
[benadeelde partij] heeft gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de materiële en immateriële schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit.
11.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door [benadeelde partij] gevorderde bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen. Hij heeft voorts gevorderd dat de totale schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
11.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft, nu zij primair vrijspraak heeft bepleit, primair verzocht de vordering van de benadeelde niet ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw subsidiair betoogd dat de zeer omvangrijke vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering ten aanzien van de materiële schade is gebaseerd op het rapport en de berekening in dat rapport op meerdere punten wordt betwist. Niet eenvoudig is vast te stellen hoe hoog het bedrag aan gederfde inkomsten van [benadeelde partij] precies is.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het rapport in zijn geheel ziet op de medeverdachte.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht de vordering aanzienlijk te matigen, gelet op vergoedingen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering, indien deze zal worden toegewezen, niet hoofdelijk moet worden opgelegd, nu het rapport niet ziet op verdachte. Niet kan worden gesteld dat verdachte op de hoogte was van de condities waaronder [benadeelde partij] werkte en dat zij dus heeft meegewerkt aan de totstandkoming en verdere verwezenlijking en instandhouding van de uitbuitingssituatie.
11.4.
Het oordeel van de rechtbank
11.4.1.
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde partij] de vordering ten aanzien van de materiële schade heeft onderbouwd aan de hand van het rapport, dat is opgemaakt in het kader van de ontnemingszaak die tegen de medeverdachte aanhangig is. Deze ontnemingszaak is thans niet aan de orde. De raadsvrouw heeft uitvoerig verweer gevoerd ten aanzien van de ingestelde vordering.
Door de gedetailleerdheid van de vordering en de vele verweren die daartegen zijn gevoerd, zou de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Omdat naar het oordeel van de rechtbank echter wel vast staat dat aan [benadeelde partij] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat zij een deel van haar prostitutieverdiensten heeft afgestaan, zal zij bij het bepalen van de hoogte gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank gaat uit van een vast bedrag aan afgedragen inkomsten per dag dat vaker in de jurisprudentie in zaken van mensenhandel wordt gehanteerd en dat ook aansluit op de inhoud van het dossier en de bewezen verklaarde periode. De rechtbank stelt in dat kader een netto omzet van € 300,- per gewerkte dag vast. Dit bedrag betreft een voorzichtige raming, die naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële – aan de medeverdachte afgedragen – dagopbrengst, na aftrek van kosten, kan worden aangemerkt en dit bedrag zal de rechtbank als uitgangspunt gebruiken om de materiële schade te berekenen.
De rechtbank heeft een ten laste gelegde periode van 13,5 maanden bewezen verklaard, te weten van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021. Dit betreft een periode van 59 weken.
De rechtbank gaat ervan uit dat [benadeelde partij] gedurende die gehele periode gemiddeld minstens drie dagen per week heeft gewerkt. Sommige weken heeft zij aanzienlijk meer dagen gewerkt, sommige weken niet. Dit is dus een geschat gemiddelde waar naar het oordeel van de rechtbank als minimum van kan worden uitgegaan en dat aansluit bij de beschikbare gegevens uit het dossier.
Uitgaande van drie dagen werken per week, is er sprake van (59 x 3=) 177 gewerkte dagen.
De materiële schade begroot de rechtbank daarom op 177 x € 300,- = € 53.100,-.
[benadeelde partij] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering.
Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11.4.2.
De immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat [benadeelde partij] gedurende een periode van ongeveer 13,5 maanden onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest door verdachte is uitgebuit. Daardoor is haar rechtstreeks immateriële schade toegebracht.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000,-.
[benadeelde partij] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering.
Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11.4.3.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment vanaf het einde van de bewezenverklaarde periode, 16 februari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover [benadeelde partij] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De rechtbank zal ten behoeve van [benadeelde partij] de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens haar naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 58.100,-, bestaande uit € 53.100,- aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag van de algehele vergoeding.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsnede ‘en/of één of meer andere vrouw(en)’ nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde onder feit 2 niet strafbaar met betrekking tot het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen en ontslaat de verdachte in zoverre van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder sub 6 omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2, voor zover verdachte daarvan niet is ontslagen van alle rechtsvervolging:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 (vijftien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toetot een bedrag van
€ 53.100,-(zegge: drieënvijftigduizendhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 53.100,- (zegge: drieënvijftigduizendhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 312 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2022.

Voetnoten

1.zie onder meer ECLI:NL:HR:2012:BQ6144.
2.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153, 154, 155, 157, 161.
3.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
4.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 154-155.
5.Proces-verbaal van bevindingen ‘Gesprek 17-02-2021’, p. 175-176.
6.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek chatgesprekken [medeverdachte] - [werknaam 2] ’, p. 733.
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [medeverdachte] met [benadeelde partij]’, p. 281.
8.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 780.
9.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 750.
10.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 747.
11.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 780.
12.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [medeverdachte] met [benadeelde partij]’, p. 290.
13.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 751.
14.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 787.
15.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 751.
16.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek chatgesprekken [medeverdachte] - [werknaam 2] ’, p. 733.
17.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 788.
18.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 790.
19.Proces-verbaal van bevindingen ‘’iMessages tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 797.
20.Verhoor [benadeelde partij] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2021.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 245, 247.
22.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek WhatsApp contact [verdachte] [medeverdachte] ’, p. 293.
23.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [medeverdachte] [verdachte] over betrokkenheid [verdachte], p. 322, 344.
24.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek image mobiele telefoon [verdachte] iPhone XR’, p. 1061.
25.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [medeverdachte] [verdachte] over betrokkenheid [verdachte], p. 328.
26.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 599, 600.
27.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 641.
28.Proces-verbaal van bevindingen ‘iMessage chat tussen [medeverdachte] en [verdachte] op 17-04-2020, p. 791.
29.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [benadeelde partij] 22.02.2021’, p. 305, 310.
30.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 716, 711-712.
31.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156, 158, 160.
32.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
33.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 715.
34.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 160.
35.Verhoor [benadeelde partij] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2021.
36.Verhoor [benadeelde partij] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2021.
37.Proces-verbaal van bevindingen ‘telefoongesprek d.d. 22-03-2021 [benadeelde partij] ’, p. 697.
38.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [medeverdachte] met [benadeelde partij]’, p. 286.
39.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [medeverdachte] met [benadeelde partij]’, p. 287.
40.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Chatgesprekken [medeverdachte] - [werknaam 2] ’, p. 731
41.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 748.
42.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 781.
43.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 781, 782.
44.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 783.
45.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 782.
46.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 745.
47.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Chatgesprekken [medeverdachte] - [werknaam 2] ’, p. 732.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 249.
49.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 587.
50.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
51.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 716.
52.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 746.
53.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 154.
54.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
55.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 570, 580, 588, 654.
56.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [medeverdachte] met [benadeelde partij]’, p. 287, 288.
57.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 740.
58.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij]’, p. 781.
59.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek iPhone 7 [naam moeder] (moeder [benadeelde partij] )’, p. 1070.
60.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 973.
61.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 383.
62.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 647.
63.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens ING bankrekening [nummer]’, p. 76.
64.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 574, 575.
65.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [medeverdachte] [verdachte] over betrokkenheid [verdachte], p. 325, 327.
66.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 590.
67.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 621.
68.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 624, 633.
69.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [medeverdachte] [verdachte] over betrokkenheid [verdachte], p. 326.
70.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] , p. 169, 172.
71.Proces-verbaal van schouw, p. 177.
72.Proces-verbaal van bevindingen ‘inbeslagnames sloep en caravan’, p. 1016.
73.Proces-verbaal van bevindingen ‘persoonlijke omstandigheden [medeverdachte] ’, p. 50.
74.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens [nummer] [benadeelde partij] ’, p. 131.
75.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 157, 159.
76.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 152.
77.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 739, 740.
78.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens SNS (Volksbank) [nummer]’, p. 68.
79.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens ING bankrekening [nummer]’, p. 76.
80.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 962.
81.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 974.
82.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Midhold B.V.’, p. 25.
83.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens’, p. 32.
84.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 249.
85.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 232.
86.Proces-verbaal van bevindingen ‘tonen van kinky en sexjobs foto’s aan [benadeelde partij] ’, p. 259.
87.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 248.
88.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [medeverdachte] [verdachte] over betrokkenheid [verdachte], p. 332-336, 345, 347, 348.
89.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
90.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 707.
91.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 157.
92.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 564.
93.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens SNS (Volksbank) [nummer]’, p. 68.
94.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek uitgaven creditcard …0803’, p. 91.
95.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 963.
96.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens [naam hotel] ’, p. 10.
97.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek uitgaven creditcard …0803’, p. 91.
98.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153, 157.
99.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
100.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 704.
101.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 706.
102.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 157.
103.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 247.
104.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 752.
105.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [medeverdachte] met [benadeelde partij]’, p. 282.
106.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 740.
107.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 749, 750.
108.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 558, 581, 588.
109.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [verdachte]’, p. 598-599.
110.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 405.
111.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 474.
112.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
113.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 154, 160.
114.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] )’, p. 784.
115.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] )’, p. 785-786.
116.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] )’, p. 787.
117.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 744.
118.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
119.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 738.
120.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
121.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 738.
122.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder], p. 534.
123.Proces-verbaal van verhoor getuige R.W.E. [benadeelde partij] , p. 537.
124.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder], p. 525.
125.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 884.
126.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 891.
127.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 242, 244.