ECLI:NL:RBAMS:2022:6712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
13-033608-22, 13-096764-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal, verduistering en belediging van een ambtenaar in functie

Op 30 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13-033608-22 en 13-096764-22 zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een Lenovo tablet, verduistering van een heuptasje en een telefoon, en belediging van een ambtenaar in functie. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de diefstal in zaak B. De rechtbank heeft de tenlastelegging in zaak A bewezen verklaard, evenals de verduistering in zaak B, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal in zaak B. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten. De uitspraak is gedaan op tegenspraak en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-033608-22 (zaak A) en 13-096764-22 (zaak B)
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 30 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Bertels en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. R.C. Fransen, naar voren hebben gebracht. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank meteen mondeling uitspraak gedaan.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 7 februari 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
diefstal van een Lenovo tablet, toebehorende aan Mediamarkt.
Aan verdachte is in zaak B – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 18 april 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1.
Primair:
diefstal ven een heuptasje en/of een telefoon (type: Apple iPhone 6), toebehorende aan [slachtoffer] ;
Subsidiair:
verduistering van een heuptasje en/of een telefoon (type: Apple iPhone 6), toebehorende aan [slachtoffer] ;
Meer subsidiair:
heling van een heuptasje en/of een telefoon (type: Apple iPhone 6), toebehorende aan [slachtoffer] ;
2.
belediging van een ambtenaar in functie, [verbalisant] .
De gehele tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd
.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in zaak A en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. Zij heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen genoemd.
Ten aanzien van zaak B feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Het dossier bevat geen bewijs voor een wegnemingshandeling. Verdachte was echter wel in het bezit van een heuptasje en een telefoon die niet van hem waren. Hij heeft ten aanzien van die goederen verklaard dat hij die in de stad heeft gevonden. Verdachte was, op het moment dat hij werd aangetroffen, met de telefoon bezig. Nu verdachte als heer en meester heeft beschikt over goederen die niet van hem waren, heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering.
De officier van justitie acht ook het in zaak B onder feit 2 tenlastegelegde bewezen, nu uit het dossier blijkt dat verdachte de tenlastegelegde uitingen heeft gedaan en deze beledigend van aard zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A en zaak B onder 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het tenlastegelegde in zaak B onder 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft hierbij naar voren gebracht dat ook op de raadkamer van 2 mei 2022 is geoordeeld dat er ten aanzien van dat feit geen ernstige bezwaren (meer) aanwezig werden geacht. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak B onder 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die het heuptasje en de telefoon bij aangeefster heeft weggenomen. Daarom kan niet worden bewezen dat verdachte diefstal heeft gepleegd.
4.3.2
Het oordeel over het in zaak A en in zaak B onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het in zaak A tenlastegelegde feit bewezen. Gezien het
standpunt van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen
verdere motivering.
4.3.3
Het oordeel over het in zaak B onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat op 18 april 2022 na 15:00 uur de telefoon en het heuptasje van aangeefster zijn weggenomen. Aangeefster heeft aangegeven niet precies te weten hoe laat dit was. Zij kon haar telefoon uitpeilen door middel van de applicatie ‘Find My iPhone’ en zo is ook de politie achter de locatie van de telefoon gekomen. Rond 16.38 uur werd verdachte aangetroffen met de telefoon van aangeefster in zijn hand. Via de applicatie is een geluidssignaal naar de telefoon gestuurd en verbalisanten verklaren dat verdachte vervolgens probeerde een code op de telefoon in te toetsen en de telefoon van zich aflegde toen dat niet lukte. In de tas van verdachte werd ook het bij aangeefster weggenomen heuptasje aangetroffen. Verdachte heeft aan de politie verklaard dat hij de telefoon heeft gevonden en naar de politie wilde brengen. De rechtbank overweegt dat, gezien het voorgaande, verdachte zich de goederen van aangeefster vervolgens wederrechtelijk heeft toegeëigend, nu hij als heer en meester over de goederen heeft beschikt en zijn opmerking dat hij de telefoon naar de politie wilde brengen niet geloofwaardig is, gelet op zijn daarmee niet overeenstemmende handelen en met name het tijdsverloop. De rechtbank acht daarom de tenlastegelegde verduistering bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A:
op 7 februari 2022 te Amsterdam een Lenovo tablet die geheel of ten dele aan
Mediamarkt toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van zaak B:
1.
op 18 april 2022 te Amsterdam opzettelijk een heuptasje en telefoon (type: Apple iPhone 6), toebehorende aan [slachtoffer] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
op 18 april 2022 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "I don't want to talk to that niggerbitch".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in zaak A en zaak B onder 1 subsidiair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om bij oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest, het gedeelte dat de duur van het voorarrest overschrijdt voorwaardelijk op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in zaak A schuldig gemaakt aan diefstal van een tablet. Door zo te handelen, heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. In zaak B heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een heuptasje en een telefoon. Hiermee heeft hij hinder veroorzaakt voor aangeefster, die haar telefoon slechts dankzij de applicatie ‘Find My iPhone’ kon terugvinden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie. Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 2 september 2022. Hieruit blijkt dat er sprake is van veelvuldige recidive ten aanzien van vermogensdelicten, dat aan verdachte al tweemaal een ISD-maatregel is opgelegd en dat hij ook nu weer voldoet aan de harde criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel. Daarnaast blijkt dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk
Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor diefstal en belediging. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ten slotte rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 267, 310, 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A bewezenverklaarde:
diefstal
ten aanzien van het in zaak B onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
verduistering
ten aanzien van het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
28 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober
2022.