ECLI:NL:RBAMS:2022:6199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag beschermd wonen jongvolwassene wegens onvoldoende onderzoek en onduidelijke voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jongvolwassene, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, over de afwijzing van een aanvraag voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Eiser, die bekend is met een depressieve stoornis en een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), had in juni 2020 een aanvraag ingediend voor beschermd wonen. De aanvraag werd afgewezen op basis van een advies van de GGD, dat stelde dat er alternatieve vormen van ondersteuning beschikbaar waren. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, en dat er onvoldoende maatwerk is geleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de zorgbehoefte van eiser en dat de adviezen van de behandelend psychiater niet adequaat zijn meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw onderzoek te doen en een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1095

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J. Berkouwer),
en

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2022. Eiser is verschenen, vergezeld van [naam] (moeder), bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000 en woont bij zijn moeder en haar vriend in Amsterdam. Eiser is bekend met een depressieve stoornis en met een vrij pervasieve vorm van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). Eiser slikt hiervoor medicatie.
1.2.
In juni 2020 heeft eisers moeder een aanvraag om beschermd wonen bij verweerder ingediend. Eiser ontving ten tijde van de aanvraag ambulante begeleiding van Cordaan en is onder behandeling bij een psychiater. Naar aanleiding van de aanvraag om beschermd wonen heeft op 19 februari 2021 een intakegesprek plaatsgevonden met de GGD. De resultaten van het onderzoek door de GGD zijn neergelegd in het screeningsrapport van 19 februari 2021. De conclusie van dat rapport is dat wordt geadviseerd om over te gaan tot afwijzing van de aanvraag, omdat opschaling van ambulante ondersteuning voorliggend is en eiser zich kan inschrijven bij Woningnet.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder, in navolging van het advies van de GGD, de aanvraag om beschermd wonen afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en een verklaring van zijn psychiater overgelegd van 6 april 2021.
1.4.
Op 6 januari 2022 heeft de GGD een tweede intakegesprek gevoerd met eiser. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het screeningsrapport van 6 januari 2022. Wederom wordt geadviseerd dat de ambulante ondersteuning opgeschaald kan worden. Hiernaast kan worden gekeken naar specialistische ondersteuning gericht op de ASS problematiek van eiser, zoals Jados en Voorzet. Voorts is geadviseerd om via Woningnet te reageren op beschikbare woningen en ook te kijken naar het aanbod voor jongerenwoningen.
Standpunt van verweerder
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat binnen de Wmo het principe van de goedkoopste adequate oplossing geldt. Dat betekent dat van de even adequate alternatieven, de minst zware en kostbare optie wordt gekozen. Behalve kosten spelen in die keuze ook wachtlijsten een rol. Eisers behoefte aan ondersteuning met een stap in de richting van zelfstandig wonen kan alternatief en minder zwaar worden ingevuld. Dergelijke minder zware adequate alternatieven hebben voorrang. Concreet gaat het dan om opgeschaalde ambulante ondersteuning via Cordaan of eventueel via een gespecialiseerde ASS-aanbieder in natura zoals Jados of Voorzet. Verder kan eiser reageren op jongerenwoningen via Woningnet, zodat er toch enig woonperspectief is. Het onderzoek van de GGD is voldoende duidelijk en zorgvuldig in de opzet, beschrijving en uitkomst. Voorts is de hulpvraag benoemd binnen de Wmo context en zijn de mogelijkheden zowel binnen als buiten de Wmo context onderzocht en benoemd. De herscreening geeft zicht op concrete alternatieven. Met genoemde opties kan eiser op het gebied van wonen en begeleiding aan de slag. Mocht opgeschaalde ambulante ondersteuning naast eigen inspanningen op termijn onvoldoende opleveren dan kan eiser later een nieuwe aanvraag om beschermd wonen overwegen, aldus verweerder.
Wat vindt eiser ervan?
3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Er is ten onrechte geen maatwerk geleverd. Verweerder heeft te licht geoordeeld dat er geen noodzaak tot beschermd wonen is. Voorts is niet onderbouwd hoe de ambulante ondersteuning moet worden opgeschaald en welke vergoeding daarvoor beschikbaar is. De psychiater van eiser meent ook dat er meer hulp nodig is. In beroep heeft eiser een tweede verklaring van zijn psychiater van 14 april 2022 overgelegd. Ook heeft eiser een verklaring van zijn moeder overgelegd. Tevens heeft eiser een verklaring van Cordaan overgelegd van 24 augustus 2022 waaruit blijkt dat aan eiser reeds het maximale aantal inzetbare uren voor begeleiding is ingezet en dat dus niet meer begeleidingsuren kunnen worden ingezet.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat afgelopen zomer vanuit Cordaan de ambulante ondersteuning eenzijdig is beëindigd en dat eiser nu geen begeleiding ontvangt. De moeder van eiser heeft ter zitting toegelicht ‘op’ te zijn, het duurt al zo lang en zeker nu de begeleiding is gestopt komt de zorg voor eiser volledig op moeder neer. Moeder heeft moeite met het tekort aan communicatie en transparantie van de kant van verweerder en dat het lijkt alsof verweerder weinig doet met de informatie die door eiser is aangedragen over zijn zorgbehoefte.
4.2.
De grond van eiser dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht slaagt.
4.3.
In artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo staat dat verweerder onderzoek moet doen naar de zorgbehoefte. In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] is uiteengezet op welke wijze het onderzoek moet plaatsvinden. Daarbij is overwogen dat wanneer bij verweerder melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, verweerder allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal verweerder moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager. Vervolgens moet het onderzoek erop gericht zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover de hiervoor bedoelde mogelijkheden en voorzieningen ontoereikend zijn, dient verweerder een maatwerkvoorziening te verstrekken. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het onderzoek niet heeft verricht zoals omschreven in 4.3. Verweerder heeft voor het onderzoek gebruik gemaakt van de deskundigheid van de GGD. In het screeningsverslag van 19 februari 2021 is niet beschreven waaruit het onderzoek heeft bestaan. Voorts heeft de GGD de hulpvraag van eiser bestempeld als een woonvraag. Eiser zou namelijk niet met zijn moeder willen meeverhuizen naar Zeeland. Daarom zou hij een aanvraag om beschermd wonen hebben ingediend. Uit de verklaring van moeder blijkt juist dat het idee om een aanvraag om beschermd wonen in te dienen na veel overleg met eisers psychiater en eisers begeleiders bij Cordaan tot stand is gekomen. Ook blijkt uit de eerste verklaring van de psychiater van eiser dat hij op een lager niveau functioneert dan zijn intelligentie doet vermoeden, dat executieve functies zijn zwakke punten zijn, dat het hem vaak niet lukt, ondanks intensieve begeleiding van Cordaan, om organisatorische afspraken na te komen en dat het nog veel tijd zal kosten voordat eiser in staat zal zijn om een eigen huishouden te kunnen voeren. Vervolgens zijn de beperkingen van eiser in zijn zelfredzaamheid (enigszins) beschreven, echter onvoldoende concreet en specifiek op eisers situatie toegesneden. Ook is niet uiteengezet welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om daaraan een passende bijdrage te leveren. Tot slot is geadviseerd om de ambulante ondersteuning op te schalen bij Cordaan en om eiser in te schrijven bij Woningnet, terwijl eiser (achteraf bezien) al het maximale aantal uren begeleiding bij Cordaan ontving en eiser al ingeschreven was bij Woningnet. Het onderzoek is dan ook onvoldoende zorgvuldig geweest. Voorts heeft verweerder miskend dat de vraag of een algemene voorziening zoals Cordaan en Woningnet een oplossing kan bieden, pas kan worden beantwoord als eerst de specifieke situatie van eiser volledig in kaart is gebracht. Daarbij moet worden geïnventariseerd welke problemen zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in de weg staan. Dit laatste is onvoldoende gebeurd.
4.5.
Daarbij acht de rechtbank verder van belang dat uit het screeningsverslag blijkt dat onder het kopje ‘Aanvullende vragen’ het advies van de behandelaar is benoemd, namelijk:
“RIBW op weg naar wonen met meer zelfstandigheid. Overzicht en structuur bieden op veel gebieden in het leven”. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder bevestigd dat dit advies van de behandelend psychiater van eiser komt. De rechtbank overweegt dat in het screeningsverslag op geen enkele manier is ingegaan op dit advies van de behandelaar. Vervolgens is overgegaan tot afwijzing van de aanvraag. Niet duidelijk is waarom de GGD een afwijzing adviseert als de behandelend psychiater stelt dat RIBW (beschermd wonen) nodig is. Verweerder heeft zich dan ook niet kunnen baseren op dit eerste onderzoek van de GGD.
4.6.
Anders dan verweerder heeft betoogd, voldoet ook de herscreening van 6 januari 2022 in dit geval niet. Hieruit blijkt ook niet waaruit het nadere onderzoek heeft bestaan en hierin is enkel vermeld, naast een (algemene) beschrijving van eisers functioneren, dat de ambulante ondersteuning vanuit Cordaan kan worden opgeschaald, dat tevens nog gekeken kan worden naar specialistische ondersteuning zoals Jados en Voorzet en dat eiser kan reageren op het aanbod jongerenwoningen via Woningnet. Waarom verweerder dit adequaat acht, gelet op eisers beperkingen in zijn zelfredzaamheid, is onvoldoende concreet gemaakt.
Bovendien geven de uitkomsten van het onderzoek en het hierop gebaseerde besluit onvoldoende duidelijkheid aan eiser over de vraag welke concrete voorziening verweerder voor eiser voor ogen heeft en wat de omvang daarvan is die aan eiser kan worden toegekend. Immers, in het bestreden besluit staat dat ‘de mogelijkheden’ zowel binnen als buiten de Wmo context zijn onderzocht en benoemd, zodat eiser met de genoemde opties op het gebied van wonen en begeleiding aan de slag kan. Vervolgens is verwezen naar een algemene voorziening zoals Cordaan, Jados en Voorzet, terwijl niet duidelijk is waar eiser nu precies aanspraak op heeft. Hieruit volgt dat de vraag of met de toegekende voorzieningen eisers beperkingen in zijn zelfredzaamheid en participatie worden verminderd of weggenomen, nog onbeantwoord is.
4.7.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het onderzoek van verweerder niet volledig en zorgvuldig is geweest. Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder dient opnieuw onderzoek te doen. De rechtbank wil verweerder het volgende daarbij meegeven.
4.8.
Allereerst wil de rechtbank opmerken dat, hoewel de pandemie hierin een rol heeft gespeeld, de procedure voor eiser al erg lang duurt. De aanvraag dateert van juni 2020. Vervolgens heeft de GGD begin 2021 en begin 2022 onderzoek verricht. Inmiddels is het bijna 2023. Verweerder dient dit dossier dan ook voortvarend af te handelen.
Verder is bij de onderzoeken geen medisch adviseur betrokken geweest, terwijl de rechtbank dit gelet op de complexiteit van de problematiek van eiser wel vereist acht. Eiser heeft in beroep een verklaring van Cordaan overgelegd waaruit blijkt dat eiser reeds op het maximale aantal uren zat en verhoging van het aantal uren ambulante ondersteuning niet mogelijk was. Ook heeft eiser tot tweemaal toe een verklaring van zijn behandelend psychiater overgelegd. Uit de gedingstukken kan de rechtbank niet opmaken dat verweerder iets met deze informatie heeft gedaan, terwijl naar het oordeel van de rechtbank nader onderzoek naar de passendheid van de toegekende voorziening niet had mogen uitblijven. Uit de tweede verklaring van de psychiater blijkt het volgende:
“Zoals het nu gaat (thuis wonend met veel hulp vanuit Cordaan en begeleiding met zijn studie) zal eiser waarschijnlijk niet in staat zijn om ooit zelfstandig een huishouden te voeren. Er is duidelijk meer nodig. Namelijk hulp in een RIBW om het nog meer stapsgewijs aan te leren meer zelfstandig te worden. Voor de relatie met zijn moeder en haar vriend is het erg nadelig als hij nog lang thuis blijft wonen.”
De rechtbank overweegt dat aan deze verklaring door de behandelend psychiater niet zonder meer voorbij kan worden gegaan, temeer niet nu dit kennelijk inhoudelijk hetzelfde advies lijkt te zijn dat eerder in het advies van de GGD is genegeerd. Verweerder dient de verklaring van de psychiater alsnog voor te leggen aan een medisch adviseur. Voorts dient te worden meegenomen dat ambulante ondersteuning aan eiser via Cordaan vermoedelijk geen optie meer is, nu Cordaan de begeleiding eenzijdig heeft beëindigd.
5.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of voor toepassing van de bestuurlijke lus, omdat zij hiervoor over onvoldoende gegevens beschikt. De rechtbank begrijpt weliswaar moeders wens dat de rechtbank zelf in de zaak moet voorzien, maar de rechtbank geeft verweerder toch eerst de kans om zelf een zorgvuldig onderzoek te (laten) doen door een medisch adviseur waarbij alle benodigde gegevens betrokken worden. De rechtbank kan een dergelijk onderzoek niet zelf doen, dat is aan verweerder. Zo lijkt uit de (schriftelijke) verklaring van moeder te kunnen worden opgemaakt dat er ook nog een rapport is over eisers intelligentieniveau dat tot nu toe niet is opgevraagd door verweerder, dan wel is meegenomen in het onderzoek door verweerder.
5.2.
Verweerder zal opnieuw onderzoek moeten doen op een wijze als beschreven in 4.3. tot en met 4.8. en op basis van de resultaten van dit onderzoek een nieuw besluit moeten nemen. Voor zover verweerder besluit om aan eiser een maatwerkvoorziening te verstrekken, zal hierbij ook de mogelijkheid van een pgb aan de orde moeten komen, indien dat wenselijk blijkt.
Conclusie
6.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.2.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden begroot op € 1.518,- (één punt voor het beroepschrift en één punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 759,-).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 4 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- (zegge: vijftig euro) aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,- (zegge: duizend vijfhonderd achttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 oktober 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juni 2022 met nummer ECLI:NL:CRVB:2022:1430, te vinden via www.rechtspraak.nl