Overwegingen
Wat aan deze procedure vooraf ging
1. De gitaar is in 2014 vervaardigd in de Verenigde Staten en bevat onder andere de houtsoort Rio pallisander (Dalbergia nigra). In 2015 is de gitaar geëxporteerd naar België en vandaar vervoerd naar [bedrijf] in [plaats] . Daar heeft [naam 4] de gitaar gekocht, waarna [naam 1] op naam van zijn vennootschap de gitaar in 2021 van hem heeft gekocht. In verband met een voorgenomen reis naar Curaçao, waar de gitaar voor betaalde optredens zou worden gebruikt, heeft [naam 1] (steeds handelend namens zijn vennootschap) op 9 juni 2021 een zogenoemde CITES vergunning -ook wel een Muziekinstrumentencertificaat (MIC)- aangevraagd. Op 8 juli 2021 heeft de minister de aanvraag afgewezen, omdat [naam 1] de gitaar heeft overgenomen zonder EU-certificaat. Tegen deze beslissing zijn geen rechtsmiddelen ingesteld.
2. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft op 29 oktober 2021 een inspectie uitgevoerd om de legale herkomst van de gitaar vast te stellen. Op basis van de resultaten uit dit onderzoek heeft de minister met het primaire besluit met spoed bestuursdwang zonder voorafgaande last toegepast en de gitaar in bewaring genomen, omdat [naam 1] de gitaar zonder EU-certificaat heeft verkregen en in bezit heeft. De minister heeft laten weten voornemens te zijn de gitaar op 10 maart 2022 te schenken aan een derde of te vernietigen. [naam 1] heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard. Hij heeft daarbij nog overwogen dat legalisatie niet kan worden gerealiseerd, omdat een EU-certificaat niet achteraf kan worden verleend. Al zou de legale herkomst van de gitaar kunnen worden aangetoond, dan neemt dat de onrechtmatige verkrijging en het bezit ervan niet weg, aangezien het EU-certificaat niet alsnog kan worden verstrekt.
4. De minister heeft de termijn voor bewaring van de gitaar verlengd voor de duur van deze gerechtelijke procedure.
5. [naam 1] heeft, namens zijn vennootschap, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarop hierna zal worden ingegaan.
Toepasselijke regelgeving
6. Dier- en plantsoorten in het wild die (mede) door handel worden bedreigd met uitsterven, hebben een beschermde status gekregen op grond van het CITES-verdrag.Dit verdrag is in de Europese Unie uitgewerkt in de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 (de Basisverordening) en de Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 (de Uitvoeringsverordening). Het doel van de Basisverordening is om in het wild levende dieren- en plantensoorten te beschermen en in stand te houden door de controle op het desbetreffende handelsverkeer overeenkomstig de bepalingen van de Basisverordening.De Nederlandse wetgever heeft de Europese CITES-regelgeving neergelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb) en verder uitgewerkt in het Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb).
7. Dalbergia nigra staat op Bijlage A van de Basisverordening. Op grond van artikel 8, eerste lid, van die Basisverordening is het verboden om handelsactiviteiten te verrichten met Bijlage A specimens. Op grond van artikel 3.37, eerste lid, van de Wnb in combinatie met artikel 3.14, onder a, van de Rnb is in strijd handelen met artikel 8, eerste lid, van de Basisverordening verboden. Op grond van artikel 8, derde lid, van de Basisverordening kan een ontheffing worden verleend van de in het eerste lid genoemde verbodsbepalingen door afgifte van een daartoe strekkend EU- certificaat. Op grond van artikel 3.24, tweede lid, van het Bnb in combinatie met artikel 3.38, eerste lid, van de Wnb is het verboden specimens van soorten genoemd in Bijlage A van de Basisverordening onder zich te hebben. Op grond van artikel 3.20, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a sub 1º van de Rnb wordt een vrijstelling verleend van het voornoemde verbod indien de specimen aantoonbaar met inachtneming van de Basisverordening en de Uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen.
Beoordeling door de rechtbank
8. Niet in geschil is dat [naam 1] de gitaar in 2021 zonder EU-certificaat heeft verkregen en onder zich heeft. Daarmee staat vast dat sprake is van strijd met de regels zoals hiervoor onder 7 weergegeven en daarmee van een overtreding van die regels. De stelling van [naam 1] dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de Belgische invoervergunning het op grond van artikel 8, derde lid, van de Basisverordening vereiste EU-certificaat was, kan hem niet baten. Gelet op de tekst van deze invoervergunning en de op de vergunning genoemde geldigheidsdatum tot en met 23 augustus 2015, had [naam 1] moeten begrijpen dat de invoervergunning niet het EU-certificaat was.
9. In geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, zal, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
10. Op grond van artikel 16 van de Basisverordening, in combinatie met artikel 7.2, tweede lid, van de Wnb en titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bevoegdheid tot handhaving neergelegd bij de minister.
Concreet zicht op legalisering
11. [naam 1] stelt zich op het standpunt dat het EU-certificaat achteraf nog kan worden verleend. Deze stelling gaat niet op. Al in 2010 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het volgende bepaald: “
Uit het samenstel van deze bepalingen[artikel 8, eerste en derde lid, van de Basisverordening, rechtbank]
volgt dat voorafgaand aan het verrichten van de handeling, in dit geval de aankoop van (…), ontheffing door afgifte van een certificaat is vereist. Noch in artikel 8 noch elders in de Basisverordening of in de Uitvoeringsverordening is bepaald dat een dergelijk certificaat ook na de aankoop kan worden afgegeven. De mogelijkheid om achteraf certificaten te verlenen zou ook afbreuk doen aan het doel van de Basisverordening, namelijk het verzekeren van een vollediger bescherming van de in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de minister in uitzonderlijke gevallen wel de bevoegdheid heeft om achteraf een certificaat af te geven.”
Dat CITES-MA België geen bezwaar heeft tegen het alsnog verstrekken van een EU-certificaat door de Nederlandse CITES-autoriteiten, betekent, anders dan [naam 1] kennelijk meent, niet dat die -in strijd met de wet- alsnog zo een certificaat moeten verlenen.
12. Voor zover [naam 1] stelt dat in een eerder geval door de minister coulance is verleend aan hem en een EU-certificaat dus wel achteraf kan worden verleend, overweegt de rechtbank het volgende. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat het in dat eerdere geval ging om een MIC dat toen alsnog is verleend ondanks het ontbreken van een EU-certificaat. Een EU-certificaat is toen niet alsnog verstrekt. Verder heeft de minister op zitting toegelicht dat in dat eerdere geval [naam 1] optrad als particulier en dat verweerder dan nog wel eens coulance wil betrachten. Hierbij komt dat dit eerdere geval de eerste keer was dat [naam 1] de regels niet had nageleefd en in overtreding was.
13. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met het eerdere geval dat [naam 1] heeft aangehaald, geen sprake is van een vergelijkbaar geval. Bovendien is [naam 1] er bij de verlening van die MIC op 14 juli 2017 op gewezen dat hij “
in het vervolg moet controleren of er een geldig EU-certificaat aanwezig is, vóórdat[hij]
een specimen overneemt welke op bijlage A van CITES staat.”
14. [naam 1] stelt zich op het standpunt dat de inbeslagname van de gitaar een disproportionele maatregel is. Volgens [naam 1] is door de inbeslagname geen sprake meer van onrechtmatig bezit en kan de minister overwegen de gitaar aan hem te schenken. De minister had in plaats van de gitaar in beslag te nemen er ook voor kunnen kiezen een boete op te leggen. De minister heeft hier tegenover gesteld dat voor het opleggen van een boete in dit geval geen wettelijk kader is en dat een boete daarnaast indruist tegen de strekking en het doel van de CITES-regels. Het gaat om een specimen op bijlage A van de Basisverordening waarop de meest beschermde specimens staan. Met het onvergund verkrijgen en bezitten van de gitaar door [naam 1] was sprake van een illegale situatie die moest worden opgeheven. Indien de gitaar aan [naam 1] zou worden teruggegeven, zou de overtreder beloond worden, aldus de minister.
15. De rechtbank is van oordeel dat voor schenking van de gitaar aan [naam 1] of het opleggen van een boete in plaats van inbeslagname van de gitaar geen plaats is. Op grond van artikel 16, eerste lid, onder j in samenhang met de verbodsbepaling van artikel 8, eerste lid, van de Basisverordening was de minister gehouden een sanctie op te leggen. De inbeslagname was de enige maatregel om het onrechtmatige bezit van de gitaar op te heffen. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat die maatregel daarom passend is in de zin van artikel 16, tweede lid, van de Basisverordening. Op grond van artikel 8, zesde lid, van de Basisverordening mogen specimens op bijlage B tot en met D worden verkocht op voorwaarde dat zij niet mogen terugkeren naar degene bij wie zij in beslag zijn genomen. Aangezien op bijlage B tot en met D minder beschermde specimens staan dan op bijlage A, is de rechtbank met de minister van oordeel dat schenking van een in beslag genomen specimen van Bijlage A aan degene bij wie het in beslag genomen is, niet mogelijk is.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.