ECLI:NL:RBAMS:2022:6271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
13/177230-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor drugsbezit en witwassen met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige man, die werd beschuldigd van drugsbezit en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juli 2022 in Amsterdam een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne, MDMA en amfetamine, in zijn woning had. Daarnaast werd er een contant geldbedrag van 6.875 euro aangetroffen, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De verdachte werd op basis van observaties en bewijsstukken schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van deze drugs en het witwassen van het geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van de drugs en het geld in de woning. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving. Tevens werd een bedrag van 6.275 euro verbeurd verklaard, terwijl 600 euro aan de verdachte werd teruggegeven, aangezien dit bedrag aan hem toebehoorde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/177230-22 (Promis)
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.C.J. Verlaan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 13 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3698,82 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of
- ongeveer 867,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne en/of
- ongeveer 12 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA en/of
- ongeveer 135 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 13 juli 2022, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, een contant geldbedrag van ongeveer 6.875 euro heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit contante geldbedrag, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Naar aanleiding van diverse meldingen via Meld Misdaad Anoniem en informatie van het Team Criminele Inlichtingen, heeft stelselmatige observatie plaatsgevonden van de woning op het [adres 2] . In verband met de verdenking van handel, bezit en/of het importeren van verdovende middelen trad de politie op 13 juli 2022 de woning binnen. In de woning werden grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen. Ook werden voorwerpen zoals poepnetten, slikkersbollen en een drukpers aangetroffen. Verdachte werd met [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) in de woning aangehouden. De zaak van verdachte is op zitting tegelijk (maar niet gevoegd) behandeld met de zaak van medeverdachte. De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden, met dien verstande dat bij feit 1 moet worden uitgegaan van de gewogen en geteste hoeveelheden verdovende middelen.
In de woning zijn grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen, net als diverse druggerelateerde voorwerpen. In de meldingen wordt gesproken over ene ‘ [naam 1] ’ en/of ‘ [naam 2] . Hiermee wordt verdachte bedoeld. Uit de observaties blijkt daarnaast dat verdachte en medeverdachte beide door middel van een sleutel de woning in gebruik hebben en veelvuldig en kortstondig verschillende mensen binnenlaten. Verdachte is soms de hele dag in de woning aanwezig. Opvallend is dat de woning altijd wordt afgesloten, ook als zich in de woning personen bevinden. Op de stills van de camerabeelden zijn overdrachten te zien. Uit het dossier blijkt dat verdachte en medeverdachte wetenschap en zeggenschap hadden over de verdovende middelen. De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij in de woning nooit drugs of druggerelateerde zaken heeft gezien, is ongeloofwaardig.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld, aangetroffen op verschillende plaatsen in de woning, en de afwezigheid van legale inkomsten, een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen oplevert. Verdachte heeft geen concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het geld afgelegd. Daarbij weegt de officier van justitie mee dat het inbeslaggenomen geld na de inbeslagname door niemand is opgeëist.
4.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor beide feiten bepleit. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte ‘ [naam 1] ’ of ‘ [naam 2] is. Hoewel verdachte vaak in de woning aanwezig is geweest, kan - gezien de plaatsen waar de verdovende middelen zijn aangetroffen - niet worden bewezen dat hij wetenschap en beschikkingsmacht had over de aangetroffen harddrugs en het contante geld. Dit wordt onder meer ondersteund door de resultaten van het forensische onderzoek. In de portemonnee van verdachte is 600,- euro aangetroffen. Dit is afkomstig van zijn bedrijf (autohandel). Ten aanzien van de hoeveelheden harddrugs stelt de raadsman zich op het standpunt dat uit de definitieve onderzoeksresultaten blijkt dat sprake is van minder cocaïne dan ten laste is gelegd.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen, dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs (feit 1) en aan witwassen (feit 2).
Feit 1
In de periode van 29 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 is de woning aan de [adres 2] stelselmatig geobserveerd met behulp van camera’s, na diverse anonieme meldingen en TCI informatie. Bij het uitkijken van de camerabeelden van die observatie bleek dat er telkens twee mannen te zien zijn, die de woning veelvuldig in- en uitgaan met gebruik van sleutels. Deze mannen zijn aangeduid als NN1 en NN2. NN1 is herkend als medeverdachte. NN2 is herkend als verdachte. Het is iedere dag een komen en gaan van allerlei verschillende personen. Bijna alle personen dragen één of meerdere tassen bij zich. Opvallend is dat niemand aanbelt bij de woning. Meestal hebben de bezoekers een telefoon in hun hand waarop ze kijken als ze voor de woning staan. Vaak wordt er opengedaan door verdachte. In de meeste gevallen vertrekken de bezoekers binnen enkele minuten. In sommige gevallen wordt er aan de voordeur iets overgedragen door medeverdachte. Op een drukke dag komen er ongeveer 30 verschillende personen. Medeverdachte blijft ‘s nachts in de woning. Verdachte sluit meestal tussen 24:00 uur en 02:00 uur de woning af en gaat dan weg. Zowel verdachte als medeverdachte sluiten bij het verlaten van de woning met de sleutel af, zelfs als er nog anderen binnen zitten. Als niemand zich in de woning bevindt, wordt er met een penslot afgesloten - dit gebeurt ook als de woning slechts voor enkele minuten wordt verlaten. Door verdachte worden dozen naar binnen gedragen.
Bij de doorzoeking op 13 juli 2022 worden in de woning grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen. Verspreid door de woning lagen diverse notitieboekjes. Hierin stonden datums, namen en getallen vermeld. De datums liepen terug tot 2021. Er was in deze boekjes te zien dat er meerdere namen vermeld stonden, met getallen die varieerden van duizenden tot tienduizenden.
Verdachte is aangehouden in de woning waar de harddrugs zijn aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat in de woning drugs en contant geld aanwezig waren. Hij was slechts één of twee keer per week op bezoek bij medeverdachte. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat de in zijn portemonnee aangetroffen 600,- euro van hem is. Dit bedrag had hij onlangs mee teruggenomen vanuit [geboorteland] en is afkomstig van zijn bedrijf (autohandel).
Uit de observaties blijkt dat verdachte in ieder geval gedurende twee weken nagenoeg dagelijks in en bij de woning aanwezig is. Het is daarnaast een komen en gaan van andere personen, die slecht kort in de woning verblijven. Verdachte laat diverse mensen in en uit. Hij maakt steeds gebruik van een sleutel, gaat zelfstandig naar binnen en sluit de woning in de nachtelijke uren af. De verdovende middelen en druggerelateerde voorwerpen worden in diverse niet afgesloten ruimtes in de woning aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij slechts één à twee keer per week op bezoek komt, wordt weerlegd door de beelden van de observatie. De woning werd gehuurd door medeverdachte. De rechtbank overweegt dat personen die dit soort hoeveelheden drugs in een woning bewaren doorgaans slechts personen toegang tot de woning geven en daar alleen achterlaten als die personen ook van die drugs op de hoogte zijn. Het verlenen van toegang aan een onwetende en het bij diegene onbeheerd achterlaten van drugs brengt onnodige risico’s met zich mee. Als uitgangspunt geldt de algemene ervaringsregel dat een persoon die gedurende langere tijd gebruik maakt van een pand, bijvoorbeeld een woning, en tot dat pand en alle in dat pand aanwezige ruimten toegang heeft, geacht wordt weet te hebben van de aanwezigheid van de daar aangetroffen voorwerpen en stoffen. [1] De verklaring van verdachte dat hij geen idee had van de drugs in de woning op de dag van zijn aanhouding, vindt de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte van de aanwezigheid van de drugs op de hoogte was en dat hij daarover ook kon beschikken.
Medeplegen
Zowel verdachte, als medeverdachte zijn op 13 juli 2022 in de woning aangehouden. Uit het voorgaande blijkt dat de rollen van verdachte en medeverdachte inwisselbaar waren. Beiden maakten gebruik van een sleutel en sloten de woning af indien zij zelf niet aanwezig waren. Zowel verdachte als medeverdachte waren veelvuldig in de woning aanwezig en lieten personen in en uit. Medeverdachte bleef ’s nachts in de woning, waarna verdachte de woning afsloot. De drugs zijn in diverse ruimtes in de woning aangetroffen die niet waren afgesloten. Medeverdachte was huurder van de woning. De rechtbank acht bewezen dat ook medeverdachte wist van de aanwezigheid van deze drugs, dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden en dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
Hoeveelheid cocaïne en heroïne
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de definitieve processen-verbaal die zien op het testen van de verdovende middelen, voor de bewezenverklaring moet worden uitgegaan van een andere hoeveelheden verdovende middelen dan ten laste zijn gelegd, namelijk:
• 1156,6 gram cocaïne;
• 416,1 gram heroïne;
• 12 tabletten MDMA, en:
• 135 tabletten amfetamine.
Feit 2
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 13 juli 2022 is een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen in de woning van medeverdachte. Verdachte is in de woning aangehouden. Zoals uit het voorgaande blijkt, had medeverdachte door middel van een sleutel toegang tot deze woning en maakte hij daar ook veelvuldig gebruik van. Op diezelfde dag is ook een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen op diverse plekken in deze woning, namelijk een totaalbedrag van 6875,- euro.
Het geld was onder andere verborgen in een wasmachine, schoenendoos en koffer. Dat maakt dat er een gerechtvaardigd vermoeden is van witwassen van de geldbedragen, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die geldbedragen. Verdachte heeft verklaard dat de 600,- euro in zijn portemonnee is aangetroffen en dat hij dat geldbedrag vanuit [geboorteland] heeft meegenomen. Dit geld is afkomstig van zijn bedrijf in auto onderdelen/autohandel. Hij wist niets van het overige geld.
Ten aanzien van de 600,- euro is volgens de rechtbank niet uit te sluiten dat dit aan verdachte toebehoort en afkomstig is uit zijn bedrijf. Gelet op hetgeen overwogen onder 1, kan het volgens de rechtbank niet anders dan dat verdachte ook moet hebben geweten van de aanwezigheid van het overige contant geld. De rechtbank concludeert, op grond van het hiervoor beschrevene, dat verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van 6275,- euro (6875,- euro minus 600,- euro) aan contant geld zoals op diverse plekken in de woning is aangetroffen. Aangezien daarnaast niet is gebleken dat verdachte (legale) inkomsten heeft gehad die de contante geldbedragen kunnen verklaren en gelet op de hoeveelheid harddrugs die in de woning zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn van enig misdrijf. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het geldbedrag van 6275,- euro voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft de beschikking gehad over dit bedrag en moet ook hebben geweten dat dit uit misdrijf afkomstig was.
Medeplegen
Ook wat betreft de medeverdachte lijkt gelet op voorgaande sprake van betrokkenheid bij het grootschalig bezit van drugs. Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen staat vast dat de rollen van verdachte en medeverdachte wat betreft de aangetroffen drugs en geld inwisselbaar zijn.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat ook medeverdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het voorhanden hebben van de ten laste gelegde bedragen. Ook hij heeft geen concrete en verifieerbare en op voorhand niet onaannemelijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. De verklaring van de verdachte dat hij zijn geld verdient met koken, wordt niet onderbouwd. Dat verdachte op dagelijkse basis voor relatief veel mensen semi-professioneel in de woning kookt, blijkt op geen enkele wijze uit het dossier. De verklaring van medeverdachte dat hij het geld voor iemand anders bewaart is daarnaast niet te verifiëren - alleen al omdat medeverdachte niet wil zeggen wie dit dan betreft.
De rechtbank is van oordeel dat uit het samenstel van gegevens en gedragingen, zoals hiervoor is benoemd, blijkt dat het niet aannemelijk is dat de medeverdachte geen enkele wetenschap had of kon hebben van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat ook medeverdachte wist van de aanwezigheid van dit contante geld, dat dit zich binnen zijn machtssfeer bevond en dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 13 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 1156,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
- 416,1 gram van een materiaal bevattende heroïne,
- 12 tabletten van een materiaal bevattende MDMA, en
- 135 tabletten, van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne, heroïne,MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
op 13 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging een contant geldbedrag van 6275,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit contante geldbedrag, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de omstandigheid dat een lagere hoeveelheid drugs bewezen kan worden verklaard dan ten laste is gelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte als een first offender moet worden aangemerkt. Aan verdachte zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest kunnen worden opgelegd, inclusief een deels voorwaardelijke straf.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van verschillende soorten harddrugs. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid van personen en daarom verboden. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid betrof het evident een zogeheten handelsvoorraad. Verdachte heeft niet alleen bijgedragen aan de met handel en verspreiding gepaard gaande criminaliteit, maar ook het gebruik van verdovende middelen gaat vaak gepaard met de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van die behoefte. Dat brengt overlast voor de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor de strafoplegging die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Deze oriëntatiepunten zijn lager dan de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Voor het voorhanden hebben tussen de 1.500 en 2.000 gram harddrugs is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 7 maanden. Bij fraudedelicten met een benadelingsbedrag tot 10.000,- euro geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf tussen de één week en twee maanden, of een vergelijkbare taakstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De toepasselijke oriëntatiepunten gaan uit van een verdachte zonder relevant strafblad. Dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld, is dus een omstandigheid die geen invloed heeft op de hoogte van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het voorwaardelijk strafdeel dient ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

9.Beslag: verbeurdverklaring

Onder verdachte is in totaal 6875,- euro in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een totaalbedrag van 6275,- euro dat (onder meer) aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit geldbedrag het onder 2 bewezen geachte is begaan.
Teruggave beslagene
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een bedrag van 600,- euro, dat aan verdachte toebehoort, dient aan hem te worden teruggegeven, nu hij van dit deel van het onder 2 ten laste gelegde is vrijgesproken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
  • 2.320,- EUR, omschrijving: PL1300-2022011186-G6211451;
  • 1.990,- EUR, omschrijving: PL1300-2022011186-G6211480;
  • 130,- EUR, omschrijving: PL1300-2022011186-G6211460;
  • 1.015,- EUR, omschrijving: PL1300-2022011186-G6211473, en:
  • 820,- EUR, omschrijving: PL1300-2022011186-G6211466.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
600,- EUR, omschrijving: PL1300-2022011186-G6211463.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. C.M. Delstra en L. Medema-Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2022.
[...]

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 13 september 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2679.