ECLI:NL:RBAMS:2022:6282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
AMS 22/1311
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verbouwing van grachtenpand in Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de geweigerde omgevingsvergunningen voor het veranderen van de derde verdieping, de kap en een dakterras op een grachtenpand in Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft de vergunningen in besluiten van 30 juni 2020, 21 januari 2021 en 12 oktober 2021 geweigerd, en heeft deze weigeringen bevestigd in een bestreden besluit van 20 januari 2022. De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) heeft negatieve welstandsadviezen gegeven over de drie bouwplannen van eiser, die door de gemeente zijn overgenomen als reden voor de weigeringen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente deze adviezen mocht overnemen en dat de weigeringen dus gerechtvaardigd zijn. Eiser betoogt dat de welstandsadviezen in strijd zijn met zijn eigendomsrecht, maar de rechtbank stelt vast dat het recht op eigendom kan worden beperkt door wettelijke voorschriften die noodzakelijk zijn voor het algemeen belang, zoals de bescherming van UNESCO werelderfgoed.

Eiser voert ook aan dat de weigeringen in strijd zijn met de Huisvestingswet, maar de rechtbank oordeelt dat de aanvragen niet aan deze wet zijn getoetst. De rechtbank concludeert dat de inhoudelijke beroepsgronden van eiser niet slagen, maar dat de beroepsgronden over de dwangsommen wel slagen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de dwangsommen en bepaalt dat verweerder deze moet uitbetalen. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden voor proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. M. Louwe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de geweigerde omgevingsvergunningen voor het veranderen van de derde verdieping, de kap en een dakterras op het gebouw [adres] in Amsterdam.
Verweerder heeft de omgevingsvergunningen in de besluiten van 30 juni 2020,
21 januari 2021 en 12 oktober 2021 geweigerd. Met het bestreden besluit van
20 januari 2022 is verweerder bij deze weigeringen gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nog nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van het verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) heeft negatieve welstandsadviezen gegeven over de drie bouwplannen van eiser. Verweerder heeft deze adviezen overgenomen en dat is de reden dat de vergunningen zijn geweigerd. De weigeringsgrond is dus strijd met de criteria uit de welstandsnota “De Schoonheid van Amsterdam 2016” [1] . De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze adviezen mocht overnemen en ten grondslag mocht leggen aan haar weigeringen. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke bespreking van de andere weigeringsgrond (strijd met het bestemmingsplan en de mogelijkheid om af te wijken, indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening [2] ).
2. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. De rechtbank zal dit doen aan de hand van de beroepsgronden, zoals eiser deze ter zitting heeft toegelicht.
Eigendomsrecht
3.1.
Eiser betoogt allereerst dat de welstandsadviezen geen standhouden als onderbouwing van de weigeringen, omdat verweerder hiermee eist dat de mansarde [3] dakvorm wordt hersteld. Dit zou betekenen dat eiser 4,65 kubieke meter aan volume van zijn eigendom verliest. Hij wil deze ruimte niet opgeven en de eis is volgens hem ook in strijd met het eigendomsrecht.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit een weigering van de aanvragen betreft. Verweerder verplicht eiser hiermee niet tot een verbouwing van zijn pand overeenkomstig de wensen van de CRK. Verder mag het recht op eigendom worden beperkt door wettelijke voorschriften die noodzakelijk zijn voor het algemeen belang, zoals in deze zaak de bescherming van het UNESCO werelderfgoed, waar eiser zijn pand onderdeel van is.
Huisvestingswet
4.2.
Eiser voert vervolgens aan dat de weigeringen ook in strijd zijn met de Huisvestingswet, omdat er woonruimte verloren gaat als hij de verbouwing zo zou aanvragen als verweerder dat voor ogen heeft.
4.3.
Ook hier geldt dat verweerder eiser niet verplicht tot het doen van een aanvraag zoals verweerder voor ogen heeft. Daarnaast toetst de rechtbank in deze procedure weigeringen van omgevingsvergunningen. Het toetsingskader voor de activiteit bouwen is in artikel 2.10 van de Wabo dwingend en uitputtend geregeld. Dit betekent dat verweerder de vergunning moet weigeren als er strijd is met één van de in dit artikel genoemde toetsingsgronden. In deze zaak worden de aanvragen dus niet aan de Huisvestingwet getoetst en er bestaat evenmin, anders dan eiser veronderstelt, een absoluut verbod op het verlies van woonruimte. Voor zover eiser nog zijn vergunningprocedure over een bed & breakfast voor hetzelfde pand aanhaalt, acht de rechtbank die procedure niet relevant voor haar oordeel in deze zaak. De regels voor bed & breakfasts hebben namelijk een andere grondslag en dienen een ander doel.
Welstand
5. In de bijlage bij deze uitspraak heeft de rechtbank de welstandsadviezen geciteerd. De rechtbank stelt vast dat eiser geen deskundige heeft ingeschakeld, maar ook anderszins de rechtbank niet heeft weten te overtuigen dat de adviezen onzorgvuldig of inconsistent zijn. Eiser heeft geen argumenten aangevoerd die de rechtbank doen twijfelen aan de adviezen. De rechtbank licht dit nog als volgt – samengevat – toe. Het dakterras dat eiser wil realiseren blijft een wezensvreemd element. Weliswaar wordt ook de achtergevel verbeterd met de bouwplannen, zoals de CRK adviseert, maar de kapvorm niet. De kapvorm wordt aangetast door de plannen van eiser, al wordt de kap in het derde plan niet letterlijk ingezaagd. Ter zitting heeft verweerder bovendien nog bevestigd dat het zicht vanaf de openbare weg niet ten grondslag is gelegd aan de weigering. Doorslaggevend zijn in de adviezen de restauratieve aanpak van een pand als die in deze zaak (maakt onderdeel uit van de 17de-eeuwse stadsuitbreiding), bescherming van de karakteristieken van dit (‘orde 2’) pand en behoud van de bestaande dakvorm en het daklandschap.
Dwangsom
6.1.
Eiser betoogt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte geen dwangsommen heeft toegekend over de eerste twee aanvragen. Deze rechtbank heeft wel een termijn van zes weken gesteld [4] en die is verstreken op het moment van de ingebrekestelling van eiser op 25 oktober 2021. Eiser erkent verder wel dat er overleg heeft plaatsgevonden tussen partijen, maar volgens hem ging dit overleg alleen over zijn derde aanvraag.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de termijn die de rechtbank heeft gesteld in haar uitspraak is overschreden, dat eiser verweerder in gebreke heeft gesteld en verweerder niet binnen twee weken een besluit heeft genomen. Het bestreden besluit dateert immers van 20 januari 2022. Vervolgens is de maximale looptijd van 42 dagen verstreken en daarom is een dwangsom van € 1.442,00 verbeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook van toepassing op een termijn die in een rechterlijke uitspraak wordt gesteld. De rechtbank heeft verder geen aanknopingspunten in het dossier om vast te kunnen stellen dat het overleg tussen partijen ook nog over de eerste twee aanvragen ging. De rechtbank acht dit daarom niet aannemelijk. Verweerder verbeurt daarom in beide zaken de maximale dwangsom.

Conclusie

7. De conclusie van de rechtbank is dat de inhoudelijke beroepsgronden niet slagen. De beroepsgronden over de dwangsommen van de eerste twee bouwplannen slagen wel. Dit betekent dat het beroep van eiser in zoverre gegrond zal zijn en het bestreden besluit ook in zoverre vernietigd zal worden. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verweerder ook over dient te gaan tot uitbetaling van de dwangsommen en het griffierecht te vergoeden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep gegrond voor zover verweerder in het bestreden besluit geen dwangsom heeft toegekend vanwege niet tijdig beslissen over de eerste twee aanvragen;
  • vernietigt in zoverre het bestreden besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats daarvan komt;
  • bepaalt dat verweerder over dient te gaan tot uitbetaling van twee dwangsommen ter hoogte van elk € 1.442,00 (€ 2.884,00 in totaal);
  • draagt verweerder op om het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden ter hoogte van € 184,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.C. Pasteuning, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) waarin deze partij uitlegt dat hij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan hij de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Citaat pagina’s 6 en 7 van het bestreden besluit:[…]“De CRK heeft over de drie aanvragen als volgt geadviseerd:

(Eerste aanvraag)
Het project is op 8 juni 2020 voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De commissie heeft het project beoordeeld op basis van de welstandsnota `De Schoonheid van Amsterdam 2016'. De commissie adviseert als volgt:
Niet akkoord.
Het dakterras tast de kap van het orde 2 pand aan en voldoet niet aan de criteria van hoofdstuk 6, van de welstandsnota 'De Schoonheid van Amsterdam 2016. Op basis van de geleverde gegevens liggen de platte daken van de aanbouwen meer voor de hand voor het maken van een buitenruimte.
Het project is in strijd met redelijke eisen van welstand.
(Tweede aanvraag)
Het project is op 4 januari 2021 voorgelegd aan de gemandateerde van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De commissie heeft het project beoordeeld op basis van de welstandsnota' De Schoonheid van Amsterdam 2016'. De commissie adviseert als volgt:
Niet akkoord.
Het inzagen van het dak ten behoeve van het dakterras is een te grote aantasting van de
karakteristiek van het orde 2 pand en van het daklandschap. Een dakterras is enkel toegestaan op een plat dak. Bovendien is het dakterras waarschijnlijk zichtbaar vanaf het openbaargebied, vanwege het lagere naastgelegen pand.
Het project is in strijd met redelijke eisen van welstand.
(Derde aanvraag)
Het project is op 23 september 2021 voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De commissie heeft het project beoordeeld op basis van de welstandsnota 'De Schoonheid van Amsterdam 2016'. De commissie adviseert als volgt:
Niet akkoord.
Aanleiding
Er is een aanvraag met een gewijzigd voorstel ingediend naar aanleiding van de eerder negatief geadviseerde conceptaanvraag. De bestaande kap wordt gedeeltelijk aangepast om een buitenruimte te realiseren. Aan de achterzijde, waar zich nu een verhoging bevindt die in het verleden is gemaakt om een doorbraak te kunnen realiseren naar het belendende pand, wordt de kap ingezaagd. Deze doorbraak is inmiddels dichtgezet. De achtergevel wordt in zijn oorspronkelijke hoofdvorm hersteld. Centrale vraag is of het realiseren van een buitenruimte op de voorgestelde wijze de karakteristiek van het met orde 2 gewaardeerde pand voldoende intact laten.
Kader
Welstandsnota: De Schoonheid van Amsterdam 2016
Ruimtelijk systeem: Binnenstad (1)
Gebied: De 17de-eeuwse stadsuitbreiding (0106)
Welstandsniveau: Beschermd
Waardering: orde 2
Conclusie
Het herstellen van de achtergevel vormt een verbetering van het aanzicht ervan en is positief. De ingreep in de kap, ten behoeve van een buitenruimte, is een te grote aantasting van de kap van het orde 2 pand en van het daklandschap. De aanpassing voldoet niet aan de criteria die gelden voor orde 2 panden en voor dakterrassen.
Onderbouwing
Voor orde 2 panden geldt behoud en herstel van de oorspronkelijke kapvorm. Ondanks dat de bestaande verhoging zowel de kap zelf als het daklandschap en de achtergevel verstoort, vindt de commissie het onjuist om vervolgens een nieuwe ingreep in de kap toe te staan die niet aan het huidige beleid voldoet en een verdere aantasting van de kap betekenen en een (wat kleinere) verstoring van de achtergevel. Bovendien is de oorspronkelijke kapvorm relatief eenvoudig te herstellen. Ook is het vanuit het beleid niet toegestaan om het dak 'in te zagen' ten behoeve van een dakterras. Dakterrassen zin alleen mogelijk op platte daken. Er is in dit geval geen aanleiding om van het huidige beleid voor orde 2 panden en dakterrassen af te waken. De situatie is hier niet specifiek genoeg voor en leidt tot een ongewenst precedent.
Het project is in strijd met redelijke eisen van welstand.”
[…]

Voetnoten

1.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): “Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
2.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
3.Een mansardedak is een dakvorm (https://nl.wikipedia.org/wiki/Dakvorm) met gebroken, naar buiten geknikte vlakken. Dit historische daktype ontstond in de Franse barokarchitectuur (https://nl.wikipedia.org/wiki/Barokarchitectuur) en is vernoemd naar de Franse architect François Mansart (https://nl.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Mansart)(1598 (https://nl.wikipedia.org/wiki/1598)-1666 (https://nl.wikipedia.org/wiki/1666)) die deze dakvorm uitwerkte (Wikipedia).
4.Zie de uitspraak van 8 september 2021, verzonden op 10 september 2021, in zaak AMS 21/140. De zes weken termijn is op 22 oktober 2021 verstreken.