Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1972, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft de betrokkene niet kunnen horen tijdens de mondelinge behandeling op 31 maart 2022, omdat zij weigerde vertegenwoordigd te worden door haar advocaat. De rechtbank besloot om het verzoek gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van zes maanden, in plaats van de verzochte twaalf maanden, en het resterende deel aan te houden voor een tussentijdse evaluatie. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was van de psychische stoornis van de betrokkene, die leidde tot ernstig nadeel en maatschappelijke teloorgang. De raadsman van de betrokkene voerde aan dat zij wilsbekwaam was en dat er geen ernstig nadeel was, maar de rechtbank ging hier niet in mee. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene niet wilsbekwaam was, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij in staat was om een redelijke waardering van haar belangen te maken. De rechtbank heeft het resterende deel van het verzoek afgewezen, omdat er geen ernstig nadeel meer was in de vorm van levensgevaar of ernstig nadeel voor een ander. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de rechter, met de griffier aanwezig.