Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 november 2022 in de zaken tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
Inleiding
AMS 22/4009) is ter zitting behandeld op 30 augustus 2022 en door de voorzieningenrechter afgewezen bij uitspraak van 6 september 2022. Op
6 september 2022 heeft verzoekster nogmaals een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, in samenhang met haar bezwaar tegen het primaire besluit, met als doel dat haar en haar kinderen onmiddellijk opvang wordt geboden tot en met zes weken na de beslissing op bezwaar (zaaknummer
AMS 22/4269).
AMS 22/4920).
AMS 22/5145). Het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen het primaire besluit geldt daarom als verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Totstandkoming en inhoud van de besluiten
Beoordeling door de voorzieningenrechter
de spanning[die de kinderen ervaren]
jegens hun vader” niet het gevolg is “
van enige vaderlijke agressiviteit of mishandeling” kan de voorzieningenrechter daarom zonder nadere toelichting niet volgen. Uit het screeningsrapport blijkt niet dat en hoe is onderzocht wat de gevolgen van deze gebeurtenissen zijn voor de minderjarige zoon, terwijl aannemelijk is – en ook uit de informatie van het Buurtteam die in het screeningsrapport is opgenomen blijkt – dat hij hierdoor kwetsbaarder is en meer stabiliteit nodig heeft dan verzoekster hem op dit moment kan geven. In het verweerschrift en in antwoord op vragen van de voorzieningenrechter, heeft het college in dit verband gesteld dat verzoekster voldoende vaardig is om haar kinderen op te voeden, dat kinderen onder de 12 jaar in principe niet worden gehoord bij een screening, dat geen sprake is geweest van fysiek of seksueel geweld en dat een deel van de incidenten in de thuissituatie in Iran in de “
context van scheiding en psychische stress van ex-partners (…) niet per se ongewoon” zijn. Onder de hiervoor beschreven omstandigheden zijn deze stellingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter, nog los van de vraag of deze allemaal juist zijn, onvoldoende om af te zien van dat onderzoek.
AMS 22/4009) is geoordeeld dat, ondanks dat verzoekster en haar kinderen zich in een moeilijke situatie bevinden, zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een spoedeisend en bijzonder geval waarin het college een tijdelijke maatwerkvoorziening moet verstrekken in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. De voorzieningenrechter zag op dat moment – op basis van de mededelingen van het college daarover – geen aanleiding om te twijfelen aan de voorlopige bevindingen van de screening die toen nog niet was afgerond. Die twijfel is er, op basis van het in deze procedure overgelegde screeningsrapport en wat verzoekster daartegen heeft aangevoerd, nu wel. De verwijzing naar dit screeningsrapport in het bestreden besluit II ter motivering van de afwijzing van een tijdelijke maatwerkvoorziening bestaande uit maatschappelijke opvang, is op dit moment dan ook onvoldoende. In zoverre is ook het beroep tegen dat besluit niet zonder kans van slagen.
Conclusie
Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit I en het bestreden besluit II en draagt het college op aan verzoekster en haar kinderen opvang te bieden tot zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen het bestreden besluit I;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 100,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.277,-.