ECLI:NL:RBAMS:2022:6444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/13/715232 / HA ZA 22/241
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en tenuitvoerlegging van Zuid-Afrikaanse vonnissen in het kader van een faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan over de erkenning en tenuitvoerlegging van twee Zuid-Afrikaanse vonnissen van 25 november 2010 en 5 april 2011. De eiser, Megacube Mining (PTY) LTD, heeft de rechtbank verzocht om deze vonnissen te erkennen, omdat de gedaagde, zonder bekende woon- of verblijfplaats, is veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Megacube. De gedaagde is op 5 juli 2011 failliet verklaard door de Zuid-Afrikaanse rechter, wat heeft geleid tot beslaglegging op zijn bankrekeningen in Nederland door Megacube en de Zuid-Afrikaanse curatoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van de vonnissen via een quasi-exequatur-procedure kan plaatsvinden, zonder dat een nieuwe inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Megacube aan de orde is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Zuid-Afrikaanse vonnissen voldoen aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland, ondanks het faillissement van de gedaagde in Zuid-Afrika. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de beslagkosten en proceskosten aan Megacube, en de vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de erkenning van de vonnissen niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/715232 / HA ZA 22/241
Vonnis van 9 november 2022
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
MEGACUBE MINING (PTY) LTD,
gevestigd te Woodmead,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.J. van Agteren te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.C. Duvekot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Megacube en [gedaagde] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

In deze procedure gaat het om de erkenning van twee Zuid-Afrikaanse vonnissen van 25 november 2010 en 5 april 2011, waarin [gedaagde] is veroordeeld om een bedrag aan Megacube te betalen.
[gedaagde] is op 5 juli 2011 failliet verklaard door de Zuid-Afrikaanse rechter. Megacube en de Zuid-Afrikaanse curatoren hebben beslag gelegd op bankrekeningen van [gedaagde] in Nederland. Megacube heeft [gedaagde] in december 2016 gedagvaard in deze procedure. De procedure is vervolgens op verzoek van partijen op de parkeerrol geplaatst en begin dit jaar opnieuw opgebracht in verband met nieuw ontdekte vermogensobjecten van [gedaagde] in Nederland.
De vonnissen worden in dit vonnis erkend via de zogenoemde verkapte exequaturprocedure. De rechtbank komt niet toe aan een (nieuwe) inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Megacube op [gedaagde] naar Zuid-Afrikaans recht. Met de erkenning kan Megacube zich verhalen op het vermogen van [gedaagde] in Nederland.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 december 2016,
  • de akte overlegging producties van Megacube,
  • de incidentele conclusie cautio iudicatum solvi en onbevoegdheid van de rechtbank Amsterdam van [gedaagde] ,
  • de conclusie van antwoord in de incidenten,
  • het vonnis in incidenten van 26 juli 2017,
  • de incidentele conclusie tot inzage in het rapport van forensisch onderzoek door KPMG op grond van artikel 843a Rv, subsidiair conclusie van antwoord, eis in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in incident ex artikel 843a Rv,
  • de akte overlegging producties in de hoofdzaak en het incident van [gedaagde] , tevens aanvulling eis in reconventie,
  • de zaak is op verzoek van partijen op de parkeerrol geplaatst en daarna op verzoek van Megacube opnieuw aangebracht,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het tussenvonnis van 20 april 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2022 en de daarin vermelde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Megacube is gevestigd in Zuid-Afrika. De onderneming houdt zich bezig met mijnactiviteiten, in het bijzonder het afgraven van open mijnen.
3.2.
[gedaagde] is vanaf de oprichting in 1989 tot aan 2009 nauw betrokken geweest bij de onderneming van Megacube, die tot januari 2009 de naam [gedaagde] Opencast Mining (Pty) Ltd voerde. [gedaagde] is in verschillende periodes bestuurder geweest van Megacube en haar moedermaatschappij. In april 2008 zijn [gedaagde] en Megacube uit elkaar gegaan.
3.3.
Megacube is in Zuid-Afrika twee procedures gestart tegen [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad en/of wanprestatie onder de arbeidsovereenkomst tussen Megacube en [gedaagde] . Deze procedures hebben geleid tot twee vonnissen van Zuid-Afrikaanse rechters. De eerste procedure is middels een schikking, die is vastgelegd in het vonnis van 25 november 2010, tot een einde gekomen. In de tweede procedure is op 5 april 2011 vonnis gewezen door de gewone civiele rechter in Zuid-Afrika. [gedaagde] is bij deze vonnissen veroordeeld om aan Megacube de in die vonnissen vermelde bedragen te voldoen. De vonnissen zijn naar Zuid-Afrikaans burgerlijk procesrecht in kracht van gewijsde gegaan.
3.4.
Op 6 mei 2011 heeft Megacube getracht de vonnissen ten uitvoer te leggen tegen [gedaagde] . Uit de exploten van 6 mei 2011 blijkt dat er geen eigendommen van [gedaagde] zijn aangetroffen op zijn woonadres in Zuid-Afrika. Megacube was verder niet bekend met andere vermogensbestanddelen van [gedaagde] in Zuid-Afrika.
3.5.
Op 5 juli 2011 is [gedaagde] op verzoek van Megacube in Zuid-Afrika in staat van faillissement verklaard. Megacube heeft haar vorderingen uit hoofde van de Zuid-Afrikaanse vonnissen ter verificatie in het faillissement ingediend.
3.6.
Op 29 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de Zuid-Afrikaanse curatoren in het faillissement van [gedaagde] (hierna: de curatoren) en Megacube verlof verleend om ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag te leggen onder vier in Nederland (waarvan twee in Amsterdam) gevestigde banken. De curatoren en Megacube hebben vervolgens op 30 november 2016 beslagen gelegd, waarvan in elk geval één doel heeft getroffen.
3.7.
De curatoren en Megacube hebben op 7 maart 2017 na verkregen verlof opnieuw conservatoir beslag gelegd bij twee banken.
3.8.
Megacube heeft op 21 februari 2022 na verkregen verlof conservatoir beslag gelegd op een collectie klassieke auto’s van [gedaagde] die door het Openbaar Ministerie in beslag waren genomen en die zich in Nederland bevinden bij Domeinen Roerende Zaken, onderdeel van het Ministerie van Financiën van de Staat der Nederlanden. Tevens heeft Megacube conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Staat der Nederlanden op (onder meer) de vordering tot teruggave van de goederen (auto’s).
3.9.
Inmiddels is door de curatoren aan Megacube een bedrag van ZAR 48 miljoen uitgekeerd.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Megacube vordert samengevat– na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
primair
[gedaagde] veroordeelt in al hetgeen waartoe hij bij de Zuid-Afrikaanse vonnissen is veroordeeld (waaronder in elk geval de hierna onder subsidiair te vermelden bedragen);
subsidiair
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
(i) ZAR 88.588.862,96, te vermeerderen met rente van 15,5% per jaar vanaf 1januari 2011
tot aan de dag der algehele voldoening;
(ii) ZAR 123.479.682,86;
(iii) ZAR 170.886.698,68, te vermeerderen met rente van 15,5% per jaar vanaf 16 maart
2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de gelegde beslagen ten bedrage € 21.021,87, vermeerderd met rente en in de kosten van het geding, vermeerderd met rente en nakosten.
4.2.
Megacube baseert haar vorderingen op artikel 431 lid 2 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (hierna: Rv), primair met toekenning van gezag aan de Zuid-Afrikaanse vonnissen, subsidiair met inhoudelijke beoordeling door deze rechtbank. De vonnissen betreffen de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een drietal bedragen uit hoofde van onrechtmatige daad en/of wanprestatie onder de arbeidsovereenkomst die gold tussen Megacube en [gedaagde] . De vonnissen zijn voor tenuitvoerlegging vatbaar in Zuid-Afrika, maar Megacube kan de vonnissen daar niet volledig executeren vanwege een gebrek aan verhaalsmogelijkheden in Zuid-Afrika.
Tevens vordert Megacube vergoeding ex artikel 706 Rv van de met conservatoire beslagen gemoeide kosten.
in reconventie
4.3.
[gedaagde] vordert opheffing van de beslagen met veroordeling van Megacube in de kosten.
4.4.
[gedaagde] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Ter verzekering van haar vordering heeft Megacube vreemdelingenbeslag gelegd op een rekening van [gedaagde] bij de ABN AMRO, waarop gelden staan die hij van zijn AOW ontvangt. [gedaagde] verzoekt opheffing van dit beslag, omdat Megacube geen vordering heeft en in strijd handelt met de Zuid-Afrikaanse wet en daarmee met de Nederlandse openbare orde.
in het incident
4.5.
[gedaagde] vordert dat Megacube inzage verleent in het rapport van forensisch onderzoek door KPMG (hierna: KPMG rapport) overeenkomstig artikel 843a Rv, en subsidiair benoeming van een onafhankelijke expert die een berekening zal maken van alle geldstromen in de “secret account”, met veroordeling van Megacube in de kosten.
4.6.
[gedaagde] legt aan zijn incidentele vorderingen het volgende ten grondslag. Hij heeft een rechtmatig belang bij het openleggen van bescheiden uit de administratie van Megacube en de curatoren, waaronder het KPMG rapport. Daaruit zal blijken dat de omvang en opeisbaarheid van de schuld van [gedaagde] aan Megacube door Megacube onjuist wordt weergegeven.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
Rechtsmacht
5.2.
Bij vonnis in de incidenten van 26 juli 2017 heeft de rechtbank al geoordeeld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de door Megacube ingestelde vorderingen. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter is gegeven op grond van artikel 431 lid 2 Rv, waarin is bepaald dat (buitenlandse) gedingen opnieuw bij de Nederlandse rechter kunnen worden behandeld en kunnen worden afgedaan. Verder vloeit de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, en in het bijzonder van deze rechtbank, ook voort uit artikel 767 Rv, omdat het eerste verlof tot de gelegde beslagen is verleend door de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Ook is overwogen dat de omstandigheid dat [gedaagde] naar Zuid-Afrikaans recht in staat van faillissement is verklaard, niet afdoet aan de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en aan de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank.
5.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen over de rechtsmacht dan in het vonnis van 26 juli 2017 is gedaan. Dat Megacube in eerste instantie samen met de curatoren beslag heeft gelegd en dat de curatoren vervolgens geen bodemprocedure aanhangig hebben gemaakt, maakt niet dat Megacube nu niet-ontvankelijk is, zoals [gedaagde] stelt. Het beslagverlof is namelijk aan beide partijen verleend, niet alleen aan de curatoren. Bovendien heeft Megacube in 2022 zelfstandig opnieuw beslag gelegd en is gebleken dat er ook andere vermogensbestanddelen van [gedaagde] in Nederland zijn, zodat de rechtbank ook om die reden rechtsmacht heeft.
Erkenning
5.4.
Megacube vordert erkenning van de twee Zuid-Afrikaanse vonnissen.
5.5.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 431 lid 1 Rv kunnen beslissingen die zijn gegeven door de rechter van een vreemde staat niet in Nederland ten uitvoer worden gelegd, tenzij deze tenuitvoerlegging haar grondslag vindt in een verdrag of een wettelijke bepaling, zoals bedoeld in artikel 985 dan wel 994 Rv. Een rechterlijke beslissing afkomstig uit een land ten aanzien waarvan geen relevant verdrag van kracht is – zoals in dit geval Zuid-Afrika – kan niet via de exequaturprocedure voorzien in artikel 431 lid 1 in combinatie met 985 en volgende Rv worden erkend en ten uitvoer worden gelegd. In dat geval brengt artikel 431 lid 2 Rv in beginsel mee dat in Nederland een nieuwe procedure wordt gevoerd, waarin de rechter wordt gevraagd om aan die buitenlandse beslissing gezag toe te kennen dan wel, indien deze beslissing niet voor erkenning in aanmerking komt, een beslissing te geven die overeenkomt met de buitenlandse beslissing. Het is dus aan de Nederlandse rechter om te beslissen of een buitenlands vonnis hier in Nederland erkend moet worden.
5.6.
Uit HR 26 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2838, Gazprom) volgt dat een buitenlandse beslissing van rechtswege moet worden erkend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
iv) de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
5.7.
De rechtbank zal nu eerst beoordelen of in dit geval aan de in rechtsoverweging 5.6 genoemde voorwaarden is voldaan.
5.8.
Ad i) de bevoegdheid van de Zuid-Afrikaanse rechter
Megacube heeft aan de bevoegdheid van de Zuid-Afrikaanse rechter ten grondslag gelegd dat Zuid-Afrika de plaats is waar de onrechtmatige gedragingen hebben plaatsgevonden. Dit is een internationaal algemeen aanvaarde grond voor het aannemen van rechtsmacht van de ter plaatse bevoegde rechter, waar het gaat om een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. Daartegen is door [gedaagde] ook niets ingebracht. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voldoende aanknopingspunten aanwezig om uit te gaan van de rechtsmacht van de Zuid-Afrikaanse rechter. Overigens was [gedaagde] ten tijde van het dagvaarden ook woonachtig in Zuid-Afrika, wat ook een grond is om rechtsmacht aan te nemen.
5.9.
Ad ii) behoorlijke rechtspleging
Megacube heeft in dit verband uitgebreid verslag gedaan van het verloop van de eerste en tweede procedure. De eerste procedure is – kort samengevat – door Megacube aanhangig gemaakt bij de rechtbank op 12 december 2008 door middel van het overleggen van een
affidavit, een getuigenverklaring onder ede. Megacube heeft haar vordering toegelicht door middel van een
declarationop 21 oktober 2009. Hierop heeft [gedaagde] op 4 november 2009 zijn verweerschrift ingediend via zijn advocaat. Op 25 november 2010 heeft vervolgens een zitting plaatsgevonden, waarbij partijen een schikking hebben getroffen, welke is neergelegd in het vonnis van 25 november 2010.
5.10.
Over de tweede procedure heeft Megacube – kort samengevat – aangevoerd dat die procedure is ingeleid bij dagvaarding van 9 maart 2010. De dagvaarding is betekend op het adres van [gedaagde] . Op 21 mei 2020 heeft [gedaagde] via zijn advocaat een verweerschrift ingediend bij de rechtbank te Johannesburg. Megacube heeft vervolgens op 22 februari 2011 een verzoek gedaan aan de rechtbank om de wederpartij een bevel op te leggen tot het overleggen van documenten (
discovery). Aan dit bevel heeft [gedaagde] niet voldaan. Vervolgens heeft Megacube op 24 maart 2011 een
motion to strike out the defencebij de rechtbank ingediend. Dit verzoek is toegewezen en vervolgens is ook de vordering van Megacube toegewezen, aldus Megacube.
5.11.
[gedaagde] is van mening dat de vonnissen niet tot stand zijn gekomen in met voldoende waarborgen omklede gerechtelijke procedures die voldoen aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging of het
fair trialbeginsel of art. 6 EVRM. Volgens [gedaagde] zijn de veroordelingen zonder duidelijke motivering, feitelijke inhoud of toelichting. Het tweede vonnis is volgens [gedaagde] een verstekvonnis. [gedaagde] heeft onder druk van lange hechtenis het land moeten verlaten. De mogelijkheid om zich te verweren is hem ontnomen. Dat verklaart ook waarom [gedaagde] geen hoger beroep heeft ingesteld. In de procedures in Zuid-Afrika en in Nederland zijn grote bedragen genoemd als schade. Het bestaan van die schade is nergens aangetoond. Uit dit alles blijkt volgens [gedaagde] dat de rechtsgang bij deze procedures ondermaats en hyper subjectief was.
Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat de vordering van Megacube gebaseerd is op het rapport van KPMG, maar Megacube heeft geweigerd dit rapport in te brengen. Dit is in strijd met een behoorlijke rechtspleging en heeft [gedaagde] de waarborg ontnomen voor een fair trial met gelijke kansen tot bewijslevering. Er bestaat verder geen ander bewijs.
Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat Megacube en de curatoren de
settlement agreementvan 28 maart 2013 niet in de hoogte van de schuld hebben verwerkt. [gedaagde] heeft ZAR 40 miljoen betaald aan de curatoren. Er is voldaan aan de vonnissen. De curatoren en Megacube hebben geen betalingen getoond en maken zo misbruik. [gedaagde] lijdt onredelijk nadeel als de betalingen niet worden getoond. Er is in deze procedure geen enkel schuldoverzicht ingebracht. De curatoren hebben sinds 2010 geen faillissementsverslagen gepubliceerd. Megacube verzuimt in strijd met de redelijkheid en billijkheid de betalingen mee te nemen en eist een betaling van een reeds betaalde schuld waardoor zowel [gedaagde] als de rechtbank wordt misleid. De betalingen van [gedaagde] , [naam 1] , [naam 2] zijn niet in mindering gebracht op de vonnissen. Bovendien is er tijdens een faillissement geen rente verschuldigd, aldus [gedaagde] .
5.12.
De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of de Zuid-Afrikaanse vonnissen tot stand zijn gekomen in gerechtelijke procedures die voldoen aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging, zich beperkt tot de beoordeling van de wijze waarop de beslissing procedureel tot stand is gekomen. Uit hetgeen [gedaagde] naar voren heeft gebracht volgt niet dat de procedure in Zuid-Afrika niet met voldoende waarborgen is omkleed. Uit het procesverloop blijkt bijvoorbeeld dat [gedaagde] correct is opgeroepen in die procedure, daarin ook is verschenen en met bijstand van een advocaat verweer heeft gevoerd. Dat [gedaagde] niet de beschikking had over het KPMG rapport, maakt niet dat hij in zijn procesbelang is geschaad, omdat uit de veroordeling blijkt dat het oordeel niet op dat rapport is gebaseerd, maar op onderliggende stukken die wel degelijk zijn overgelegd aan [gedaagde] .
Voor zover er aan de vonnissen gebreken kleven heeft [gedaagde] niet gesteld dat die vermeende gebreken niet hadden kunnen worden hersteld door het instellen van hoger beroep. Vast staat dat geen hoger beroep is ingesteld en dat de beide vonnissen in kracht van gewijsde zijn. Dat [gedaagde] de mogelijkheid is ontnomen om hoger beroep in te stellen, omdat hij bedreigd zou worden, is niet gebleken. Ook is niet gebleken van andere relevante omstandigheden die hem belemmerde om hoger beroep in te stellen. De omstandigheid dat [gedaagde] niet in Zuid-Afrika kon verblijven omdat hij daar (een lange) gevangenisstraf riskeert maakt het voorgaande niet anders. Voor het instellen van hoger beroep was ook niet noodzakelijk dat [gedaagde] persoonlijk in Zuid-Afrika aanwezig was, nu hij zich in de procedures heeft laten vertegenwoordigen door een advocaat. De inhoudelijke bezwaren van [gedaagde] tegen de Zuid-Afrikaanse vonnissen zullen daarom niet verder besproken worden.
5.13.
Ad iii) strijd met de Nederlandse openbare orde
[gedaagde] heeft aangevoerd dat toewijzing van de vordering van Megacube in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omdat de uitvoerbaarheid van de vonnissen in Zuid-Afrika daarmee wordt belet. De uitvoerbaarheid van de twee vonnissen is op grond van artikel 20 (1) (c) Insolvency Act 24 van 1936 opgeschort en de vonnissen zijn formeel niet meer uitvoerbaar in Zuid-Afrika. In de artikelen 15 en 17 Cross Border Insolvency Act 42 of 2000 is tevens vereist de toestemming van de Zuid-Afrikaanse rechter voor uitvoerbaarheid buiten Zuid-Afrika. Deze toestemming ontbreekt, zodat Megacube in Nederland een vordering instelt in strijd met de Zuid-Afrikaanse wet. Dit leidt tot strijd met de Nederlandse openbare orde.
5.14.
De rechtbank stelt voorop dat de openbare orde-exceptie slechts in uitzonderlijke gevallen wordt toegepast en bovendien strikt wordt uitgelegd. De toetsing aan de openbare orde betreft niet de inhoudelijke juistheid van de buitenlandse beslissing. Dus kan in dit kader geen herbeoordeling van de Zuid-Afrikaanse vonnissen plaatsvinden en kan geen inhoudelijke toetsing van de daarin neergelegde oordelen aan het Nederlandse privaatrecht. Er is sprake van strijd met de Nederlandse openbare orde indien de buitenlandse beslissing is gebaseerd op een rechtsregel die in geen geval kan worden aanvaard (het zogenoemde buitengrenscriterium) of indien erkenning van de buitenlandse beslissing zou leiden tot een gevolg dat naar Nederlandse opvattingen niet kan worden geduld in de Nederlandse rechtsorde (het zogenoemde binnengrenscriterium).
5.15.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat erkenning van de vonnissen zal leiden tot strijd met de Nederlandse openbare orde. Voor zover [gedaagde] probeert de betogen dat het Zuid-Afrikaanse faillissement met zich meebrengt dat de vonnissen niet in Nederland erkend kunnen worden, omdat dat strijd met de openbare orde oplevert faalt dit (zie hierna onder 5.18 en verder).
5.16.
Ad iv) onverenigbaarheid met de andere rechterlijke uitspraken
Er is evenmin gebleken van eerdere rechterlijke uitspraken tussen de procespartijen in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en ook dezelfde oorzaak betreft en waarmee erkenning van de twee Zuid-Afrikaanse vonnissen onverenigbaar zou zijn.
5.17.
De conclusie is dat aan de voorwaarden die in rechtsoverweging 5.6 staan opgesomd is voldaan.
5.18.
Wel dient nog het volgende beoordeeld te worden. Toewijzing van een vordering op de voet van artikel 431 lid 2 Rv kan afstuiten op de grond dat de voor erkenning vatbare buitenlandse beslissing volgens het recht van het land van herkomst niet, nog niet dan wel niet meer uitvoerbaar is. In dit verband is van belang waarop de niet-uitvoerbaarheid van de buitenlandse beslissing berust. In het kader van het EEX-Verdrag is beslist (HvJEU 29 april 1999 (zaak C-267/97), ECLI:EU:C:1999:213,
NJ2000/477, m.nt. P. Vlas (
Coursier/Fortis Bank)) dat het begrip ‘uitvoerbaar’ in art. 31 EEX-Verdrag (thans art. 38 lid 1 EEX-Verordening) uitsluitend ziet op de formele uitvoerbaarheid van de buitenlandse beslissing, en niet op de voorwaarden waaronder die beslissing in de staat van herkomst ten uitvoer kan worden gelegd. Volgens het HvJEU moet in dit verband onderscheid worden gemaakt tussen de vraag of een beslissing formeel gezien uitvoerbaar is, en de vraag of deze beslissing wegens betaling van de schuld of om andere reden niet meer ten uitvoer kan worden gelegd.
5.19.
Van een beletsel met betrekking tot de formele uitvoerbaarheid van een buitenlandse beslissing als hiervoor bedoeld, is onder meer sprake indien tegen de (niet bij voorraad uitvoerbare) beslissing in het land van herkomst een rechtsmiddel met schorsende werking is ingesteld, dan wel de beslissing door een hogere rechterlijke instantie van het land van herkomst is vernietigd. Een dergelijk beletsel dient zich eveneens aan indien in de beslissing zelf is bepaald of daaruit voortvloeit dat deze slechts binnen een bepaalde termijn kan worden ten uitvoer gelegd en deze termijn nog niet is aangevangen dan wel reeds is verstreken. Onder een beletsel met betrekking tot de formele uitvoerbaarheid van een buitenlandse beslissing als hiervoor bedoeld, kan echter niet worden verstaan de verjaring of het verval van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de beslissing krachtens het recht van het land van herkomst daarvan, nu een en ander op zichzelf het gezag van de beslissing niet aantast. Er is geen grond om in geval van een vordering op de voet van art. 431 lid 2 Rv andere uitgangspunten te hanteren bij de beoordeling van beletselen met betrekking tot de uitvoerbaarheid van een buitenlandse beslissing dan hiervoor zijn vermeld. Daarbij verdient opmerking dat de stelplicht en de bewijslast ter zake van een beletsel met betrekking tot de uitvoerbaarheid als hier bedoeld, rusten op degene die aanvoert dat sprake is van een dergelijk beletsel.
5.20.
[gedaagde] heeft in dat verband het volgende betoogd. Volgens [gedaagde] zou zijn Zuid-Afrikaanse faillissement betekenen dat de vonnissen formeel niet meer uitvoerbaar zijn op grond van artikel 20 van de Zuid-Afrikaanse Insolvency Act. De vonnissen (en vorderingen) zijn namelijk per datum van het faillissement van [gedaagde] van 20 mei 2011 van rechtswege overgegaan op de curatoren op grond van artikel 20 Insolvency Act. Megacube heeft geen vorderingen meer op [gedaagde] in Zuid-Afrika.
Op 19 mei 2021 is [gedaagde] ook gerehabiliteerd. Zijn faillissement is geëindigd in Zuid-Afrika en de schulden van [gedaagde] zijn opgeheven en gekweten (op grond van artikelen 127a en 129 Insolvency Act)
.Er wordt daarom niet voldaan aan de eis van formele rechtskracht van de vonnissen voor erkenning van de Zuid-Afrikaanse vonnissen.
Verder heeft [gedaagde] nog op het volgende gewezen. De curatoren hebben geen vordering ingesteld bij de rechtbank. Er zijn daardoor geen Yukos omstandigheden met curatoren en gelden van de faillissementscrediteuren. Executie door de crediteuren zonder betrokkenheid van de curatoren is een internationaal onacceptabele rechtsgang (ook in Nederland) en moet worden afgewezen als in strijd met de openbare orde, aldus [gedaagde] .
5.21.
Megacube heeft het voorgaande weersproken. Volgens Megacube is er sprake van rehabilitatie van [gedaagde] , maar is het Zuid-Afrikaanse faillissement van [gedaagde] niet opgeheven. Er zijn nog schulden. Rehabilitatie betekent ook niet dat [gedaagde] weer het volledige beheer over zijn vermogen heeft. Er is sprake van fraude door [gedaagde] , dus de normale gevolgen van rehabilitatie treden niet in, aldus Megacube.
5.22.
De rechtbank oordeelt als volgt. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, brengt artikel 20 van de Insolvency Act niet mee dat de Zuid-Afrikaanse vonnissen rechtskracht verliezen. In dat artikel staat namelijk niet dat vorderingen op de gefailleerde van rechtswege overgaan op de curator. Er staat dat de boedel van de gefailleerde ophoudt aan hem te behoren en overgaat op ‘
die Meester’totdat een curator is aangesteld en na aanstelling op de curator. Dit artikel gaat over de boedel van de gefailleerde en niet over de vorderingen van schuldeisers. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de Zuid-Afrikaanse vonnissen door het faillissement van [gedaagde] hun rechtskracht verliezen. Niet gebleken is dat het gezag van de Zuid-Afrikaanse vonnissen wordt aangetast. Het faillissement zorgt er hoogstens voor dat de Zuid-Afrikaanse vonnissen in Zuid-Afrika alleen ten uitvoer kunnen worden gelegd met tussenkomst van een Zuid-Afrikaanse rechter of de rechter-commissaris en curatoren. In het onderhavige geval is geen sprake van een beletsel met betrekking tot de formele uitvoerbaarheid van de Zuid-Afrikaanse vonnissen. De uitzondering, waar [gedaagde] een beroep op doet, doet zich dus niet voor. In deze context geldt ook het hier te lande geldende territorialiteitsbeginsel, zoals al is overwogen in het vonnis in de incidenten van 26 juli 2017. Dit beginsel houdt in dat een partij zich niet op de rechtsgevolgen van een in het buitenland uitgesproken faillissement kan beroepen als dat er toe zou leiden dat onvoldane crediteuren zich niet meer kunnen verhalen op – tijdens of na afloop van het faillissement – in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen. Het faillissement in Zuid-Afrika heeft daarom niet tot gevolg dat Megacube zich in Nederland niet kan verhalen op vermogensbestanddelen van [gedaagde] . Dit betekent dat de Zuid-Afrikaanse vonnissen gezag van gewijsde hebben en het faillissement de uitvoerbaarheid niet doorkruist.
5.23.
Uit het voorgaande volgt dat aan alle voorwaarden voor erkenning van de vonnissen is voldaan, zodat deze voor erkenning vatbaar zijn. [gedaagde] zal worden veroordeeld in al hetgeen waartoe hij bij de Zuid-Afrikaanse vonnissen is veroordeeld.
Beslag(kosten)
5.24.
[gedaagde] heeft zich in reconventie op het standpunt gesteld dat het beslag nietig is althans moet worden opgeheven. Daaraan heeft [gedaagde] ten grondslag gelegd dat Megacube medeverzoeker van het beslag was met de curatoren, maar dat zij zonder de curatoren die het beslag niet hebben doorgezet en geen vordering hebben ingesteld, zich niet op dezelfde grondslag (faillissement) kan beroepen als in het verlof.
5.25.
Dit gaat niet op. Aan Megacube is, net als aan de curatoren, verlof verleend om beslag te leggen. Megacube kan dus zelfstandig beslag leggen. Er is geen sprake van ‘meeliften’. Het beslag is niet nietig.
Nu de vorderingen van Megacube in conventie worden toegewezen, is er geen grondslag om de beslagen op te heffen. De vordering tot opheffing van de beslagen wordt afgewezen.
5.26.
Megacube heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de beslagkosten ter hoogte van € 21.021,87.
5.27.
Op grond van artikel 706 Rv kunnen de kosten van het beslag van de beslagene worden teruggevorderd. In 2016 heeft Megacube beslag gelegd bij vier banken. De kosten van die beslagen worden begroot op
- griffierecht € 619,00
- explootkosten € 1.218,53
- salaris advocaat
€ 3.999,00(1,0 punt × tarief € 3.999,00)
Totaal € 5.893,53
5.28.
In 2017 heeft Megacube opnieuw beslag gelegd bij twee banken. De kosten van deze beslagen worden begroot op
  • griffierecht € 676,00
  • explootkosten € 490,31
  • salaris advocaat
Totaal € 5.165,31
5.29.
In 2022 heeft Megacube tweemaal beslag laten leggen. Het tweede verzoekschrift is bijna gelijkluidend aan het eerste verzoekschrift, zodat er slechts 1 punt voor salaris advocaat wordt gerekend.
  • griffierecht € 1.352,00
  • explootkosten € 613,03
  • salaris advocaat
Totaal € 5.964,03
5.30.
De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten zal worden toegewezen. Omdat de beslagkosten tot de proceskosten worden gerekend, wordt de gevorderde wettelijke rente toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na de datum van dit vonnis.
Proceskosten
5.31.
[gedaagde] zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Megacube worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op
  • griffierecht € 3.275,00
  • explootkosten € 84,96
  • salaris advocaat
€11.357,96
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
5.32.
[gedaagde] zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Megacube worden veroordeeld. Deze worden tot op heden op € 3.999,00 aan salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 3.999,00).
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
Nakosten
5.33.
Tevens zal [gedaagde] in de nakosten worden veroordeeld op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld.
in het incident
5.34.
[gedaagde] heeft inzage in het KPMG rapport gevorderd. [gedaagde] stelt een rechtmatig belang te hebben bij inzage in het KPMG rapport, omdat hij de betreffende stukken nodig heeft ter bepaling van feiten op grond waarvan een rechtsbetrekking kan worden vastgesteld.
Deze vordering wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Nu de vorderingen van Megacube in conventie worden toegewezen en er geen nieuwe inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvindt, ontbreekt belang van Scharrighuizen bij inzage in het rapport. Bovendien heeft er al een procedure plaatsgevonden in Zuid-Afrika, waarbij hetzelfde verzoek is beoordeeld en daar is beslist dat alle voor [gedaagde] relevante stukken zijn ingebracht.
Om dezelfde reden zal ook de subsidiaire vordering van [gedaagde] worden afgewezen. [gedaagde] heeft geen belang bij benoeming van een onafhankelijk expert, nu er geen nieuwe inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
5.35.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van Megacube worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op € 563,00.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
erkent de vonnissen van 25 november 2010 en 5 april 2011,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten van het in 2016 gelegde beslag, aan de zijde van Megacube tot op heden begroot op € 5.893,53, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten van het in 2017 gelegde beslag, aan de zijde van Megacube tot op heden begroot op € 5.165,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten van het in 2022 gelegde beslag, aan de zijde van Megacube tot op heden begroot op € 5.964,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Megacube tot op heden begroot op € 11.357,96, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van Megacube ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
in reconventie
6.7.
wijst het gevorderde af,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Megacube tot op heden begroot op € 3.999,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
in het incident
6.9.
wijst het gevorderde af,
6.10.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Megacube tot op heden begroot op € 563,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: PP