ECLI:NL:RBAMS:2022:6684

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
C/13/715692 / HA ZA 22-270
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van polisvoorwaarden en dekking bij schade door storm en constructiefouten

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Molenaar Westfriesland Holding B.V. en verschillende verzekeraars, waaronder Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Mij N.V. en Swiss Re International SE. Molenaar vorderde schadevergoeding van € 520.658,40 als gevolg van schade aan een bedrijfshal, die op 14 augustus 2020 instortte. De schade werd gemeld bij de verzekeraars, maar zij weigerden dekking te verlenen, met als argument dat de schade niet het gevolg was van een gedekt evenement en dat constructiefouten uitgesloten waren van dekking.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, waaronder de polisvoorwaarden die van toepassing waren op de verzekering. De kern van het geschil was of de schade aan de bedrijfshal het gevolg was van gedekte gevaren, zoals storm of onvoorzien binnendringend regenwater, of dat de schade voortkwam uit constructiefouten. De rechtbank concludeerde dat er een direct verband tussen de oorzaak en de schade noodzakelijk was voor dekking. Molenaar stelde dat de schade was veroorzaakt door storm, maar de rechtbank oordeelde dat de storm niet de directe oorzaak was van de schade, aangezien het opgestuwde water als gevolg van de storm de instorting had veroorzaakt.

Daarnaast concludeerde de rechtbank dat de schade ook niet onder de dekking viel vanwege constructiefouten, die in de polisvoorwaarden waren uitgesloten. De rechtbank wees de vordering van Molenaar af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke causaliteit in verzekeringskwesties en de noodzaak om de polisvoorwaarden zorgvuldig te interpreteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/715692 / HA ZA 22-270
Vonnis van 26 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOLENAAR WESTFRIESLAND HOLDING B.V.,
gevestigd te Enkhuizen,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Silvius te Utrecht,
tegen
1. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
SWISS RE INTERNATIONAL SE, NEDERLANDSE VESTIGING,
gevestigd te Luxemburg,
3. de Europese naamloze vennootschap
XL INSURANCE COMPANY SE,
gevestigd te Dublin,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
MS AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Brussel,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORINS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. C. Bruin te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Molenaar en verzekeraars genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 14 maart 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 13 juli 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 september 2022;
  • de brief van Molenaar van 20 september 2022 met opmerkingen op het proces-verbaal;
  • de reactie van verzekeraars van 26 september 2022 op het proces-verbaal (per B-formulier);
  • de brief van Molenaar van 30 september 2022 met opmerkingen op de reactie van verzekeraars op het proces-verbaal;
  • de reactie van verzekeraars van 3 oktober 2022 met opmerkingen op de reactie van Molenaar (per B-formulier);
  • de brief van Molenaar van 3 oktober 2022 met opmerkingen op de reactie van verzekeraars.
De brieven/B-formulieren van partijen met opmerking op het proces-verbaal zijn aan het dossier toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Molenaar beheert een aantal bedrijfshallen die in eigendom zijn van haar dochtermaatschappijen, waaronder drie stalen bedrijfshallen aan de [adres] .
2.2.
Molenaar heeft op 28 oktober 2014 een ‘Nederlandse Beurspolis voor Uitgebreide Gevaren’ afgesloten bij verzekeraars (hierna: de polis). Deze verzekering is afgesloten door bemiddeling van Aon Commercial Risk Solutions (hierna: Aon). De bedrijfshallen aan de Zoutketen zijn verzekerd onder de polis. In de polisvoorwaarden is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
2.1 Dekking
Verzekerd wordt het zakelijk belang tegen schade indien en voor zover de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan.
Onder schade wordt verstaan: schade aan of verlies van de op het polisblad genoemde verzekerde gevaarsobjecten die is veroorzaakt door de in dit artikel genoemde gevaren/gebeurtenissen, ongeacht of deze gevaren/gebeurtenissen zijn veroorzaakt door de aard of een gebrek van de verzekerde gevaarsobjecten.
Schade aan of verlies van de verzekerde gevaarsobjecten ongeacht door welke oorzaak - behoudens de in artikel 2.3 genoemde uitsluitingen - is gedekt als die oorzaak het directe gevolg is van een verzekerd gevaar/gebeurtenis, onverschillig waar dit heeft plaatsgevonden.
2.2
Gevaren/gebeurtenissen:
(…)
2.2.6
Storm
Een windsnelheid van minstens 14 meter per seconde. (…)
2.2.8
Water, stoom, neerslag, blusmiddel
(…)
2.2.8.2Regen of smeltwater onvoorzien het gebouw binnengekomen, mits niet binnengekomen door openstaande ramen, deuren of luiken. Niet gedekt zijn de reparatiekosten van daken, dakgoten en regenwaterafvoerpijpen.
(…)
2.2.8.5Schade door vochtdoorlating van muren, constructiefouten of slecht onderhoud van het gebouw is uitgesloten.’
2.3.
In de nacht van 13 op 14 augustus 2020 is het dak van de middelste bedrijfshal aan de Zoutketen 20-22 (hierna: het gebouw) op twee plaatsten ingestort als gevolg waarvan schade is ontstaan.
2.4.
Molenaar heeft deze schade gemeld bij Aon en deze heeft schade-expert Lengkeek ingeschakeld. Lengkeek heeft vervolgens Pieters Bouwtechniek B.V. (hierna: Pieters) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak van de instorting van het dak van het gebouw. Pieters heeft in het kader van haar onderzoek wind- en neerslaggegevens direct voorafgaan aan de instorting opgevraagd bij InfoPlaza. Molenaar heeft onderzoeksbureau Oud Bouwconstructies (hierna: OB) ingeschakeld om het onderzoek naar de oorzaak van de instorting van het dak van het gebouw te onderzoeken.
2.5.
OB heeft in haar rapport van 11 februari 2021 – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
5.1 Constructieve veiligheid
Bevindingen Pieters Bouwtechniek
Bevindingen Oud Bouwconstructies
(…)
Geen rekening gehouden met extra belasting gewicht windverbanden.
Correct, niet meegenomen in ontwerp.(…)
Gerekend met gereduceerde sneeuwbelasting in afwijking van de voorschriften destijds.
Bevinding Pieters klopt, d.w.z. niet correct.
Echter is dak niet bezweken door sneeuwbelasting en mag bij nieuwbouw vlg. huidige voorschriften en controle bestaande bouw de sneeuwbelasting gereduceerd worden (…)
Geen rekening gehouden met extra belasting eindliggers
Hoeft ook niet, echter volgens de leer van de mechanica is er wel sprake van een toeslag. Realistisch waarde is 5% Deze toeslag is niet in rekening gebracht en in de praktijk wordt en werd deze toeslag meestal niet gerekend. Formeel niet correct (…)
(…)
De capaciteit van de aanwezige noodafvoeren is 81% van de voorgeschreven/benodigde capaciteit
Capaciteit is 81 % d.w.z. een overschrijding van 19.23%.
Afschot is minder dan voorgeschreven afschot.
Afschot 15.015 mm/m is minder dan de voorgeschreven afschot 16 mm/m1.
Echter voldoende om wateraccumulatie te voorkomen bij gevallen neerslagsom.
(…)
(…)
5.3
Weersomstandigheden
(…)
Opstuwing van het water door de wind is een reële mogelijkheid. Gezien de historie, waarbij het gebouw meerdere stormen en zware buien wel_heeft doorstaan zonder dat er schade opgetreden is het meer aannemelijk dat de schade is ontstaan als gevolg van een combinatie van de ongebruikelijke zware neerslag
en de stuwing die als gevolg van windstoten van l4m/sec heeft plaatsgevonden.(…)
5.4
Oorzaak van het bezwijken
(…)
Afwijking afschot met 6% (15.015 mm/m1 ipv. l6mm/m1) en noodoverlaten met 19.23% kunnen geen aanleiding zijn tot bezwijken van de staalconstructie. De procentuele verschillen tonen niet het causaal verband aan tussen deze verschillen/tekortkomingen en de instortingen.(…)
Opstuwing van het water door de wind is meer dan reëel om te veronderstellen:
(…)
Hierdoor is meer dan aannemelijk dat de schade is ontstaan als gevolg van een combinatie van de ongebruikelijke zware neerslag en de stuwing die als gevolg van windstoten van 14m/sec heeft plaatsgevonden.
2.6.
In haar rapport van 5 maart 2021 heeft Pieters – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
8.4 Oorzaak van het bezwijken
De hoofdoorzaak van het bezwijken is dat er geen aparte beschouwing voor
wateraccumulatie is gemaakt.
Verder is op een aantal punten van de voorschriften afgeweken:
- Er is ten onrechte gerekend met een gereduceerde sneeuwbelasting, waardoor een lichtere constructie is ontworpen;
- De toegepaste noodafvoeren hebben minder capaciteit dan de voorgeschreven
capaciteit, waardoor er meer water op het dak blijft staan.
(…)
8.5
Conclusie
Een stalen hal die ontworpen is conform de destijds gelden voorschrift zou zeer waarschijnlijk niet bezweken zijn bij de opgetreden weersomstandigheden. Ondanks dat dit niet blijkt uit het rapport van Infoplaza heeft de wind mogelijk ook een rol gespeelt bij de instortingen.
Omdat de naastgelegen hal (as 15— as 19) niet is bezweken, zal de belasting maar net teveel geweest zijn voor hal (as 1—as 15) met de instortingen.
Had de hal (as 1 — as 15) volledig aan de voorschriften voldaan, dan zou de weerstand tegen de optredende belastingen aanmerkelijk hoger zijn geweest.
2.7.
De hoogte van de schade aan de bedrijfshal is door taxateurs van beide partijen bepaald op € 520.658,40.
2.8.
Bij e-mail van 22 juni 2021 hebben verzekeraars de dekking afgewezen, omdat geen sprake zou zijn van een gedekt evenement en schade als gevolg van constructiefouten is uitgesloten.

3.Het geschil

3.1.
Molenaar vordert – samengevat en na vermindering van eis – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I. voor recht verklaart dat de door Molenaar als gevolg van het voorval op 14 augustus 2020 geleden schade onder de verzekeringsdekking valt van de bij verzekeraars afgesloten verzekering en dat verzekeraars als gevolg daarvan verplicht zijn om de uit dien hoofde verschuldigde verzekeringspenningen aan Molenaar uit te keren;
II. verzekeraars veroordeelt tot betaling van € 520.658,40 aan Molenaar als vergoeding van de door haar geleden schade aan en in de bedrijfshallen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020;
III. verzekeraars veroordeelt tot betaling van € 4.478,04 aan Molenaar in verband met buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf
de dag der dagvaarding;
IV. verzekeraars veroordeelt in de proceskosten van Molenaar (met nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Molenaar legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. De verzekeraars hebben ten onrechte geweigerd dekking te verlenen onder de polis. De schade als gevolg van het instorten van het dak is veroorzaakt door een gedekt gevaar of gebeurtenis, namelijk primair door storm en subsidiair door regen die onvoorzien het gebouw binnen is gekomen. Verder doen de verzekeraars ten onrechte een beroep op de uitsluiting voor schade door constructiefouten, aldus Molenaar.
3.3.
Verzekeraars voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Molenaar in de proceskosten, te vermeerderen met rente.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure staat de vraag centraal of verzekeraars terecht hebben geweigerd over te gaan tot uitkering onder de polis nadat het dak van het gebouw in de nacht van 13 op 14 augustus 2020 is ingestort. In dat kader is tussen partijen in geschil of de schade is veroorzaakt door gedekte ‘gevaren/gebeurtenissen’ (artikel 2.1) en zo ja, of de schade is ontstaan door constructiefouten (artikel 2.2.8.5).
uitleg polisvoorwaarden (gedekte gevaren/gebeurtenissen)
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van gedekte gevaren/gebeurtenissen moet artikel 2.1 van de polisvoorwaarden worden uitgelegd. Daarbij is de bewoording van het artikel van belang, de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bewoording mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf [1] ). Het gaat in dit geval om een artikel uit een beurspolis (zo volgt uit de aanhef op het polisblad (2.2) en is door verzekeraars ter zitting bevestigd) waarbij door partijen niet over de polisvoorwaarden pleegt te worden onderhandeld en niet gesteld of gebleken is dat dit in onderhavig geval wel is gebeurd. In die situatie is de uitleg met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting [2] . Aldus komt de rechtbank tot toepassing van een geobjectiveerde Haviltex-norm.
causaliteit
4.3.
Met Molenaar is de rechtbank van oordeel dat de drie zinnen in artikel 2.1 geen identieke causaliteitsmaatstaf hanteren. Waar het in de eerste zin evenwel gaat om de vereiste onzekerheid (
verzekerd … tegen schade … het gevolg is van een gebeurtenis waarvan … onzeker was dat daaruit .. schade was ontstaan)en de tweede zin schade definieert (
Onder schade wordt verstaan: schade aan … gevaarsobjecten die is veroorzaakt door de in dit artikel genoemde gevaren/gebeurtenissen …)gaat het in de derde zin om de vraag wanneer schade gedekt is onder de polis (
Schade aan .. gevaarsobjecten … is gedekt als [de] oorzaak het directe gevolg is van een verzekerd gevaar/gebeurtenis..).Het is dus de (uitleg van) deze laatste zin die bepaalt of Molenaar aanspraak heeft op dekking onder de polis. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie die inmiddels bestaat dat de vraag of de schade voldoende in verband staat met een oorzaak om tot een aanspraak onder een verzekeringsovereenkomst te komen bepaald wordt door uitleg van de verzekeringsovereenkomst. [3]
4.4.
Volgens verzekeraars volgt uit de woorden ‘directe gevolg’ dat enkel de laatste gebeurtenis of oorzaak die het kortst op het ontstaan van de schade ligt, relevant is (de
causa proxima-leer
).
4.5.
Molenaar bepleit dat deze uitleg er niet staat en bovendien tot volstrekt wikkekeurige en onbegrijpelijke uitkomsten leidt, maar heeft geen navolgbare uitleg kunnen gegeven wat met het woord ‘directe’ dan wel is beoogd. De enkele stelling dat een ruimere uitleg van de vereiste causaliteit in artikel 2.1 moet worden gehanteerd
omdathet artikel onduidelijk zou zijn of omdat ook andere woorden in artikel 2.1 duiden op een vorm van causaliteit, is in dit kader onvoldoende. Hetzelfde geldt voor het standpunt van Molenaar dat sprake is van een uitgebreide gevarenverzekering en dat om die reden een ruimere uitleg moet worden gehanteerd of dat in dit geschil vijf grote verzekeraars tegenover een klein bedrijf staan. Ter zitting heeft Molenaar nog betoogd dat zolang de wind niet valt weg te denken als oorzaak sprake is van een direct gevolg als hier bedoeld, maar ook deze uitleg is moeilijk te volgen omdat dit ook zou gelden zonder het woord ‘direct’ in de zin. Tot slot heeft Molenaar nog gewezen op verschillende andere uitspraken, maar deze hebben niet de woorden ‘directe gevolg’ in de dekkingsomschrijving.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat een
directverband tussen de oorzaak en de schade noodzakelijk is voor dekking. Of dat
steedsde laatste gebeurtenis of oorzaak moet zijn die het kortst op het ontstaan van de schade ligt, zoals verzekeraars betogen, is daarmee niet gezegd. Wel wijst het woord direct erop dat partijen bij een minder nauwe band tussen oorzaak en schade geen dekking hebben beoogd.
storm
4.7.
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of de schade aan het gebouw het directe gevolg is van storm. Die vraag wordt ontkennend beantwoord. Volgens Molenaar zelf is het dak ingestort als gevolg van opstuwing van water wat weer het gevolg is van de harde wind. Aldus kan niet gezegd worden dat de storm de directe oorzaak is van de schade in de hiervoor bedoelde zin. Het is – volgens Molenaar – het opgestuwde water dat als directe oorzaak heeft te gelden. De vraag hoe hard het in de nacht van 13 op 14 augustus 2020 heeft gewaaid en of daarmee is voldaan aan de omschrijving van storm in artikel 2.2.6 van de polisvoorwaarden – waar partijen uitgebreid over gedebatteerd hebben – kan gelet op het voorgaande onbeantwoord blijven. Nu de schade aan het gebouw niet het direct gevolg is van de storm bestaat op die grond geen aanspraak onder de polis.
regen en constructiefout
4.8.
Molenaar heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de schade aan het gebouw is veroorzaakt door het gedekte gevaar of gebeurtenis ‘
Regen (…) onvoorzien het gebouw binnengekomen’, artikel 2.2.8.2 van de polis. Verzekeraars hebben dit betwist. Volgens hen is de oorzaak van de schade een constructiefout van het gebouw waarmee schade als gevolg van deze dekkingscategorie (artikel 2.2.8) ingevolge artikel 2.2.8.5 is uitgesloten. Ter onderbouwing van hun standpunten hebben OB (op verzoek van Molenaar) en Pieters (op verzoek van verzekeraars) onderzoek verricht naar de oorzaak van het instorten van het dak.
4.9.
Pieters heeft in haar rapport opgenomen dat het gebouw niet voldoet aan de destijds geldende bouwvoorschriften en dat het gebouw zeer waarschijnlijk niet zou zijn ingestort als de constructie wel zou voldoen aan die bouwvoorschriften, zie 2.6. OB bevestigt in haar rapport dat op verschillende onderdelen het gebouw niet voldeed aan de bouwvoorschriften (berekening extra belasting windverbanden, ten onrechte gerekend met gereduceerde sneeuwbelasting, geen rekening gehouden met extra belasting eindliggers, afwijkingen van het afschot en noodafvoeren te klein), maar concludeert dat er geen causaal verband bestaat tussen deze afwijkingen en de schade aan het gebouw, zie 2.5.
4.10.
Uit deze rapportages volgt dus dat het gebouw op meerdere onderdelen niet voldeed aan de geldende bouwvoorschriften. Daarmee staat vast dat het gebouw constructiefouten bevat.
4.11.
De vraag resteert of de schade aan het gebouw het gevolg is van deze constructiefouten. Alleen die schade is uitgesloten op grond van artikel 2.2.8.5 van de polis. Nu het een uitsluiting betreft is het aan verzekeraars om te stellen en, nu Molenaar dit heeft betwist, dit te bewijzen.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat verzekeraars hierin zijn geslaagd en overweegt daartoe als volgt.
4.13.
OB heeft in haar rapport enkel opgenomen dat de afwijkingen in het afschot van het dak en de noodafvoer niet de aanleiding kunnen zijn voor het bezwijken van de dakconstructie, maar die stelling verder niet onderbouwd. Zij heeft met name gewezen op het feit dat wateraccumulatie (zie hierna) alleen kan optreden bij meer neerslag dan de voorschriften voorschrijven. Nu daar geen sprake van was – partijen zijn het in dit verband eens dat de hoeveelheid water die in de bewuste nacht is gevallen (10 mm regen per 5 minuten) minder was dan de hoeveelheid die via de noodverlaten het dak konden verlaten – is de conclusie van OB dat opstuwing van water door wind de oorzaak moet zijn geweest (
meer dan reëel om te veronderstellen), aldus OB.
4.14.
Pieters heeft daartegenover in haar rapport en aanvullende memo voldoende onderbouwd betoogd dat de schade aan het gebouw het gevolg is van (
zeer waarschijnlijk niet bezweken als volledig voldoet aan de voorschriften) constructiefouten. Vast staat dat het pand op verschillende onderdelen niet overeenkomstig de voorschriften was gebouwd. Pieters heeft met name gewezen op het fenomeen wateraccumulatie dat volgens Pieters anders is dan OB stelt. Ter zitting is namens Pieters nader toegelicht dat wateraccumulatie zich voordoet als water zich ophoopt op het laagste punt van een groot vlak waarbij onvoldoende stijfheid van de constructie (constructiefout) leidt tot doorbuiging, nog meer water op die plek, verdere doorbuiging, enzovoorts, tot de constructie het begeeft. Dit levert een verklaring op dat het dak is ingestort terwijl de hoeveelheid water minder was dan via de noodverlaat het dak kon verlaten (anders gezegd: het waterniveau op het dak is nooit hoger is geweest dan de bovenzijde van de noodafvoeren). Aldus hebben verzekeraars bij deze stand van zaken voldoende aangetoond dat sprake is geweest van een constructiefout in de zin van artikel 2.2.8.5 van de polis en dat de schade aan het gebouw daardoor is ontstaan.
4.15.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de schade aan het gebouw ingevolge de polisvoorwaarden niet onder de dekking valt. De vraag of de schade aan het gebouw het directe gevolg is van regen die onvoorzien het gebouw is binnengekomen, zoals de polis vereist, kan in deze situatie onbeantwoord blijven. De vordering van Molenaar zal worden afgewezen.
slotsom
4.16.
Molenaar zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verzekeraars worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat €
6.428,00(2 punten × tarief € 3.214,00)
Totaal € 12.165,00
4.17.
De nakosten zullen zal worden toegewezen zoals in het dictum is bepaald.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals in het dictum is bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeel Molenaar in de proceskosten, aan de zijde van verzekeraars tot op heden begroot op € 12.165, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek met ingang van vijftien dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt Molenaar in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Molenaar niet binnen vijftien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de nakosten met ingang van vijftien dagen na de betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. [4]

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158,
2.HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793,
3.HR 8 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1045 en HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:815
4.type: