ECLI:NL:RBAMS:2022:6184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
21-6058
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag financiële tegemoetkoming verhuizing op basis van medische noodzaak

Op 19 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar vader, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting, omdat haar vader meende dat een verhuizing medisch noodzakelijk was vanwege de gezondheidssituatie van zijn dochter. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen objectieve medische informatie was overgelegd die de afwijzing van de aanvraag door verweerder kon onderbouwen. Verweerder had de aanvraag afgewezen op basis van een advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB), dat concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor de verhuizing. De vader van eiseres voerde aan dat zijn dochter na een heupoperatie nog steeds pijnklachten had en dat de huidige woning op de vierde verdieping niet geschikt was voor haar herstel. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich op het IAB-advies had mogen baseren en dat het aan de aanvrager was om met medische stukken aan te tonen dat het advies onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen grond was voor een vergoeding van proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter A.K. Glerum, in aanwezigheid van griffier P. Tanis.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/6058

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Gungormez)
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Zitting

1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 2 november 2021 op 19 september 2022 op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de vader van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De vader van eiseres werd bijgestaan door een tolk in de Turkse taal, [de persoon] , die telefonisch aan de zitting heeft deelgenomen.
1.2.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hieronder is de motivering van de beslissing vermeld. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Overwegingen

3.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag om een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting. De vader van eiseres wil dat er een andere woning voor zijn gezin beschikbaar komt, gelijkvloers of met lift, in verband met de medische situatie van zijn dochter.
3.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 februari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 november 2021 op het bezwaar is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3.3.
Eén van de vereisten om in aanmerking te kunnen komen voor een verhuiskostenvergoeding is dat verhuizing medisch noodzakelijk moet zijn, wegens beperkingen in het normale gebruik van de woning. Verweerder concludeert op basis van het advies van zijn medisch adviesorgaan, het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) van 18 maart 20212, dat er in de situatie van eiser geen sprake is van die medische noodzaak.
3.4.
De vader van eiseres heeft namens zijn dochter aangevoerd dat een verhuizing naar een gelijkvloerse woning, of een woning met een lift, wel medisch noodzakelijk is. Na de heupoperatie heeft zijn dochter nog steeds pijnklachten bij lichamelijke inspanning, zoals traplopen. Om die reden doet zij op school bijvoorbeeld ook niet mee met bepaalde gymlessen. Het is niet goed voor haar gezondheid om in de huidige woning te blijven wonen. De woning zit op vier hoog en zij moet daardoor veel trappen lopen.
3.5.
De rechtbank is evenwel van oordeel, dat verweerder zich op het advies van het IAB heeft mogen baseren en de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Op grond van vaste rechtspraak van de hoger beroepsrechter mag verweerder zich bij het nemen van besluiten in zaken over de Wet maatschappelijke ondersteuning baseren op een medisch advies als dit zorgvuldig tot stand is gekomen, inzichtelijk is en begrijpelijk is gemotiveerd. Het is dan vervolgens aan de aanvrager om door middel van medische stukken aannemelijk te maken dat het medisch
advies niet klopt. [1]
3.6.
De rechtbank begrijpt dat de vader van eiseres bezorgd is over de medische situatie van zijn dochter. Hij vreest dat zij in de huidige woning niet goed kan herstellen van de heupoperatie en dat haar klachten zullen verergeren. Uit het IAB rapport blijkt echter dat de verwachting is dat deze klachten door middel van fysiotherapie en oefeningen verholpen kunnen worden. De vader van eiseres heeft toegelicht dat ook de huidige arts en fysiotherapeut er van uit lijken te gaan dat het goed zal komen, maar dat hij geen vertrouwen in de artsen heeft, omdat zij de aandoening aan de heup van zijn dochter eerder ook al niet op tijd hebben geconstateerd. Dit gebrek aan vertrouwen is invoelbaar, maar doet er niet aan af dat er dus geen objectieve (medische) informatie is overgelegd waaruit blijkt dat het IAB de medische situatie onjuist heeft ingeschat. Zonder dergelijke objectieve gegevens is het besluit van de gemeente in redelijkheid genomen. De verklaringen van de vader van eiseres over de pijnklachten van zijn dochter maken dit niet anders.

Conclusie en gevolgen

4. De aanvraag is terecht afgewezen en het beroep is ongegrond. Bij deze stand van zaken is er geen grond voor een vergoeding van proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022 door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning
4.8.1 Financiële tegemoetkoming verhuizen
a Productbeschrijving
Een tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing, inclusief de inrichting, is een forfaitair bedrag dat wordt toegekend aan
a. een persoon met beperkingen bij verhuizing naar een geschikte, eventueel nog te verbouwen woning of een interim woning;
b Voorwaarden voor verstrekking
Aan persoon met beperkingen
a. Wegens beperkingen in het normale gebruik is verhuizing medisch noodzakelijk. Er moet zijn vastgesteld dat wegens beperkingen in het normale gebruik van de woning verhuizing medisch noodzakelijk is. Van noodzaak is slechts sprake indien de beperkingen niet te voorzien waren, doordat ze bijvoorbeeld plotseling ontstaan zijn en het normale gebruik van de woning daadwerkelijk belemmeren. Hiervan kan sprake zijn als er een rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden (naar objectieve medische maatstaf aanwezige) beperkingen en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door de persoon met beperkingen bewoonde woning. De beperkingen moeten voorts in of bij de woning zelf (waaronder ook de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 6 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:466