ECLI:NL:RBAMS:2022:6430

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13/224045-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld en mishandeling, veroordeling voor bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling tegen beveiligers van de Chin Chin Club op 15 september 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op die avond een chaotische situatie ontstond waarbij geweldshandelingen plaatsvonden. De verdachte was aanwezig in de club en er zijn camerabeelden bekeken die de gebeurtenissen documenteerden. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld of mishandeling, omdat de verklaringen van de getuigen niet overeenkwamen met de beelden. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan bedreiging van een beveiligingsmedewerker, waarvoor een voorwaardelijke geldboete van € 500,- werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen discriminerend van aard waren, wat strafverzwarend werd meegewogen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van de andere ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de proeftijd vastgesteld op twee jaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.224045.19 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/224045-19
Datum uitspraak: 7 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 juni 2020, 8 september 2022, 24 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.A. Groenendijk en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Bouwman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en zoals gewijzigd ter terechtzitting van 8 september 2022 – ten laste gelegd dat hij zich op 15 september 2019 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
primair: openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en andere beveiligers van de Chin Chin Club door hen vast te pakken, te duwen en/of in het gezicht dan wel op het hoofd te slaan of te stompen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als mishandeling (in vereniging) van [slachtoffer 1] ;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 1] door te zeggen ‘Kankerturk, wie denk je wel niet dat je bent? Ik ga terugkomen en dan pak ik je. Ik kom je opzoeken. Vieze kankerturk. Ik maak je dood, vieze kankerturk.’.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde kan worden bewezen. Verdachte was op die bewuste avond met zijn vrienden aanwezig in de Chin Chin Club. Eén van de vrienden van verdachte begint vervelend te doen, waarna er beveiligers op hem af komen. Op de camerabeelden buiten de club is te zien dat verdachte een klap uitdeelt. Ook zijn er getuigen die hebben verklaard dat verdachte in de club een klap heeft gegeven. Dit wordt ondersteund door het letsel van [slachtoffer 1] . Hiermee is sprake van openlijke geweldpleging. Ook het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van geweld dan wel aan mishandeling van [slachtoffer 1] . Verdachte is hard aangepakt binnen in de club en hij heeft zich daartegen verdedigd. Verdachte heeft daarbij alleen gehandeld. Bovendien was deze klap aan een derde en niet aan [slachtoffer 1] . Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Gelet op het voorgaande moet verdachte van zowel het onder 1 primair als subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat verdachte op de bewuste avond samen met medeverdachten aanwezig is geweest in de Chin Chin club in Amsterdam. Ook stelt de rechtbank vast dat er een chaotische situatie is ontstaan waarbij geweldshandelingen zijn aangewend.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting – waaronder het bekijken van de camerabeelden – is gebleken dat een schermutseling is ontstaan nadat één van de medeverdachten verzocht is om de Chin Chin Club te verlaten. Verdachte wordt daarbij ogenschijnlijk uit het niets hardhandig aangepakt door een beveiliger, waarbij hij bij de nek is gegrepen en een stomp krijgt. Vervolgens belandt verdachte op de grond. Een andere medeverdachte probeert de situatie te sussen. Op de camerabeelden binnen is niet te zien dat één van de beveiligers door verdachte of medeverdachten wordt geslagen. Verdachte wordt vervolgens naar buiten gebracht. Eén medeverdachte is daarvoor al naar buiten begeleid, de andere medeverdachte loopt daarna rustig naar buiten. Op de camerabeelden van buiten is te zien dat verdachte een stoot uitdeelt aan iemand. Ter terechtzitting is gebleken dat dit niet één van de beveiligers van de Chin Chin Club was, zoals ten laste is gelegd. Enige tijd daarna is te zien dat ook een medeverdachte een stoot uitdeelt aan iemand. Dit is echter ook geen beveiliger van de Chin Chin Club. Verder blijkt uit het dossier dat een medeverdachte op enig moment – buiten het bereik van de camera’s – een klap heeft uitgedeeld aan Van [slachtoffer 2] . Uit het dossier blijkt niet, op welk moment dit heeft plaatsgevonden.
Gelet op deze feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van geweld tegen beveiligers van de Chin Chin Club, waaronder [slachtoffer 1] en Van [slachtoffer 2] . Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat een collega van hem werd gegrepen door verdachte en dat er een handgemeen ontstond. Hierop is [slachtoffer 1] naar verdachte en zijn collega gelopen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij meteen een klap met een gebalde vuist in zijn gezicht kreeg van verdachte.
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden van het voorval op 15 september 2019 in de Chin Chin Club bekeken. De rechtbank stelt vast dat hetgeen door de aangever verklaard wordt, niet overeenkomt met wat op de beelden te zien is. Nu er een grote discrepantie bestaat tussen de verklaring van aangever [slachtoffer 1] en hetgeen te zien is op de camerabeelden vindt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] niet voldoende betrouwbaar om daar bewijswaarde aan te hechten.
De rechtbank stelt vast dat aangever letsel heeft opgelopen, maar op grond van het dossier is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt. Dat maakt dat het subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde bedreiging op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van getuige Paryan en de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse kan worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen – bewezen dat verdachte
op 15 september 2019 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] meermalen dreigend de woorden toe te voegen ‘Kankerturk, wie denk je wel niet dat je bent? Ik ga terugkomen en dan pak ik je. Ik kom je opzoeken. Vieze kankerturk. Ik maak je dood, vieze kankerturk.’
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aansluiting moet worden gezocht bij het de landelijke oriëntatiepunten voor mishandeling en voor belediging. Ook moet rekening worden gehouden met het eigen aandeel van de aangever en met het tijdsverloop. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete aan verdachte op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen bedreigen van de heer [slachtoffer 1] .
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 17 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte recentelijk niet voor strafbare feiten is veroordeeld.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank bij de straftoemeting afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtelijke macht (LOVS-oriëntatiepunten). Voor een bedreiging is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,-. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte bedreigingen heeft geuit die ook nog discriminerend van aard waren. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee. De rechtbank vindt een geldboete ter hoogte van € 500,- daarom passend en geboden. Gelet op het tijdsverloop ziet de rechtbank echter niet langer aanleiding om aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank legt deze geldboete daarom voorwaardelijk op.

8.Vordering van de benadeelde partij

8.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 3.500,- aan vergoeding van materiële schade en € 500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 1.400,- aan proceskosten.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als is bewezen dat verdachte het strafbare feit heeft begaan dat met de schade verband houdt. De vordering ziet op de schade die zou zijn veroorzaakt door hetgeen onder 1 aan verdachte ten laste is gelegd. Verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,-(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,- per dag.
Beveelt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. J. Thomas en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2022.