4.4Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen, dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs (feit 1) en aan witwassen (feit 2).
In de periode van 29 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 is de woning aan de [adres 2] stelselmatig geobserveerd met behulp van camera’s, na diverse anonieme meldingen en TCI informatie. Bij het uitkijken van de camerabeelden van die observatie bleek dat er telkens twee mannen te zien zijn, die de woning veelvuldig in- en uitgaan met gebruik van sleutels. Deze mannen zijn aangeduid als NN1 en NN2. NN1 is herkend als medeverdachte. NN2 is herkend als verdachte. Het is iedere dag een komen en gaan van allerlei verschillende personen. Bijna alle personen dragen één of meerdere tassen bij zich. Opvallend is dat niemand aanbelt bij de woning. Meestal hebben de bezoekers een telefoon in hun hand waarop ze kijken als ze voor de woning staan. Vaak wordt er opengedaan door verdachte. In de meeste gevallen vertrekken de bezoekers binnen enkele minuten. In sommige gevallen wordt er aan de voordeur iets overgedragen door medeverdachte. Op een drukke dag komen er ongeveer 30 verschillende personen. Medeverdachte blijft ‘s nachts in de woning. Verdachte sluit meestal tussen 24:00 uur en 02:00 uur de woning af en gaat dan weg. Zowel verdachte als medeverdachte sluiten bij het verlaten van de woning met de sleutel af, zelfs als er nog anderen binnen zitten. Als niemand zich in de woning bevindt, wordt er met een penslot afgesloten - dit gebeurt ook als de woning slechts voor enkele minuten wordt verlaten. Door verdachte worden dozen naar binnen gedragen.
Bij de doorzoeking op 13 juli 2022 worden in de woning grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen. Verspreid door de woning lagen diverse notitieboekjes. Hierin stonden datums, namen en getallen vermeld. De datums liepen terug tot 2021. Er was in deze boekjes te zien dat er meerdere namen vermeld stonden, met getallen die varieerden van duizenden tot tienduizenden.
Verdachte is aangehouden in de woning waar de harddrugs zijn aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat in de woning drugs en contant geld aanwezig waren. Hij was slechts één of twee keer per week op bezoek bij medeverdachte. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat de in zijn portemonnee aangetroffen 600,- euro van hem is. Dit bedrag had hij onlangs mee teruggenomen vanuit [geboorteland] en is afkomstig van zijn bedrijf (autohandel).
Uit de observaties blijkt dat verdachte in ieder geval gedurende twee weken nagenoeg dagelijks in en bij de woning aanwezig is. Het is daarnaast een komen en gaan van andere personen, die slecht kort in de woning verblijven. Verdachte laat diverse mensen in en uit. Hij maakt steeds gebruik van een sleutel, gaat zelfstandig naar binnen en sluit de woning in de nachtelijke uren af. De verdovende middelen en druggerelateerde voorwerpen worden in diverse niet afgesloten ruimtes in de woning aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij slechts één à twee keer per week op bezoek komt, wordt weerlegd door de beelden van de observatie. De woning werd gehuurd door medeverdachte. De rechtbank overweegt dat personen die dit soort hoeveelheden drugs in een woning bewaren doorgaans slechts personen toegang tot de woning geven en daar alleen achterlaten als die personen ook van die drugs op de hoogte zijn. Het verlenen van toegang aan een onwetende en het bij diegene onbeheerd achterlaten van drugs brengt onnodige risico’s met zich mee. Als uitgangspunt geldt de algemene ervaringsregel dat een persoon die gedurende langere tijd gebruik maakt van een pand, bijvoorbeeld een woning, en tot dat pand en alle in dat pand aanwezige ruimten toegang heeft, geacht wordt weet te hebben van de aanwezigheid van de daar aangetroffen voorwerpen en stoffen.De verklaring van verdachte dat hij geen idee had van de drugs in de woning op de dag van zijn aanhouding, vindt de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte van de aanwezigheid van de drugs op de hoogte was en dat hij daarover ook kon beschikken.
Zowel verdachte, als medeverdachte zijn op 13 juli 2022 in de woning aangehouden. Uit het voorgaande blijkt dat de rollen van verdachte en medeverdachte inwisselbaar waren. Beiden maakten gebruik van een sleutel en sloten de woning af indien zij zelf niet aanwezig waren. Zowel verdachte als medeverdachte waren veelvuldig in de woning aanwezig en lieten personen in en uit. Medeverdachte bleef ’s nachts in de woning, waarna verdachte de woning afsloot. De drugs zijn in diverse ruimtes in de woning aangetroffen die niet waren afgesloten. Medeverdachte was huurder van de woning. De rechtbank acht bewezen dat ook medeverdachte wist van de aanwezigheid van deze drugs, dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden en dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
Hoeveelheid cocaïne en heroïne
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de definitieve processen-verbaal die zien op het testen van de verdovende middelen, voor de bewezenverklaring moet worden uitgegaan van een andere hoeveelheden verdovende middelen dan ten laste zijn gelegd, namelijk:
• 1156,6 gram cocaïne;
• 416,1 gram heroïne;
• 12 tabletten MDMA, en:
• 135 tabletten amfetamine.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 13 juli 2022 is een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen in de woning van medeverdachte. Verdachte is in de woning aangehouden. Zoals uit het voorgaande blijkt, had medeverdachte door middel van een sleutel toegang tot deze woning en maakte hij daar ook veelvuldig gebruik van. Op diezelfde dag is ook een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen op diverse plekken in deze woning, namelijk een totaalbedrag van 6875,- euro.
Het geld was onder andere verborgen in een wasmachine, schoenendoos en koffer. Dat maakt dat er een gerechtvaardigd vermoeden is van witwassen van de geldbedragen, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die geldbedragen. Verdachte heeft verklaard dat de 600,- euro in zijn portemonnee is aangetroffen en dat hij dat geldbedrag vanuit [geboorteland] heeft meegenomen. Dit geld is afkomstig van zijn bedrijf in auto onderdelen/autohandel. Hij wist niets van het overige geld.
Ten aanzien van de 600,- euro is volgens de rechtbank niet uit te sluiten dat dit aan verdachte toebehoort en afkomstig is uit zijn bedrijf. Gelet op hetgeen overwogen onder 1, kan het volgens de rechtbank niet anders dan dat verdachte ook moet hebben geweten van de aanwezigheid van het overige contant geld. De rechtbank concludeert, op grond van het hiervoor beschrevene, dat verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van 6275,- euro (6875,- euro minus 600,- euro) aan contant geld zoals op diverse plekken in de woning is aangetroffen. Aangezien daarnaast niet is gebleken dat verdachte (legale) inkomsten heeft gehad die de contante geldbedragen kunnen verklaren en gelet op de hoeveelheid harddrugs die in de woning zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn van enig misdrijf. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het geldbedrag van 6275,- euro voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft de beschikking gehad over dit bedrag en moet ook hebben geweten dat dit uit misdrijf afkomstig was.
Ook wat betreft de medeverdachte lijkt gelet op voorgaande sprake van betrokkenheid bij het grootschalig bezit van drugs. Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen staat vast dat de rollen van verdachte en medeverdachte wat betreft de aangetroffen drugs en geld inwisselbaar zijn.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat ook medeverdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het voorhanden hebben van de ten laste gelegde bedragen. Ook hij heeft geen concrete en verifieerbare en op voorhand niet onaannemelijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. De verklaring van de verdachte dat hij zijn geld verdient met koken, wordt niet onderbouwd. Dat verdachte op dagelijkse basis voor relatief veel mensen semi-professioneel in de woning kookt, blijkt op geen enkele wijze uit het dossier. De verklaring van medeverdachte dat hij het geld voor iemand anders bewaart is daarnaast niet te verifiëren - alleen al omdat medeverdachte niet wil zeggen wie dit dan betreft.
De rechtbank is van oordeel dat uit het samenstel van gegevens en gedragingen, zoals hiervoor is benoemd, blijkt dat het niet aannemelijk is dat de medeverdachte geen enkele wetenschap had of kon hebben van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat ook medeverdachte wist van de aanwezigheid van dit contante geld, dat dit zich binnen zijn machtssfeer bevond en dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.