ECLI:NL:RBAMS:2022:661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AMS 21/1415
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tozo-uitkering en recht op bijstand voor meerdere ondernemingen

In deze zaak heeft eiseres, die twee ondernemingen heeft, een aanvraag ingediend voor een Tozo-uitkering. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat de verweerder terecht slechts één uitkering heeft toegekend. De Tozo-regeling, gebaseerd op artikel 78f van de Participatiewet, voorziet in algemene bijstand of bijstand voor bedrijfskapitaal. Eiseres heeft algemene bijstand aangevraagd en, omdat zij geen inkomen had, is het maximale bedrag aan haar toegekend. De rechtbank stelt vast dat het aantal ondernemingen niet relevant is voor de hoogte van de Tozo-uitkering. Eiseres heeft recht op bijstand voor levensonderhoud volgens de norm voor gehuwden of mensen met een gezamenlijke huishouding, wat in haar geval maximaal € 1.503,31 per maand bedraagt. De rechtbank concludeert dat de tweede aanvraag van eiseres terecht is afgewezen, omdat zij niet meer dan het maximale bedrag kan ontvangen, ongeacht het aantal ondernemingen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 28 januari 2021 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 24 maart 2021 ongegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,- en moet het griffierecht van € 49,- aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.H. Mühlstaff),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) [1] buiten behandeling gesteld en de verstrekte voorschotten ter hoogte van € 4.509,93 teruggevorderd.
Bij besluit van 28 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 24 maart 2021 heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken en aan eiseres de Tozo-uitkering verleend per 1 maart 2020.
Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 5 januari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving daarvan niet verschenen.

Overwegingen

Wat ging er aan deze procedure vooraf?
1. Eiseres heeft twee bedrijven, Doordeweeks B.V. (Doordeweeks) en de eenmanszaak [eiseres] . Zij heeft op 27 april 2020 aanvragen om een Tozo-uitkering bij verweerder ingediend ten aanzien van haar beide ondernemingen. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder aan eiseres voorschotten verleend voor de maanden april 2020 tot en met juli 2020 voor in totaal € 4.509,93.
2.1
Met een brief van 13 juli 2020 heeft verweerder aan eiseres aanvullende informatie gevraagd. Het betreft informatie over de inschrijving in de Kamer van Koophandel van Doordeweeks en betalingen van salaris. Ook heeft verweerder gevraagd welke aanvraag eiseres wil dat verweerder behandelt, die van [eiseres] of die van Doordeweeks.
2.2
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Tozouitkering buiten behandeling gesteld wegens het niet verstrekken van de gevraagde informatie en de verstrekte voorschotten teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen op 8 augustus 2020 bezwaar gemaakt.
2.3
Met het besluit van 28 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft ontkend de brief van 13 juli 2020 te hebben ontvangen. Zij heeft verder de informatie over de inschrijving in de Kamer van Koophandel en de betaling van salaris alsnog verstrekt. Omdat verweerder niet aannemelijk kon maken dat de brief van 13 juli 2020 is verzonden heeft verweerder de aanvraag alsnog in behandeling genomen. Bij besluit van 24 maart 2021 heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken en aan eiseres alsnog een Tozo-uitkering verleend per 1 maart 2020.
Beroepsgronden eiseres
4. Bij brief van 7 april 2021 heeft eiseres haar beroep gehandhaafd. Eiseres heeft een Tozo-uitkering aangevraagd voor haar beide ondernemingen maar heeft enkel voor haar eenmanszaak [eiseres] een uitkering ontvangen. Haar tweede onderneming, Doordeweeks is door verweerder compleet buiten beschouwing gelaten. Eiseres stelt dat verweerder haar twee Tozo-uitkeringen had moeten verstrekken. Op zitting heeft de gemachtigde gemeld dat ook niet duidelijk is of eiseres de € 4.509,93 nu wel of niet moet terugbetalen.
Reactie verweerder
5. Verweerder heeft aangevoerd dat het aantal ondernemingen dat wordt gedreven niet relevant is voor het aantal of de hoogte van de Tozo-uitkering. Het besluit Tozo is namelijk gebaseerd op artikel 78f van de Participatiewet en volgt de normensystematiek van deze wet. Eiseres heeft recht op bijstand voor levensonderhoud naar de norm van een gezin.
Hoe moeten de besluiten van verweerder worden opgevat?
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres twee aanvragen heeft ingediend, maar dat verweerder in zijn besluiten steeds spreekt over één aanvraag zonder duidelijk te maken wat zijn standpunt is over de ‘andere’ aanvraag. Verweerder heeft eiseres in zijn brief van 13 juli 2020 wel gevraagd welke aanvraag zij behandeld wil zien, maar heeft niet toegelicht waarom hij dat vraagt. Pas in het verweerschrift geeft hij enige uitleg. Omdat geen van de partijen ermee gediend is dat er op formele gronden een vernietiging volgt of dat verweerder alsnog een besluit moet gaan nemen op de tweede aanvraag, zal de rechtbank de besluiten als volgt uitleggen.
7. Het primaire besluit van 20 juli 2020 beschouwt de rechtbank als een buiten behandeling stellen van beide aanvragen. Met het besluit van 28 januari 2021 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verweerder op 24 maart 2021 het besluit van 20 juli 2020 ingetrokken en inhoudelijk beslist over de gevraagde uitkering. De rechtbank merkt dit besluit aan als een gewijzigde beslissing op het bezwaar van 8 augustus 2020. Hoewel het niet staat vermeld, heeft verweerder in dit besluit feitelijk het bezwaar gegrond verklaard en een gewijzigd besluit op de aanvragen genomen. Omdat één keer een uitkering is verleend, heeft verweerder feitelijk de tweede aanvraag afgewezen. Het besluit van 24 maart 2021 neemt de rechtbank in zijn beoordeling mee. [2]
Het beroep tegen het besluit van 28 januari 2020
8. Verweerder heeft inmiddels inhoudelijk beslist op de aanvragen. Niet gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke boordeling door de rechtbank van de buiten behandelingstelling. Daarom zal de rechtbank het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Wel zal de rechtbank verweerder in de proceskosten veroordelen en moet verweerder het griffierecht vergoeden. Eiseres heeft immers niet voor niets beroep ingesteld.
Het beroep tegen het besluit van 24 maart 2021
9. De vraag is allereerst of eiseres recht heeft op twee keer € 4.509,93 omdat zij twee bedrijven heeft en voor beide een aanvraag heeft ingediend. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De Tozo is gebaseerd op artikel 78f van de Participatiewet. De regeling voorziet in de verlening van algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. [3] Eiseres heeft algemene bijstand gevraagd. De hoogte van deze bijstandsuitkering is gebaseerd op het inkomen. [4] Ook is de woonsituatie is van belang. Deze bepaalt welke norm van toepassing is. Dat is in het geval van eiseres de norm voor gehuwden of mensen met een gezamenlijke huishouding. De uitkering voor deze categorie bedraagt maximaal € 1.503,31 per maand. Omdat eiseres geen inkomen had, is aan haar het maximale bedrag toegekend. Meer dan dat kan eiseres niet krijgen. Het is dus niet zo dat zij omdat zij twee bedrijven heeft, recht heeft op meer algemene bijstand. Dat betekent dat verweerder de tweede aanvraag terecht heeft afgewezen.
10. Met het besluit van 24 maart 2021 is het besluit van 20 juli 2020, waarbij is bepaald dat eiseres de voorschotten moest terugbetalen, ingetrokken. Verder is bepaald dat zij over de maanden maart, april en mei 2020 per maand recht heeft op een uitkering van € 1.503,31. In totaal is dat € 4.509,93. Dit bedrag heeft zij al ontvangen in voorschotten. Dat betekent dat zij niet nog meer krijgt. Maar zij hoeft ook niets terug te betalen, omdat zij niet teveel heeft gekregen.
Conclusie
11. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het besluit van 28 januari 2021 is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het besluit van 24 maart 2021 is ongegrond. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder aan eiseres het griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het besluit van 28 januari 2021 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het besluit van 24 maart 2021 ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Besluit van 17 april 2020, Stbl. 2020, 118.
2.Dit kan op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Artikel 2 van de Tozo.
4.Dat volgt uit artikel 19 van de Participatiewet. In artikel 32 van de Participatiewet staat wat onder inkomen wordt verstaan. Op grond van artikel 6 van de Tozo telt een aantal van de in artikel 32 van de Participatiewet genoemde middelen niet mee bij de bepaling van de hoogte van het inkomen, zoals het inkomen van de echtgenoot. Ook het vermogen telt niet mee bij de bepaling van de hoogte van de uitkering, zo blijkt uit artikel 7 van de Tozo.