Op 6 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 11 oktober 2021 en betreft een vrijheidsstraf van zes maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd door het Ostrów Mazowiecka District Court in Polen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de zittingen op 10 november en 23 december 2021 zijn de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon gehoord. De rechtbank heeft de schorsing van het bevel tot gevangenhouding opgeheven, omdat de opgeëiste persoon niet was verschenen.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces, waardoor deze grond niet van toepassing was. De raadsman stelde dat er geen dubbele strafbaarheid bestond, maar de rechtbank oordeelde dat de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van straffeloosheid, aangezien het feit in Polen was gepleegd door een Poolse onderdaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.