ECLI:NL:RBAMS:2022:6518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
10011002 EA VERZ 22-440
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en geschil over promotietraject bij Deloitte

In deze zaak heeft Deloitte Legal B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 1 september 2017 als senior manager bij Deloitte werkzaam was. Het verzoek is ingediend op 20 juli 2022 en betreft een verstoorde arbeidsrelatie, disfunctioneren en verwijtbaar handelen van [verweerster]. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 september 2022. Tijdens de procedure heeft [verweerster] diverse klachten ingediend over intimidatie en disfunctioneren van haar leidinggevenden, wat volgens Deloitte de verstoorde arbeidsrelatie heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de kantonrechter te Amsterdam bevoegd is en dat Deloitte ontvankelijk is in haar verzoek. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, die niet voortvloeit uit de klachten van [verweerster], maar uit haar gedrag en houding. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 januari 2023, zonder toekenning van een billijke vergoeding aan [verweerster]. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10011002 EA VERZ 22-440
beschikking van: 4 november 2022
func.: 33494

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Deloitte Legal B.V.

gevestigd te Rotterdam
verzoekster
nader te noemen: Deloitte
gemachtigde: mr. C.E. Dingemans en mr. M.E. Kind
t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Deloitte heeft op 20 juli 2022 een verzoek ingediend, met producties, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend, met producties, tevens houdende zelfstandige en voorwaardelijke tegenverzoeken.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Het verzoek is mondeling behandeld op 29 september 2022. Voor Deloitte zijn verschenen dhr. [naam 1] , dhr. [naam 2] , dhr. [naam 3] en mw. [naam 4] , vergezeld door de gemachtigden. [verweerster] is in persoon verschenen, eveneens vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.
Na afloop de mondelinge behandeling is door verweerster aan de kantonrechter verzocht zich te verschonen. Dit verzoek is afgewezen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Deloitte is een dienstverlener met, in Nederland, 14 kantoren en ruim 5500 werknemers. Zij is een van de grootste aanbieders van professionele dienstverlening op het gebied van accountancy, belastingadvies, consultancy, risk, en financiële en juridische advisering. De juridische diensten worden in Nederland aangeboden vanuit Deloitte Legal BV, waar [verweerster] in dienst is getreden.
1.2.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1983, is sinds 1 september 2017 in dienst van Deloitte en is laatstelijk werkzaam in de functie van senior manager. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 40 uren bedraagt € 7.717,00 per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
1.3.
[verweerster] houdt zich met name bezig met het acquireren van opdrachten bij cliënten en ontwikkelen van de praktijk, het samenwerken met andere disciplines binnen Deloitte, advisering van cliënten over Sanctions & Export Controls, het aansturen van medewerkers die daarin werkzaam zijn en het verrichten van (financiële) administratieve handelingen.
1.4.
Voorafgaand aan haar indiensttreding heeft [verweerster] een businesscase opgesteld.
1.5.
In de begeleidende brief bij de arbeidsovereenkomst staat dat een functie aan [verweerster] wordt aangeboden bij Deloitte Legal te Amsterdam. In deze brief staat ook dat zij op haar eerste werkdag om 9.00 uur op het kantoor in Amsterdam wordt verwacht. [verweerster] is met haar werkzaamheden gestart vanuit de VS, waar zij vanwege werk en studie verbleef (Washington). In een e-mail van Deloitte aan [verweerster] van 31 augustus 2017, waarmee de concept arbeidsovereenkomst aan [verweerster] wordt toegezonden, wordt daarover het volgende opgemerkt:
In bijgaande begeleidende brief wordt opmerking gemaakt dat je in Adam start hetgeen in jouw situatie natuurlijk niet zo is.
1.6.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst staat dat de standplaats van [verweerster] het kantoor in Amsterdam is, en dat afhankelijk van de aard en functie van [verweerster] zij de functie ook vanuit andere kantoren en locaties dient te vervullen.
1.7.
Binnen Deloitte geldt een klachtenregeling. Artikel 8 daarvan ziet op interne klachten (klokkenluidersregeling), en lid 1 daarvan luidt als volgt:
De medewerker, die met inachtneming van deze regeling te goeder trouw een klacht heeft ingediend, wordt beschermd tegen de eventueel nadelige effecten van de klacht. Het indienen van de klacht op zichzelf zal voor de te goeder trouw handelende medewerker op geen enkele wijze nadelige gevolgen hebben voor diens rechtspositie.
1.8.
Per januari 2020 is [naam 8] Managing Partner Legal bij Deloitte geworden.
1.9.
Deloitte kent een programma genaamd Director Development Journey (DDJ), een ontwikkeltraject dat Senior Managers moeten doorlopen om in aanmerking te kunnen komen voor promotie tot Director. Dit programma heette voorheen het Director Development Program (DDP).
1.10.
Het was de bedoeling van partijen dat [verweerster] via het DDP dan wel DDJ programma zou promoveren tot Director. In november 2020 is [verweerster] daartoe op de shortlist van het DDP programma geplaatst.
1.11.
De periode tussen december 2020 en eind januari 2021 was een drukke periode voor [verweerster] . [verweerster] ervoer een gebrek aan ondersteuning, en heeft hiervoor uiteindelijk uitgereikt naar [naam 4] , voorzitter van het DDP.
1.12.
Op 11 januari 2021 heeft [verweerster] deelgenomen aan het eerste selectiegesprek (het Development Board gesprek), met [naam 4] (partner-Tax & Legal en vanaf 1 juni 2021 Talent-partner) en de heer [naam 5] (partner Tax & Legal). In dit gesprek wordt door de Development Board feedback gegeven in persoonlijk advies over de (benodigde) ontwikkeling.
1.13.
Op 18 januari 2021 heeft het tweede selectie gesprek plaatsgevonden met de heer [naam 3] (managing Partner Tax & Legal, NL CFO Program Lead en Member of the NL Executive Committee) en mevrouw [naam 6] (Partner Tax & Legal).
1.14.
Onderdeel van het programma is normaal gesproken een assessment bij Berenschot. Dit assessment had in januari 2021 nog niet plaatsgevonden.
1.15.
Op 29 januari 2021 is per e-mail aan [verweerster] het interviewverslag toegestuurd naar aanleiding van het onafhankelijkheidsonderzoek. Ook wordt er bij het bericht gemeld dat er geen opstaande actiepunten meer zijn en er geen fouten zijn geconstateerd. Gevraagd wordt om een akkoord op het verslag waarna het dossier kan worden gesloten.
1.16.
Op 1 februari 2021 heeft Deloitte [verweerster] geïnformeerd dat haar DDJ on-hold werd gezet vanwege ‘well-being’ redenen, dit is in een gesprek op 2 februari 2021 door [naam 8] en [naam 3] nader toegelicht.
1.17.
Op 22 februari 2021 en 8 maart 2021 heeft [verweerster] gesproken met respectievelijk [naam 4] en [naam 8] . Op 8 maart 2021 heeft [verweerster] een actieplan aan [naam 8] gestuurd. Dit actieplan spitste zich toe op persoonlijke ontwikkeling (samenwerken, communicatie, feedback vragen en tijdig escaleren) en financiële hygiëne (declarabele uren bijhouden per project en het tijdig en volgens de juiste procedures declareren).
1.18.
Op 10 maart 2021 heeft [verweerster] om een interne mentor verzocht. Deloitte heeft daarmee ingestemd, waarna [naam 7] (Managing Partner Banking & Capital) dit heeft opgepakt. Ook heeft [verweerster] om bepaalde opleidingen verzocht.
1.19.
[verweerster] is, op kosten van Deloitte, enige tijd intensief gecoacht door [naam 9] .
1.20.
In april 2021 is besloten dat [verweerster] deel zou gaan nemen aan het DDJ-traject (de opvolger van het DDP traject), waarna op 15 april 2021 aan de kandidaten, waaronder [verweerster] , een uitnodiging is gestuurd. Vervolgens heeft op 14 juni 2021 het intakegesprek met het Development Board plaatsgevonden. In dit gesprek zijn ontwikkelpunten besproken waaronder op het gebied van sociale interactie en het afronden van het Berenschot assessment.
1.21.
Per 1 juni 2021 is [naam 10] aangenomen als partner Regulatory Law. [verweerster] rapporteerde aan hem. [naam 10] heeft [verweerster] gevraagd al haar lopende projecten in Excel te zetten.
1.22.
Partijen twisten over de hoeveelheid werkzaamheden van [verweerster] , en over de urenregistratie en -facturatie. Verder heeft een aantal klanten klachten geuit over het werk van [verweerster] .
1.23.
Op 17 augustus 2021 is aan [verweerster] verzocht aan [naam 8] te laten weten wanneer de afspraak voor het Berenschot assessment gepland staat. Deze afspraak stond gepland voor 8 november 2021.
1.24.
Op 23 september is telefonisch aan [verweerster] medegedeeld dat het DDJ traject voor haar werd stopgezet. [verweerster] heeft hierover per WhatsApp contact gehad met haar coach, [naam 9] . Deze schrijft:
If you find no good options for you at Deloitte, I would go full gremlin: look for maximum payout, formal complaint about [naam 8] intimidating behaviours to Ethics, potentially a negative press article about Legal and Women at Deloitte which would be very damaging given article you sent. This is a threat to get a very good deal. Good deal means RE-thinking life plan with [naam 11] .
1.25.
Op 6 oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] , [naam 8] en [naam 10] . Noodzakelijke verbeteringen en acties zijn besproken, en ook is besproken dat het DDJ traject definitief werd stopgezet.
1.26.
Op 12 oktober 2021 heeft [naam 10] een e-mail aan [verweerster] gestuurd met daarin de bevestiging van de gewenste verbeteringen en acties. Daarin staat derhalve een aantal punten waarop hij en [naam 8] verbetering of actie verwachten, en ook dat zij [verweerster] graag helpen bij verdere gedachtevorming omtrent de toekomst nu duidelijk is geworden dat het directortraject definitief geen doorgang vindt. De genoemde verbeteringen/acties zijn het rapporteren betreffende de lopende zaken en kansen, eindverantwoor-delijkheid, uren schrijven en het gebruik van het Jupitersysteem, en voor wat betreft financiële hygiëne het wegwerken van parked hours, het afronden van de nota’s voor twee dossiers en het niet benaderen van collega’s met verzoeken voor het bespreken van een businesscase. Ook wordt vermeld dat contracten met twee externen vanwege te weinig declarabele uren niet zullen worden verlengd.
1.27.
Op 13 oktober 2021 heeft [verweerster] via de speak up tool van Deloitte een ethics melding gedaan. Deze melding ging over [naam 8] en [naam 10] . In de klacht staat onder meer:
Having explored all other parts, I am writing you, as an ultimate resort, to share my concerns with how I have experienced being intimidated and bullied by [naam 8] (…) over the past one and a half years.Due to this (covered) intimidation and bullying I missed a fair chance at running for directorship. Although being very thankful for the experience and opportunities, I want to make clear that I suffered due to these behaviours and underminings of my work that I had to face over a long period of time. (…)After my time off I was invited for a workmeeting with [naam 10] . During the meeting I was surprised by the presence of [naam 8] . Both [naam 8] and [naam 10] now make it seem that I am underperforming and that goes hand in hand with intimidation and bullying by both [naam 8] and [naam 10] . At this point I feel so intimidated by both [naam 8] and [naam 10] that I am genuinely afraid of both. (…) [naam 8] seems to punish me for reaching out to other partners because she did not support me for expanding my practice nor running for directorship.
1.28.
Twee leden van het Ethics team ( [naam 12] en [naam 13] ) hebben deze melding in behandeling genomen. Op 21 oktober 2021 heeft een gesprek over de melding plaatsgevonden met [verweerster] en haar advocaat.
1.29.
Op 23 oktober 2021 heeft [verweerster] een uitgebreide e-mail aan Deloitte verzonden waarin zij aangeeft dat zij de toon en inhoud van de laatste gesprekken met [naam 10] en [naam 8] als intimiderend heeft ervaren, en stelt zij dat geen sprake is van onvoldoende functioneren. Verder heeft zij puntsgewijs gereageerd op de door [naam 10] genoemde punten van actie c.q. verbetering, en deze weersproken.
1.30.
Op 25 oktober 2021 heeft [naam 8] [verweerster] per e-mail laten weten dat er een afspraak is ingepland op 8 november in Amsterdam, en stelt zij voor de inhoud van de mail van [verweerster] van 23 oktober 2021 de toon daarvan en de manier waarop zij zich opstelt te bespreken. Ook schrijft [naam 8] dat de mail van [verweerster] illustratief is voor het feit dat Deloitte voortijdig heeft besloten dat zij geen director zal worden.
1.31.
Op 27 oktober 2021 is gesproken met [naam 8] en [naam 10] .
1.32.
Op 3 november 2021 zijn de bevindingen met [verweerster] en haar advocaat besproken. Er zijn twee maatregelen besproken, namelijk geen communicatie meer tussen [naam 8] en [verweerster] en een gesprek in aanwezigheid met een onafhankelijke derde tussen [verweerster] en [naam 10] . De communicatie van [naam 8] , die per 1 december 2021 bij Deloitte zou vertrekken, zou worden overgenomen door [naam 3] en [naam 4] .
1.33.
Eveneens op 3 november 2021 heeft [naam 8] per e-mail contact opgenomen met [verweerster] . Daarin geeft zij aan dat het haar beter lijkt dat het gesprek dat op 8 november 2021 gepland staat niet door haar wordt gedaan, en dat [naam 4] het zal overnemen. Naar aanleiding van deze e-mail heeft [verweerster] contact gezocht met het Ethics office en gemeld dat [naam 8] contact met haar heeft opgenomen.
1.34.
De maatregelen zijn aan [naam 8] en [naam 10] medegedeeld en door hen akkoord bevonden. Partijen twisten over de datum waarop deze maatregelen met [naam 8] zijn besproken. Daarnaast is afgesproken dat de ICT-afdeling zou onderzoeken of zij sporen zag van het meekijken door anderen bij een aantal specifieke bestanden op de laptop van [verweerster] .
1.35.
Op 5 november 2021 heeft [naam 12] op de door [verweerster] doorgestuurde e-mail van [naam 8] gereageerd en laten weten dat [naam 13] een afspraak heeft gemaakt met [naam 8] en [naam 10] .
1.36.
Omdat deze reactie twee dagen op zich had laten wachten heeft [verweerster] op 5 november 2021 uitgesproken dat bij haar wantrouwen is ontstaan, en dat zij heeft ontdekt dat [naam 13] recent nog een opdracht voor de [naam bedrijf] heeft behaald en dat het op haar overkomt dat het voor hem niet makkelijk is om de discussie met [naam 8] aan te gaan ten aanzien van haar klacht, omdat [naam 8] per 1 januari overstapt naar de [naam bedrijf] . [naam 13] heeft per e-mail erkend dat er recent onder zijn verantwoordelijkheid een opdracht bij de [naam bedrijf] is uitgevoerd. Daarbij merkt hij op dat hij met betrekking tot zijn onafhankelijkheid wil benadrukken dat hij in zijn rol als Ethics officer nooit alleen handelt maar als onderdeel van een team en hij direct rapporteert aan de Executive Board en NSE Ethics (inclusief bijbehorende procedures en policy’s).
1.37.
Voor wat betreft het gesprek met een derde erbij, heeft [verweerster] voorgesteld dit te laten plaatsvinden in aanwezigheid van de heer Egon [naam 20] , partner bij Deloitte. Deloitte heeft [verweerster] aangeraden dit gesprek in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon te voeren.
1.38.
Deloitte heeft meermaals aangeboden om mediation te starten, [verweerster] is daar niet op ingegaan.
1.39.
Per e-mail van 10 november heeft [naam 4] aan [verweerster] bericht:
In de afgelopen periode is er een conflictueuze situatie ontstaan door onder meer jouw verbetering uit de director development journey. Zoals eerder vandaag aangegeven zal hieromtrent zo spoedig mogelijk een inhoudelijke reactie volgen. (…) Verder is er (helaas) een verstoorde arbeidsrelatie ontstaan tussen enerzijds [naam 8] ( [naam 8] ) en [naam 10] ( [naam 10] ) en anderzijds jouw persoon. Als werkgever ziet Deloitte het als een belangrijke taak om een verstoorde arbeidsrelatie zo spoedig mogelijk duurzaam te normaliseren, maar dit lijkt (thans) niet tot de mogelijkheden te behoren. Gelet op het voorgaande én ook om jou te ontzien is besloten om geen directe contacten meer tussen [naam 8] , [naam 10] en jouw persoon te laten plaatsvinden tot nader order.Het voorgaande laat echter onverlet dat wij rekenen op jouw professionele handelen en gedrag naar onze cliënten, Deloitte werknemers en derden – volledig in lijn met onze (core) values en code of conduct. Daar hoort ook het 4-eyes principle bij. Derhalve verzoeken wij je om tot nader order om [naam 3] en ondergetekende in te kopiëren in alle nieuwe en bestaande communicatie naar, met en namens (cliënten van) Deloitte. Wij vertrouwen op jouw volledige medewerking in deze.
1.40.
Partijen hebben volgens gecommuniceerd over wat bedoeld werd met het inkopiëren van [naam 4] en [naam 3] in de correspondentie, waarbij [verweerster] stelt dat zij hiermee onder curatele wordt gesteld en graag de reden daarvoor verneemt om te beoordelen of dat een redelijke instructie is.
1.41.
Op 11 november 2021 heeft [verweerster] een tweede Ethics melding gedaan, inhoudende dat in strijd met de non-retaliation policy is gehandeld, omdat [naam 4] in het gesprek van 8 november 2021 heeft aangegeven dat Deloitte met [verweerster] wenst te komen tot een einde dienstverband.
1.42.
Per WhatsApp bericht van 16 november 2021 heeft [verweerster] een foto van haar bureaublad aan [naam 12] toegestuurd. Daarbij schrijft zij:
nu verschijnen die icoontjes weer: zie foto. Dit voelt heel onveilig. Ook bel ik IT als zij nu nog op dit tijdstip antwoorden.
1.43.
In een brief van 18 november 2021 heeft Deloitte zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsrelatie met [verweerster] . In deze brief is ook de gevraagde toelichting gegeven omtrent de redenen het DDJ traject te beëindigen. Dit traject en het disfunctioneren kunnen volgens Deloitte niet los van elkaar worden gezien. Kort samengevat is Deloitte van mening dat (inspirational) leadership bij [verweerster] ontbreekt, ontwikkeling in het functioneren, ook richting klanten, ontbreekt en er ook een aantal concrete klachten zijn binnengekomen, de financiële hygiëne niet in orde is, er te weinig declarabele uren zijn gemaakt door haar in haar team en de kwaliteit van haar book of business onvoldoende is, terwijl Deloitte haar de nodige (extra) ondersteuning heeft geboden, evenals veel coachingssessies. Voor wat betreft het functioneren wordt opgemerkt dat de wijze van aansturing van het team niet duurzaam is en voor verbetering vatbaar, welke verbetering helaas niet is opgetreden, dat zij niet ontvankelijk (meer) lijkt voor opbouwende kritiek en er te weinig een proactieve houding is gezien.
1.44.
Per e-mail van 21 november 2021 heeft [naam 14] aan [verweerster] medegedeeld dat [naam 15] onderzoek zou doen naar de laptop. De resultaten van dit onderzoek zijn op 2 december 2021 teruggekoppeld en er is verzocht om de laptop in te leveren voor onderzoek. Aan dat verzoek is geen gehoor gegeven.
1.45.
Per e-mail van 1 december 2021 heeft [naam 16] aan [verweerster] medegedeeld dat zij de klachten van 11 november 2021 in behandeling zal nemen. Daarop is door [verweerster] gereageerd dat het geen separate maar aanvullende klacht betreft, en dat zij nog een klacht wil indienen.
1.46.
Op 16 december 2021 heeft een gesprek met [verweerster] en haar advocaat plaatsgevonden over deze melding. In dat gesprek bleek dat [verweerster] het niet eens was met de door de Ethics office gehanteerde onderzoeksprocedure. Per brief van 20 december 2021 is deze onderzoeksprocedure uiteengezet, en is een aantal vragen aan [verweerster] gesteld. [verweerster] heeft deze vragen niet beantwoord.
1.47.
Op 23 december 2021 heeft [verweerster] een nieuwe klacht ingediend bij de klachtencommissie van Deloitte. Deze klacht omvatte beide meldingen en de wijze van behandeling daarvan.
1.48.
Op 4 januari 2022 heeft [verweerster] [naam 4] en [naam 3] gemeld dat haar laptop tijdens een call met een klant (Aegon) ‘disabled’ is door de IT-afdeling, dat zij het gesprek met de klant telefonisch af heeft kunnen maken maar er veel klantwerk ligt dat zij nu niet kan doen. Zij vraagt [naam 4] in deze e-mail dit te (laten) oplossen en met de klant te communiceren. [naam 4] heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd dat het klopt dat de laptop ‘disabled’ is, en dat er een nieuwe laptop voor haar klaar ligt om op te halen die haar in staat stelt haar werk af te maken. [naam 4] stelt voor om dat zo spoedig mogelijk te doen zodat de klant geen hinder van deze situatie ondervindt. [verweerster] heeft hier geen gehoor aan gegeven. Op 13 januari 2022 is de nieuwe laptop op het huisadres van [verweerster] afgeleverd. De oude laptop was op 4 januari 2022 uit veiligheidsoverwegingen reeds van het Deloitte netwerk ontkoppeld.
1.49.
Per e-mail van 19 januari 2022 heeft [naam 17] , optredende als bemiddelaar om de situatie op te lossen, de voorwaarden van [verweerster] om in gesprek te gaan met [naam 10] , [naam 3] en [naam 4] aan Deloitte gecommuniceerd. Deze luidden als volgt:
Graag krijgt zij dan wel voorafgaande inzicht in de doelstellingen en scope van de ethische procedure, zodat de vragen en antwoorden voor haar in dat kader zijn de plaatsen. Dan kan zij namelijk pas overzien of zij die vraag moet beantwoorden en wat de impact daarvan is. Daarnaast wil zij graag de mogelijkheid hebben om informatie en namen van personen voor interviews aan te dragen. Verder wenst zij op de hoogte gehouden te worden volgens de hoor- en wederhoorprincipes, inclusief inzicht in de onderzoeksresultaten. Ook verneemt zij graag wat er met de bevindingen vervolgens wordt gedaan.
1.50.
Partijen hebben hierover vervolgens meermaals gecorrespondeerd.
1.51.
Op 8 februari 2022 heeft de gemachtigde van [verweerster] in een brief gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur van de [naam bedrijf] , [naam 8] , de voormalig leidinggevende van [verweerster] , contact opgenomen met [naam 8] over de brief van 18 november 2021. De gemachtigde van [verweerster] heeft [naam 8] in deze brief verzocht om binnen zeven dagen schriftelijk te bevestigen dat de brief van 18 november 2021 iedere feitelijke grondslag ontbeert, ofwel dat zij bereid is om in een gesprek de feitelijke onderbouwing van de in de brief getrokken conclusies nader toe te lichten en onderbouwen.
1.52.
Op 10 februari 2022 heeft [naam 8] opgemerkt dat er een aantal evidente onjuistheden in de brief van de gemachtigde van [verweerster] staat. Verder merkt zij op dat zij inhoudelijk niet zoveel kan toevoegen, maar wel bereid is tot een gesprek. Dat heeft zij ook in daaropvolgende e-mailcorrespondentie herhaald. Zo schrijft zij op 25 februari 2022 dat zij wel een toelichting wil geven maar dat zij niet goed begrijpt waarom [verweerster] en haar gemachtigde niet al inzicht hebben in de relevante feiten omdat Deloitte daar zelf inzicht in kan geven. Een gesprek heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.
1.53.
Op 23 februari 2022 is namens [verweerster] bij [naam 14] een klacht ingediend over de samenstelling van de klachtencommissie, omdat een van de leden een van de vaste advocaten van Deloitte zou zijn en heeft nagelaten om dat te melden. [verweerster] heeft ook een klacht ingediend bij de Orde van Advocaten. Deloitte heeft op 4 maart 2022 laten weten dat haar gemachtigde zou reageren op het aanbod voor een gesprek en zij er de voorkeur aan geeft dat verdere communicatie via de gemachtigde verloopt.
1.54.
Op 7 maart 2022 heeft de gemachtigde van Deloitte contact opgenomen met de gemachtigde van [verweerster] naar aanleiding van de brief van 23 februari 2022. De gemachtigde van Deloitte stelt daarom voor dat partijen een gesprek voeren onder begeleiding van een ervaren mediator. In reactie daarop heeft de gemachtigde van [verweerster] op 8 maart 2022 medegedeeld dat zij niet de toestemming heeft van [verweerster] om contact te hebben met de gemachtigde van Deloitte.
1.55.
Op 8 maart 2022 heeft de gemachtigde van Deloitte toestemming gevraagd aan de gemachtigde van [verweerster] om rechtstreeks contact op te mogen nemen met [verweerster] . Daarop is geen reactie gekomen.
1.56.
Op 29 maart 2022 heeft [verweerster] een e-mail gestuurd aan de heer [naam 18] , COO, registeraccountant en bestuurder van Deloitte. Daarin schrijft zij, kort en zakelijk weergegeven, dat de door haar ingediende klachten niet correct worden afgewikkeld, dat Deloitte een einde van het dienstverband probeert te forceren, dat Deloitte in strijd met artikel acht van de klachtenregeling handelt en in strijd met wet en regelgeving, en zij de handelwijze van Deloitte intimiderend en niet integer acht. Voorts verzoekt zij bevestiging dat de klachten correct en conform de Deloitte klachtenregeling zullen worden afgehandeld. Zij verlangt daarbij dat de klachtencommissie vooraf een opdrachtbeschrijving, de reikwijdte van het onderzoek en de toetsingscriteria waaraan zal worden getoetst zal formuleren en aan haar zal toesturen.
1.57.
Op 5 en 6 april 2022 heeft de advocaat van [verweerster] dhr. [naam 2] telefonisch benaderd. [naam 2] heeft daarop laten weten dat Deloitte wordt bijgestaan door een advocaat en haar verzocht Deloitte niet meer rechtstreeks te benaderen. Ook heeft Deloitte de advocaat van [verweerster] laten weten dat zij een adviesverzoek heeft ingediend bij de orde van advocaten in verband met het bericht van 8 maart 2022 dat [verweerster] haar advocaat geen opdracht en toestemming heeft gegeven om rechtstreeks contact te hebben met de advocaat van Deloitte. Deloitte heeft de orde van advocaten verzocht om toestemming om rechtstreeks contact op te nemen met [verweerster] . De gemachtigde van [verweerster] was niet bereikbaar voor overleg, waarna de deken van de orde van advocaten heeft geconcludeerd dat het de advocaat van Deloitte niet verboden kan worden zich rechtstreeks tot [verweerster] te wenden.
1.58.
De advocaat van Deloitte heeft vervolgens contact opgenomen met [verweerster] , waarbij onder meer nogmaals is aangedrongen op mediation.
1.59.
Op 20 april 2022 is de advocaat van Deloitte geïnformeerd dat er door [verweerster] twee klachten zijn ingediend bij de orde van advocaten, namelijk een tegen de deken van 7 april 2022 en een tegen de advocaat van Deloitte van 13 april 2022. Deze klachten zien op de door de deken gegeven toestemming aan de gemachtigde van Deloitte om rechtstreeks contact op te nemen met [verweerster] .
1.60.
Op 29 april 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] , [naam 4] en [naam 3] . [naam 4] en [naam 3] hebben hiervan een kort verslag gemaakt. Partijen corresponderen vervolgens enige tijd over hun meningsverschillen, onder meer over verschillende interpretaties van het gesprek, het aangaan van een gesprek onder begeleiding van een derde, het al dan niet disfunctioneren van [verweerster] en wie de juiste gesprekspartners zouden moeten zijn.
1.61.
Op 29 april 2022 heeft de klachtencommissie het bestuur van Deloitte geadviseerd de klacht als ongegrond af te wijzen. De klachtencommissie concludeert dat geen sprake is van ongepast gedrag, onder curatelestelling of intimidatie, en dat ook geen sprake is van vergelding. Zij concludeert verder dat de onderzoeken naar de ethische meldingen zorgvuldig en gedegen zijn uitgevoerd.
1.62.
Per brief van 13 mei 2022 is [verweerster] geïnformeerd over de uitkomst van de klachtenprocedure. Het bestuur neemt de conclusies en het advies van de klachtencommissie over.
1.63.
Op 11 mei 2022 heeft Deloitte bericht ontvangen van [naam 8] , die per 1 december 2021 bij Deloitte was vertrokken, dat zij in haar hoedanigheid als voorzitter van de raad van bestuur van de [naam bedrijf] (de nieuwe werkgever van [naam 8] , tevens cliënt aan Deloitte) een brief van de advocaat van [verweerster] had ontvangen onprettig en dreigend van inhoud en toon was. In deze brief staat, voor zover relevant, het volgende:
Resumerend verwijt [verweerster] u concreet:- intimidatie gedurende de periode dat u haar leidinggevende was;- de aanhoudende bemoeienis met haar dossier, in het nadeel van de belangen van [verweerster] , ook na uw vertrek bij Deloitte vanaf 1 december 2021;- de weigering om opheldering te geven over de inhoud van de brief d.d. 18 november 2021;Al met al ziet [verweerster] zich als gevolg van uw handelwijze hoe dan ook geconfronteerd met een uitzichtloze situatie. Zij zal ofwel in dienst van Deloitte blijven zonder praktijk en resources, en mist zij de voordelen van promoties, ofwel zal Deloitte haar dienstverband willen beëindigen. In het laatste geval is [verweerster] dan geconfronteerd met een concurrentiebeding van één jaar na datum einde dienstverband. Een en ander klemt temeer, nu [verweerster] met haar specialisme in de huidige arbeidsmarkt enorme stappen in haar carrière zal kunnen maken. De inschatting van [verweerster] is dan ook dat zij over het komende jaar een inkomensschade van gemiddeld EUR 500.000,- bruto zal lijden, exclusief genoemde reputatieschade.[verweerster] overweegt dan ook een gerechtelijke procedure tegen u te starten, om die schade op u te verhalen. [verweerster] en ook ik heb de indruk dat u als voorzitter van het bestuur van de [naam bedrijf] en dergelijke voor schadevergoeding mogelijk niet ineens zal kunnen opbrengen. Om die reden zal [verweerster] ter zekerstelling van haar vordering maatregelen moeten (laten) treffen. Het alternatief is dat u met [verweerster] tot een oplossing van de ontstane situatie komt.
1.64.
Op 13 mei 2022 heeft de klachtencommissie de klachten van [verweerster] ongegrond verklaard.
1.65.
Op 17 mei 2022 heeft de gemachtigde van [naam 8] op de brief van 11 mei 2022 gereageerd. Kort gezegd heeft zij de verwijten die [verweerster] [naam 8] maakt betwist, en zich op het standpunt gesteld dat vanzelfsprekend geen sprake is van enig persoonlijk handelen, standpunt of uitlating bij de handelingen en communicatie die ze heeft verricht als managing partner en vertegenwoordiger van Deloitte.
1.66.
Deloitte heeft de gemachtigde van [verweerster] per brief van 18 mei 2022 geïnformeerd dat zij indien sprake is van aansprakelijkheid en schadeplichtigheid, in haar hoedanigheid als werkgever instaat voor betaling. Nadere correspondentie heeft plaatsgevonden, waarin de gemachtigde van [verweerster] volhardt in haar aansprakelijkstelling tegen [naam 8] , en daarbij Deloitte heeft aangegeven dat geen sprake is van persoonlijk of privé handelen van [naam 8] en dus geen sprake van enige (persoonlijke) aansprakelijkheid.
1.67.
Sinds mei 2022 is [verweerster] ter vervulling van een opdracht bij de coöperatieve Rabobank gedetacheerd, eerst voor 32 uur per week en vanaf half juni voor 8 uur per week.
1.68.
In de periode van 22 mei 2022 tot en met juli 2022 is tussen partijen (namens Deloitte gevoerd door [naam 14] ) gecorrespondeerd over een mogelijke minnelijke regeling. Ook heeft daarover op 10, 17 en 24 juni 2022 overleg plaatsgevonden.
1.69.
Op 27 juni 2022 heeft [verweerster] een e-mail gestuurd aan [naam 14] waarin zij haar bedankt voor de lunchmeeting van afgelopen vrijdag, en laat weten dat zij akkoord is met € 400,- exclusief als uurtarief zoals die vrijdag besproken, en dat zij de conceptstukken graag tegemoet.
1.70.
Op 28 juni 2022 heeft [naam 14] per e-mail een concept vaststellingsovereenkomst en een concept overeenkomst van opdracht aan [verweerster] toegestuurd. Voor wat betreft de vaststellingsovereenkomst wordt in de e-mail opgemerkt dat zoals besproken de einddatum 1 augustus is, de vergoeding
€ 50.000,00 is in plaats van € 40.000,00, € 10.000,00 aan juridische bijstand wordt vergoed, alle klachten moeten worden ingetrokken en dat volledige finale kwijting tevens onderdeel is van de regeling. Voor wat betreft de overeenkomst van opdracht wordt onder meer opgemerkt dat er een opzegtermijn van vier weken zal gelden, het aantal uren dat wordt gewerkt afhankelijk is van de afspraken van Deloitte met Rabobank is en dat hetzelfde geldt voor het uurtarief. [naam 14] eindigt de e-mail met de opmerkingen:
Ik hoor graag van je of jij je kunt vinden in de concepten. Dan kan ik deze vervolgens laten finaliseren en ondertekenen.
1.71.
Per e-mail van 1 juli 2022 heeft [verweerster] gereageerd op de conceptovereenkomsten. Zij schrijft onder meer:
Allereerst merk ik op dat [naam 19] en ik de afgelopen weken afspraken hebben gemaakt, die wij beiden graag terug zouden zien in de genoemde overeenkomsten. Samengevat komen die afspraken erop neer, dat ik met Deloitte in onderlinge overeenstemming wens te komen tot een einde van mijn dienstverband, onder een aantal – voor mij cruciale – voorwaarden. (…)Die afspraken vind ik niet terug in de door jou opgestelde concepten. Er worden in de concepten allerlei verplichtingen aan mij opgelegd, zonder dat ik daar tegenover gegarandeerde aanspraken heb, zoals hiervoor weergegeven. (…)Over de uitwerking van de inhoud van de afspraken kunnen wij uiteraard verder praten, met dien verstande dat als Deloitte vasthoudt aan een tussentijdse opzeg mogelijkheid, de finale kwijt in bepaling wat mij betreft dan komt te vervallen, vanaf datum (vroegtijdige) eindiging van de opdracht. Dat zou eventueel anders kunnen zijn indien Deloitte zich verplicht om na de eventuele tussentijdse beëindiging van de opdracht van de Rabobank, te bemiddelen in een opdracht van een andere kant van Deloitte, onder dezelfde voorwaarden tot en met een periode van 1,5 jaar na datum ingang overeenkomst van opdracht.Tot slot geldt dat met het vorenstaande de concept-VSO dienovereenkomstig dient te worden aangepast. Overigens lijken de artikelen 6, 14, 16, en 17 in strijd met geldend recht, en daarmee nietig, en dienen zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding te vervallen. Wat mij betreft worden op maandag 4 juli a.s. in ieder geval bovenstaande punten besproken.
1.72.
Partijen hebben vervolgens nog nader overleg gehad en ook correspondentie gevoerd over de regeling, ondertekening van welke regeling dan ook heeft evenwel niet plaatsgevonden.
1.73.
Op 8 juli 2022 heeft de beoordelingsronde over FY 2022 plaatsgevonden. Het functioneren van [verweerster] is daarin als onvoldoende beoordeeld.
1.74.
Vanaf 12 juli 2022 is [verweerster] gestart met de opdracht Sanctions Control bij Rabobank.
1.75.
Op 20 juli 2022 concludeert [naam 14] dat partijen er ondanks wederzijdse inspanningen niet uit zijn gekomen en het niet is gelukt om tot een allesomvattende regeling te komen. Dezelfde dag is onderhavig verzoekschrift ingediend.
1.76.
[verweerster] heeft kort daarop een aanvullende tucht klacht ingediend tegen de gemachtigde van Deloitte, omdat zij van mening is dat het stellen van de voorwaarde voor totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst dat de tuchtklacht die tegen de gemachtigde van Deloitte is ingediend wordt ingetrokken, in strijd is met de voor de gemachtigde geldende gedragsregels.
1.77.
Per e-mail van 22 juli 2022 heeft [verweerster] [naam 18] opnieuw aangeschreven en zich op het standpunt gesteld dat Deloitte ten opzichte van haar heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van de klachtenregeling van Deloitte en de EU-richtlijn 2019/1937. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat haar klachten tevens meldingen misstanden in strijd met unierecht zijn en sprake is van repercussies door de indiening van het ontbindingsverzoek zodat het bewijs tussen deze twee is gegeven, en het aan Deloitte is om te bewijzen dat dit anders zou zijn. Zij verzoekt [naam 18] om er binnen zeven dagen voor te zorgen dat door [verweerster] gestelde afspraken met [naam 14] alsnog gestand worden gedaan, dan wel het ontbindingsverzoek wordt ingetrokken. Indien dit objectief gezien niet mogelijk zou zijn vraagt zij [naam 18] zich binnen deze termijn te distantiëren van de handelwijze van Deloitte ten opzichte van [verweerster] . [verweerster] kondigt daarbij aan dat indien een reactie uitblijft zij een klacht zal indienen bij de accountantskamer wegens handelen in strijd met de voor een registeraccountant vereiste integriteit.

Verzoek

2. Deloitte verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerster] ex artikel 7:671b lid 1, onderdeel a Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding.
3. Aan dit verzoek legt Deloitte ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW. Volgens Deloitte is primair sprake van een verstoorde arbeidsverhouding, de g-grond. Subsidiair stelt zij dat sprake is van disfunctioneren, de d-grond, meer subsidiair dat sprake is van verwijtbaar handelen, de e-grond, en nog meer subsidiair een combinatie van deze drie gronden als bedoeld in sub i (de combinatiegrond). Ter onderbouwing daarvan stelt Deloitte - kort gezegd - dat zij door het gedrag en de houding van [verweerster] geen enkel vertrouwen meer in haar heeft, noch in een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie. [verweerster] miskent het gezag van Deloitte als haar werkgever, gaat overal de strijd over aan, en stelt redelijke instructies en verzoeken steeds ter discussie. Dit levert een onwerkbare situatie op. [verweerster] ziet de ernst van de situatie niet in, toont geen zelfreflectie ten aanzien van haar gedrag, opstelling en handelswijze jegens haar werkgever, en escaleert de situatie enkel verder door de discussie te blijven voeren en te weigeren het gesprek aan te gaan. De vele pogingen die Deloitte heeft gedaan om mediation te starten zijn door [verweerster] afgewezen. [verweerster] laat zien dat zij geen enkel respect heeft voor Deloitte als haar werkgever en miskent het gezag van Deloitte als werkgever. De arbeidsrelatie is dan ook duurzaam verstoord.
4. [verweerster] beweert dat de ontbindingsgronden die zijn aangevoerd samenhangen met de door haar gedane meldingen en klachten, maar daar is volgens Deloitte geen sprake van. Uit de volgorde in tijd blijkt dat eerst is besloten dat [verweerster] geen director zou worden en er een verbeterplan op zes punten is toegezonden waarna zij vervolgens meldingen en klachten heeft ingediend. Dat [verweerster] het oneens is met de uitkomst van de onderzoeken naar aanleiding van de meldingen is haar goed recht, maar dat staat los van bezwaren die Deloitte heeft tegen de opstelling van [verweerster] en haar houding tegenover de hele organisatie. Deloitte ervaart al geruime tijd een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding met [verweerster] . Tekenend voor de verregaande verstoring van de arbeidsrelatie is de opstelling van [verweerster] rondom haar laptop. Zij meldt dat zij een icoontje ziet op haar laptop, maar beantwoordt de vragen van de medewerker die onderzoek doet naar de laptop niet en weigert ook om haar laptop in te wisselen in verband met een door haarzelf gemeld beveiligingsissue. Verder is haar opstelling is agressief, ze schrijft derden op agressieve wijze aan (onder andere [naam 8] en [naam 18] ) en is niet gericht op herstel van de arbeidsrelatie. De klachtbehandeling is bovendien juist verlopen en conform de huidige klachtenregeling van Deloitte. De klachten zijn steeds behandeld door gekwalificeerde functionarissen en Deloitte heeft tot tweemaal toe onverplicht een bezwaar tegen een betrokken functionaris gehonoreerd. [verweerster] heeft diverse malen geweigerd mee te werken met onderzoek waardoor het lang heeft geduurd.
5. Subsidiair stelt Deloitte dat sprake is van disfunctioneren, de d-grond. Deloitte is al sinds februari 2021 met [verweerster] in gesprek over haar functioneren. Zij voldoet niet aan verwachtingen en regels, normen en waarden die Deloitte aan haar personeel stelt. [verweerster] is in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren, maar de noodzakelijke verbetering is uitgebleven.
6. Meer subsidiair stelt Deloitte dat sprake is van verwijtbaar handelen, de e-grond. Zij weigert mee te werken aan het vinden van een duurzame oplossing voor de ontstane situatie, zoekt de consultatie op en wil geen constructief gesprek voeren, schrijft (ex) partners van Deloitte op onnodig agressieve en ongepaste wijze aan onder het dreigement van aansprakelijkstelling en beslaglegging, zonder overleg met Deloitte en zonder de belangen van Deloitte in acht te nemen. [verweerster] heeft daarmee in strijd met de verplichtingen die op haar rust als goed werknemer gehandeld, en ook in strijd met de bij Deloitte geldende gedragsregels.
7. Nog meer subsidiair stelt Deloitte dat sprake is van een combinatie van de drie genoemde gronden als bedoeld in sub i (de combinatiegrond). Herplaatsing ligt in dit geval niet in de rede gezien de duurzame verstoorde arbeidsverhouding. Deloitte verzet zich niet tegen toewijzing van de wettelijke transitievergoeding.

Verweer, tevens tegenverzoeken

8. [verweerster] voert als verweer dat – samengevat – de kantonrechter te Amsterdam niet bevoegd is, en de zaak dient te worden verwezen naar de kantonrechter te Breda. Subsidiair voert zij aan dat Deloitte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, omdat tussen partijen reeds een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel partijen in een dusdanig vergevorderd stadium van onderhandeling waren dat het afbreken daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [verweerster] baseert zich daarbij met name op een gesprek met [naam 14] van vrijdag 24 juni 2022, en de e-mail van 28 juni 2022, eveneens van [naam 14] .
9. [verweerster] baseert ook een achttal bij tegenverzoek ingestelde vorderingen hierop. [verweerster] verzoekt de rechtbank Amsterdam om een (tussen) beschikking te wijzen waarbij voor recht zal worden verklaard dat tussen [verweerster] en Deloitte op 28 juni 2022 een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel dat Deloitte de tussen partijen op 28 juni 2022 gemaakte afspraken alsnog expliciet voor akkoord dient te ondertekenen, en dat Deloitte zal worden veroordeeld om, onmiddellijk na betekening van de te wijzen beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
binnen één dag na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de onderhandelingen met [verweerster] te goeder trouw voort te zetten, door uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van de in dezen te wijzen beschikking een schriftelijke verklaring van bestuurder [naam 18] RA aan [verweerster] te overleggen, waaruit blijkt welke uurtarief voor [verweerster] in het project Rabobank twee voor 32 uur per week, van 1 augustus tot 1 oktober 2022 in rekening is gebracht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag dat Deloitte nalaat aan de inhoud van het in dezen te voldoen; en voorts,
aan [verweerster] te voldoen een bedrag van € 50.000,-- bruto ter zake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Deloitte d.d. 1 augustus 2022;
aan [verweerster] te voldoen een bedrag ad € 10.000,- ex BTW ter zake gemaakte kosten van rechtsbijstand tot en met 28 juni 2022;
aan [verweerster] te voldoen over de periode 1 augustus tot 1 december 2022 een bedrag van in totaal € 249.132,- ex BTW, onder overlegging van facturen van de eenmanszaak van [verweerster] ter zake;
aan [verweerster] vanaf 1 december 2022 te voldoen een bedrag ad € 64.000,- ex BTW per 4 weken, onder overlegging van facturen van de eenmanszaak van [verweerster] ter zake, totdat de overeenkomst van opdracht tussen partijen d.d. 1 augustus 2022 rechtsgeldig is geëindigd;
te gehengen en te gedogen dat [verweerster] vanaf 1 augustus 2022 niet (langer) gehouden is aan het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentie-, en relatiebeding, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag of gedeelte van de dag, Deloitte in gebreke blijft geheel of ten dele hieraan te voldoen;
aan [verweerster] te vergoeden de extra kosten van rechtsbijstand die zij vanaf 28 juni 2022 dan wel vanaf 20 juli 2022 heeft moeten maken, post pm;
aan [verweerster] een immateriële schadevergoeding te voldoen van € 100.000,- netto;
alles met veroordeling van Deloitte in de kosten van deze procedure.
10. Indien wel wordt toegekomen aan het ontbindingsverzoek dan meent [verweerster] dat sprake is van een opzegverbod omdat zij te goeder trouw diverse ethics klachten heeft ingediend betrekking hebbende op intimidatiegedrag van leidinggevenden [naam 8] en [naam 10] . Uit de e-mail van 10 november 2021 en de brief van 18 november 2021 blijkt overduidelijk dat Deloitte een directe relatie legt tussen de klachten die [verweerster] heeft ingediend en de gestelde vermeende ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Volgens Deloitte zou de verstoorde relatie namelijk maken dat normale communicatie tussen [verweerster] en leidinggevenden [naam 8] en [naam 10] niet meer goed mogelijk is en dat de conflictueuze situatie is overgeslagen naar andere personen binnen Deloitte. Nu Deloitte als primaire grondslag voor het verzoek stelt dat de verhoudingen verstoord zijn geraakt vanwege het feit dat [verweerster] op 23 september 2021 definitief uit het DDJ traject is gehaald waarna zij klachten heeft ingediend, is het verband tussen de meldingen misstanden in het ontbindingsverzoek gegeven, waardoor het ontbindingsverzoek in strijd is met artikel 8 van de klachtenregeling. [verweerster] betwist dat zij in conflict is geraakt met het bestuur van Deloitte en de gehele Deloitte organisatie. Dit blijkt nergens uit, en [verweerster] heeft [naam 18] slechts als registeraccountant aangesproken om de door haar ingediende klachten volgens geldende protocollen te behandelen en beoordelen. [verweerster] betwist ook dat zij zich agressief heeft opgesteld door [naam 8] uiteindelijk persoonlijk aansprakelijk te stellen en te dreigen met beslaglegging en een gerechtelijke procedure. [verweerster] heeft, toen zij merkte dat Deloitte haar klachten niet serieus zou onderzoeken en niet binnen de toegezegde termijn op de klachten besliste en de werkzaamheden van [verweerster] meer en meer onmogelijk maakte, ten einde raad [naam 8] aangesproken voor de door haar veroorzaakte situatie.
11. Van disfunctioneren is evenmin sprake. [verweerster] nam juist deel aan een promotietraject (DDP/DDJ). [verweerster] is ook niet in de gelegenheid gesteld om haar functioneren te verbeteren. Deloitte is de bij aanvang dienstverband met [verweerster] gemaakte afspraak niet nagekomen en heeft de werkzaamheden van [verweerster] meer en meer teruggebracht tot het niveau van de gemiddelde medewerker, waarna deze als onvoldoende zijn beoordeeld.
12. Het verzoek van Deloitte dient derhalve te worden afgewezen. Voor zover sprake zou zijn van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst is [verweerster] van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van de zijde van Deloitte. Zo heeft [naam 8] op 29 januari 2021 aan [verweerster] medegedeeld dat zij niet te vertrouwen zou zijn omdat zij naar [naam 4] had uitgereikt voor een hulpvraag en dat de promotie naar Director daardoor nu heel moeilijk zou worden. Later die dag is per e-mail bevestigd dat [verweerster] het traject succesvol heeft doorlopen, en op 1 februari heeft [naam 8] in het bijzijn van [naam 3] weer medegedeeld dat zij geen Director zou worden. Een dag later werd het traject on hold gezet vanwege ‘well-being’ redenen. Er was echter sprake van afgerond traject, dat ten onrechte on hold is gezet.
13. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] derhalve om toekenning van een billijke vergoeding van € 768.000,- bruto op grond van artikel 7:671 b lid 9 sub c BW. [verweerster] stelt daartoe dat Deloitte bereid was om aan [verweerster] een beëindigingsvergoeding van € 50.000,- bruto en een bijdrage van € 10.000,- in de door [verweerster] gemaakte kosten van rechtsbijstand te voldoen, zij ontslagbescherming geniet conform de Deloitte klokkenluidersregeling, niet vast is komen te staan dat [verweerster] door Deloitte niet herplaatst zou kunnen worden, en [verweerster] na het eindigen van het dienstverband nog een jaar lang gebonden zal zijn aan het concurrentiebeding en relatiebeding en zij interne en externe reputatieschade heeft geleden. [verweerster] schat in dat zij gedurende een jaar lang inkomsten van tenminste € 400 per uur voor 40 uur per week zal derven, welke schade zij niet zou hebben geleden indien Deloitte jegens haarniet ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld. Dat resulteert in de hiervoor genoemde billijke vergoeding. [verweerster] verzoekt in geval van toewijzing van het ontbindingsverzoek ook om Deloitte te veroordelen de beëindigingsvergoeding van € 50.000 bruto aan [verweerster] te voldoen.
14. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd zal voor zover relevant bij de beoordeling aan de orde komen.

Beoordeling

15. [verweerster] heeft zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat de kantonrechter te Amsterdam niet bevoegd is. Subsidiair voert zij aan dat Deloitte niet ontvankelijk is in haar verzoek. Alvorens kan worden toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken over en weer, dient derhalve eerst op deze punten beslist te worden.

Bevoegdheid

16. [verweerster] heeft aangevoerd dat de kantonrechter te Amsterdam niet bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen. Daaraan legt zij ten grondslag dat aan haar is aangegeven dat in de arbeidsovereenkomst weliswaar standaard als standplaats Amsterdam werd genoemd, maar dat dit in haar geval natuurlijk niet zo was omdat zij op dat moment nog in de VS verbleef. [verweerster] zou haar eigen werkzaamheden kunnen indelen en het was haar toegestaan om op alle kantoren van Deloitte, in het bijzonder op de vestiging van Deloitte te Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Eindhoven te werken, maar zij zou vooral bij klanten op locatie werken. Dat was ook de reden dat een laptop, geen vaste werkplekken, een lease auto of openbaar vervoer en dergelijke in de arbeidsvoorwaarden was opgenomen, hetgeen wordt verklaard door het feit dat consultancywerkzaamheden worden gekenmerkt door het werken op locatie van de klant. De zaak zou dan ook verwezen moeten worden naar de rechter van haar woonplaats, zijnde [woonplaats] . Deloitte betwist dit en stelt zich op het standpunt dat [verweerster] haar werkzaamheden gewoonlijk in Amsterdam verricht en dat zij ervan mocht uitgaan dat dit tussen partijen volledig duidelijk was, aangezien Amsterdam als standplaats in de arbeidsovereenkomst staat, en deze ook overeenstemt met de feitelijke plaats voor de arbeid wordt verricht. Van een duurzame situatie van het werken bij een klant op locatie was geen sprake. Partijen zijn ook niet overeengekomen dat het werken vanuit een andere locatie zoals bij de klant, leidt tot aanpassing van standplaats. De feitelijke situatie is dat alle teams van legal opereren vanuit Amsterdam, behalve het corporate team. Dat voor [verweerster] aanvankelijk niet gold dat zij in Amsterdam zou starten, zag op het feit dat zij op dat moment nog vanuit de VS werkte. Dat zij vanuit Amsterdam werkt blijkt ook uit het door haarzelf ingevulde zakelijke profiel binnen Deloitte, zowel voor intern als extern gebruik, en uit het LinkedIn-profiel van [verweerster] .
17. Geoordeeld wordt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag naar de relatief bevoegde rechter in dit geschil, geldt dat de standplaats die partij in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen, tot uitgangspunt wordt genomen. [verweerster] heeft weliswaar aangevoerd dat deze standplaats niet voor haar geldt, echter volgt dit niet uit de correspondentie. In de e-mail van 31 augustus 2017 wordt immers niet aangegeven dat de standplaats niet juist is, maar slechts dat het niet juist is dat [verweerster] in Amsterdam zal starten. Dit had uiteraard te maken met het feit dat zij toen nog in Washington verbleef. Dat zij aanvankelijk tijdelijk haar werkzaamheden van daaruit heeft verricht maakt niet dat sprake is van standplaatswijziging.
18. Ook het feit dat [verweerster] bij klanten werkzaamheden verrichtte betekent nog niet dat haar standplaats veranderd is of steeds veranderde. Dat zij op andere locaties werkzaamheden werd geacht te verrichten staat namelijk ook in de arbeidsovereenkomst. Voorts volgt de kantonrechter het standpunt van [verweerster] dat uit de e-mail waarmee de arbeidsovereenkomst aan haar is toegezonden blijkt dat haar standplaats niet Amsterdam is, niet. In die e-mail wordt immers opgemerkt dat in de begeleidende brief bij de arbeidsovereenkomst staat dat zij in Amsterdam zou starten, hetgeen in haar situatie vanwege haar verblijf in Washington niet zo is. Waar de werkzaamheden in eerste instantie zouden worden verricht is evenwel iets anders dan de gebruikelijke arbeidsplaats en standplaats. Zowel uit de arbeidsovereenkomst als uit het begeleidende schrijven volgt dat Amsterdam de standplaats is. Dit wordt ondersteund door zowel de zakelijke profielen van [verweerster] binnen Deloitte en haar LinkedInprofiel. Voorts blijkt niet uit de door [verweerster] aangeleverde stukken dat zij haar werkzaamheden gewoonlijk elders verrichte, en blijkt uit de onder 1 weergegeven feiten dat ook regelmatig gesprekken plaatsvonden in Amsterdam.
19. Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat de kantonrechter te Amsterdam bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
20. [verweerster] heeft voor wat betreft de bevoegdheid ook nog aangevoerd dat zij vreest dat Deloitte in dezen bewust voor de kantonrechter Amsterdam heeft gekozen, vanwege de connecties die haar advocaat heeft met de sectie kantonrechters arbeidsrecht van de rechtbank Amsterdam. Een kantoorgenoot van de advocaat van Deloitte is namelijk een raadsheer plaatsvervanger bij het gerechtshof Den Haag, en is in die hoedanigheid een directe collega van twee (andere) Amsterdamse kantonrechters, beiden eveneens een raadsheer plaatsvervanger. De kantonrechter kan evenwel niet volgen dat de gevolgtrekking daarvan moet zijn dat alle kantonrechters van de rechtbank Amsterdam niet onafhankelijk en onpartijdig zouden kunnen oordelen in onderhavig geschil, noch dat het gevolg daarvan zou moeten zijn dat artikel 100 Rv anders moet worden toegepast - want dat is in wezen wat [verweerster] voor ogen heeft. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat hij onafhankelijk en onpartijdig over onderhavige zaak kan oordelen. Het verweer van [verweerster] op dit punt kan dan ook niet slagen. Dat betekent dat wordt toegekomen aan de volgende vraag, namelijk of Deloitte ontvankelijk is in haar verzoek.

Ontvankelijkheid

21. Subsidiair stelt [verweerster] zich op het standpunt dat Deloitte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek. Daartoe voert zij aan dat tussen partijen reeds op 28 juni 2022 een beëindigingsovereenkomst ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gesloten, althans dat partijen daarover in een dusdanig vergevorderd stadium van onderhandelen waren, dat het afbreken door Deloitte van die onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [verweerster] mocht er door toedoen van het hoogste management van Deloitte gerechtvaardigd op vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. [verweerster] refereert daarbij onder meer aan een uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam met zaaknummer ECLI:NL:RBROT:2022:3654.
22. Geoordeeld wordt als volgt. Anders dan in de door [verweerster] aangehaalde uitspraak is de kantonrechter van oordeel dat hier geen sprake was van overeenstemming over de essentialia. Ook anders dan in de door [verweerster] aangehaalde uitspraak blijkt uit de e-mail correspondentie, onder meer van [verweerster] zelf, dat nog geen overeenstemming is bereikt op een aantal voor partijen cruciale punten. Zoals uit de onder ro. 1.71 aangehaalde e-mail blijkt, heeft [verweerster] na ontvangst van het voorstel en de concept overeenkomsten van [naam 14] van 28 juni 2022, op 1 juli 2022 uitgebreid gereageerd. Zij merkt allereerst op dat voor haar cruciale voorwaarden en afspraken niet terugkomen in de opgestelde concepten, dat zij het niet eens is met de tussentijdse opzegmogelijkheid en finale kwijting, dat een aantal artikelen in strijd lijken met geldend recht en nietig zijn en het concurrentie- en relatiebeding dienen te vervallen. Uit deze e-mail volgt geenszins dat partijen overeenstemming hebben bereikt, integendeel. Uit de correspondentie volgt immers dat Deloitte en [verweerster] verschillend denken over voor hen cruciale punten. De door [verweerster] in deze e-mail gemaakte opmerkingen kunnen niet anders worden gelezen dan dat zij niet instemt met de door Deloitte aangeboden regeling. Dat betekent dat tussen partijen geen beëindigingsovereenkomst ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Gezien het feit dat partijen klaarblijkelijk op voor hen cruciale punten nog ver uit elkaar lagen, kan ook geen sprake zijn van de situatie dat het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt niet dat [verweerster] er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen.
23. Het voorgaande heeft niet alleen tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, zodat Deloitte ontvankelijk is in haar (onvoorwaardelijke) verzoek tot ontbinding van die arbeidsovereenkomst, maar tevens dat reeds hierom een aantal door [verweerster] bij tegenverzoek ingestelde vorderingen niet toewijsbaar is. Het betreft de verzoeken zoals weergegeven bij het verweer, tevens tegenverzoek, onder de nummers 1 t/m 8. Deze vinden immers hun grondslag in het standpunt dat tussen partijen wel een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen.

Ontbindingsverzoek

24. Zoals hiervoor is geoordeeld wordt thans toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het ontbindingsverzoek. [verweerster] stelt zich op het standpunt dat een opzegverbod in de weg staat aan de ontbinding. Daartoe voert zij aan dat ontbinding wordt verzocht vanwege het feit dat zij verschillende ethics meldingen heeft gedaan. Of daarvan sprake is zal aan de orde komen bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek op de primaire grond, de verstoorde arbeidsverhouding. Een dergelijk opzegverbod kan immers gelden indien het ontbindingsverzoek gelegen is in gedane klokkenluidersmeldingen, maar dat neemt niet weg dat een verstoorde arbeidsrelatie met een zogeheten klokkenluider niet per definitie verband houdt met het doen van meldingen.
25. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met h BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
26. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Deloitte naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW, en wel de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding). Daartoe wordt het volgende overwogen. Anders dan [verweerster] stelt, is in het dossier geen harde toezegging terug te vinden dat zij, op enig moment dan wel direct bij terugkeer in Nederland, hoe dan ook director zou worden. Een dergelijke toezegging zou naar verwachting ook wel zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in de arbeidsovereenkomst. Zij heeft voorts ook geen bezwaren gemaakt tegen het moeten doorlopen van een promotietraject, hetgeen na een harde toezegging wel te verwachten zou zijn. Ook tegen het tijdelijk on-hold zetten van het DDP-traject heeft zij niet geprotesteerd. Zij is toen kort daarna opnieuw voorgedragen voor het promotietraject (nu DDJ geheten). In oktober 2021 werd duidelijk werd dat de verwachte ontwikkeling, die in april 2021 met [verweerster] besproken werd en waarvoor zij ook een interne mentor en coach toegewezen heeft gekregen, te wensen overliet, en dat haar functioneren in haar huidige functie evenmin volstond. [verweerster] stelt zich steeds weer op het standpunt dat geen sprake is van disfunctioneren, en zij zou dit inhoudelijk hebben weerlegd. De correspondentie over en weer getuigt van weinig onderling vertrouwen. [verweerster] weigert de kritiekpunten die Deloitte heeft te accepteren en heeft aan alle vormen van medewerking van haar zijde steeds uitgebreide voorwaarden verbonden, zoals dat zij bepaalt met wie van Deloitte zij een gesprek zou voeren, of onder welke voorwaarden zij bereid is de door haar ingediende klacht toe te lichten en vragen te beantwoorden. Voorts heeft zij [naam 8] , die toen al vertrokken was bij Deloitte, in persoon aangeschreven en aansprakelijk gesteld. De wijze van communicatie met zowel [naam 18] als – met name – [naam 8] is ongepast, buitenproportioneel en verwijtbaar. Het gaat niet aan een voormalig leidinggevende op diens nieuwe werk en onder diens nieuwe functietitel aan te schrijven en zonder een in redelijkheid verdedigbare rechtsgrond persoonlijk aansprakelijk te stellen en daarbij zekerheden af te dwingen. In ieder geval heeft [verweerster] met die handelwijze in het verlengde van [naam 8] haar werkgever in een zeer moeilijke positie gebracht en zo op zichzelf al een verstoorde arbeidsverhouding veroorzaakt.
27. Ook haar houding omtrent het inleveren van haar laptop voor onderzoek door ICT getuigt niet van een goede onderlinge werkrelatie. ICT wilde de laptop in verband met een door [verweerster] zelf gedane veiligheidsmelding onderzoeken, maar [verweerster] heeft geweigerd de laptop in te leveren voor onderzoek, ook nadat deze van het Deloitte netwerk was losgekoppeld. Dat zij in die periode geen klanten kon bedienen was dan ook te wijten aan het feit dat zij zelf geen medewerking verleende aan het onderzoek.
28. [verweerster] heeft, buiten de klachten die zij heeft ingediend, zelf het hogere management bij dit verschil van inzicht met haar leidinggevenden betrokken. Zo heeft zij partner dhr. [naam 20] bij een gesprek willen betrekken, contact opgenomen met dhr. [naam 2] , en tweemaal – op zeer dwingende toon – de COO dhr. [naam 18] aangeschreven. Daarmee heeft zij het conflict zelf nog breder getrokken.
29. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt reeds uit deze feiten dat sprake is van een verstoorde relatie, en dat deze verstoring ook duurzaam is. Deze verstoorde arbeidsrelatie is niet gelegen in de door [verweerster] gedane meldingen en de afhandeling daarvan; zoals uit de overwegingen hiervoor blijkt volgt de verstoorde relatie uit andere feiten, namelijk met name het gedrag en de opstelling van [verweerster] , zodat een eventueel opzegverbod niet aan de ontbinding in de weg staat.
30. De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt. Daarbij is van belang dat Deloitte zich terecht op het standpunt stelt dat de verstoorde arbeidsrelatie inmiddels organisatiebreed bestaat. [verweerster] heeft verschillende bestuursleden en leidinggevenden betrokken in het conflict waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst ook in een andere functie of plaats niet in de rede ligt.
31. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Deloitte zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 januari 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
32. [verweerster] heeft verzocht om een beëindigingsvergoeding van € 50.000,- aan haar toe te wijzen, omdat Deloitte bereid was een dergelijk bedrag te voldoen. Dit bedrag maakte evenwel deel uit van het door Deloitte gedane aanbod, waarvan hiervoor is geoordeeld dat dit niet door [verweerster] is geaccepteerd. Dit bedrag is dan ook niet toewijsbaar. Verder heeft Deloitte weliswaar opgemerkt dat zij zich niet verzet tegen de toekenning van een transitievergoeding, maar daar is door [verweerster] niet om verzocht, zodat toewijzing daarvan niet mogelijk is.Dat neemt niet weg dat Deloitte de transitievergoeding verschuldigd is, nu door Deloitte niet gesteld is dat van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] sprake is.
33. Wat resteert is het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding van € 768.000,- bruto. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Daartoe wordt overwogen dat Deloitte, ondanks dat het eerdere promotietraject on-hold is gezet, [verweerster] een nieuwe kans heeft gegeven de promotie tot director te behalen. Zij heeft aan [verweerster] daarbij ondersteuning geboden in de vorm van een coach en een interne mentor. [verweerster] is, nadat bleek dat zij geen director zou worden en haar functioneren volgens Deloitte te wensen overliet, voor de keuze gesteld om eventueel een verbetertraject te volgen. Ook is meermaals mediation voorgesteld. Deloitte heeft veel en vaak gecorrespondeerd met [verweerster] en haar gemachtigde om het geschil op te lossen, en heeft alle door [verweerster] ingediende klachten opgepakt en – voor zover mogelijk – onderzocht. Zij zag zich geconfronteerd met een medewerker die, ondanks dat Deloitte daar een onderbouwing van heeft, weigert te accepteren dat haar functioneren voor verbetering vatbaar is, en die zich zowel naar medewerkers van Deloitte als naar (inmiddels) derden ( [naam 8] ) ongepast heeft opgesteld. Dat [naam 8] omstreeks 1 februari 2021 op oneigenlijke wijze een breuk met [verweerster] heeft geforceerd door het promotietraject af te breken is onvoldoende onderbouwd. Om te beginnen blijkt uit de door [verweerster] zelf overgelegde stukken niet dat voorafgaand aan 1 februari 2021 aan haar is meegedeeld dat zij het promotietraject reeds succesvol had afgerond. Weliswaar is op dat moment wel het promotietraject on-hold gezet, maar daar zijn aannemelijke redenen voor aangevoerd, zowel van persoonlijke aard als inhoudelijke. Bovendien zijn daarna nog serieuze pogingen ondernomen dit traject weer op gang te brengen. [verweerster] heeft nota bene ook zelf nadien nog een ontwikkelplan ingediend. Deloitte heeft al met al veel geduld gehad met [verweerster] alvorens zij is overgegaan tot indiening van onderhavig ontbindingsverzoek. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Deloitte is dan ook geen sprake. Dat betekent dat het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding zal worden afgewezen.
34. Nu aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Deloitte geen gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken.
35. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
In het verzoek:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2023;
In de tegenverzoeken:
wijst de verzoeken af;
In beide verzoeken:
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.