ECLI:NL:RBAMS:2022:5915

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
13/087510-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van bierkrat in Amsterdam met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2022 in Amsterdam een krat bier en bierflesjes heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op het moment van de feiten gedetineerd. Tijdens de zitting op 6 juli 2022 heeft de officier van justitie, mr. drs. C. Nij Bijvank, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het krat bier in zijn handen had en daarmee de feitelijke heerschappij over het krat had, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voltooide diefstal. De verdediging stelde dat er enkel sprake was van een poging tot diefstal, maar dit werd door de rechtbank verworpen.

De rechtbank achtte de diefstal bewezen en oordeelde dat het feit strafbaar was. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zou krijgen voor de duur van twee jaren. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de strafmaat, maar vroeg om aandacht voor de problematiek van de verdachte, die verslaafd was aan opiaten en hulp nodig had. De rechtbank heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals de adviezen van de reclassering, en besloot de ISD-maatregel op te leggen voor de maximale termijn van twee jaren, met de nadruk op resocialisatie.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal en kreeg de ISD-maatregel opgelegd, waarbij de rechtbank de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht niet in mindering bracht op de duur van de maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/087510-22
Datum uitspraak: 20 juli 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [penitentiaire inrichting 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. drs. C. Nij Bijvank, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 7 april 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan primair diefstal van een krat of bierflesjes en subsidiair een poging tot diefstal van een krat of bierflesjes.
De tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagebij dit vonnis.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Aangezien verdachte het krat al in zijn handen had, had hij de heerschappij erover en dat betekent dat sprake is van een voltooide diefstal.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een poging tot diefstal. Verdachte bevond zich met het krat bier in een afgesloten tuin zodat hij niet de feitelijke heerschappij over het krat had.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt het primair tenlastegelegde feit (voltooide diefstal) bewezen. Verdachte liep met het krat in zijn handen weg toen hij aangever zag en daarmee was het krat aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Daaraan doet niet af dat verdachte zich met het krat nog in de tuin bevond en de tuindeur was afgesloten. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Primair
op 7 april 2022 te Amsterdam een krat en bierflesjes die aan [persoon] ,
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Verdachte wil graag een ISD-maatregel opgelegd krijgen. Hij is verslaafd geraakt aan opiaten en hij krijgt pas hulp als hij vast zit. De raadsman heeft verzocht om in het vonnis op te nemen dat bij oplegging van de ISD-maatregel de behandeling van de problematiek van verdachte voorop moet staan zolang zijn asielprocedure nog loopt en zijn asielaanvraag niet is afgewezen. Zolang verdachte gelet op zijn huidige status rechtmatig in Nederland verblijft kunnen de inspanningen in het kader van de ISD-maatregel niet gericht zijn op repatriëring of op het voorbereiden van terugkeer naar het land van herkomst. Dat zou in strijd zijn met artikel 8 onder f en g van de Vreemdelingenwet 2000. De ISD-maatregel moet gericht zijn op resocialisatie tenzij zijn asielaanvraag wordt afgewezen. Verdachte is gemotiveerd om zijn problemen aan te pakken en om te werken. Dat maakt dat de ISD-maatregel succesvol zou kunnen zijn. Het asielverzoek heeft bovendien een aardige kans van slagen gelet op het huidige politieke klimaat in [land van herkomst] en de haat tegen mensen van de LHBTI [1] -gemeenschap. Die haat is ingegeven vanuit politici, terwijl de rechtelijke macht niet onafhankelijk is van de politici (ECLI:NL:RBDHA:2022:4848).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 28 april 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Gebleken is dat betrokkene kampt met een drugsverslaving (methadon), hetgeen delict gerelateerd lijkt te zijn. Hij pleegt vermogensdelicten om zich in zijn basisbehoeften en middelengebruik te kunnen voorzien.
Risicofactoren voor delictgedrag zijn tevens het gegeven dat betrokkene niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats, een structureel inkomen en een adequate dagbesteding. Daarnaast lijkt het hem te ontbreken aan een steunend sociaal netwerk. Een stabiel bestaan in Nederland opbouwen is echter niet meer mogelijk daar uit informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat betrokkene in 2010 ongewenst is verklaard. Betrokkene verblijft derhalve onrechtmatig in Nederland. Betrokkene heeft echter op basis van zijn seksuele geaardheid (biseksueel) asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij in [land van herkomst] niet veilig zou zijn. Het is ons op dit moment niet duidelijk wanneer deze procedure met betrekking tot de asielaanvraag is afgerond. Zolang betrokkene zonder legale status in Nederland verblijft, blijft zijn toekomstperspectief uitzichtloos en zal het recidiverisico ons inziens hoog blijven. Een reclasseringstoezicht is niet uitvoerbaar, aangezien
betrokkene vanwege zijn status geen aanspraak kan maken op structurele hulpverlening en sociale voorzieningen.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 23 juni 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt
–zakelijk weergegeven– onder meer het volgende in:
De IND had aanvankelijk de asielaanvraag van betrokkene afgewezen, maar de afwijzing bleek volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd, blijkt uit referenteninformatie van de IND en Vreemdelingenpolitie (AVIM). De IND zal derhalve een nieuw besluit moeten nemen, maar onduidelijk is wanneer dit besluit genomen zal worden. Dit maakt dat de omstandigheden van betrokkene ongewijzigd blijven en dat een onvoorwaardelijke ISD maatregel die vooralsnog is gericht op repatriëring naar [land van herkomst] in plaats van re-integratie onvermijdelijk is. Duidelijk is dat betrokkene beschikt over voldoende zelfinzicht en gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven. Hij erkent dat hij zonder adequate hulp terugvalt in middelengebruik en delictgedrag daar het hem buiten detentie ontbreekt aan stabiliteit in zijn leefomstandigheden. Betrokkene staat binnen een eventuele ISD-maatregel open voor een behandeltraject gericht op zijn middelengebruik en trauma’s uit zijn verleden. Tevens wil hij scholing volgen en handvatten ontvangen om structuur en regelmaat in zijn leven te bewerkstelligen en te behouden, zodat hij na detentie een delictvrij bestaan kan leiden.
Wat betreft EU-onderdanen zonder rechtmatige verblijfsstatus die tevens voldoen aan de ISD criteria bestaat de mogelijkheid voor een plaatsing in de [penitentiaire inrichting 2] , de zogenaamde ISD-VRIS. De invulling van de onvoorwaardelijke ISD maatregel is in dit geval niet gericht op resocialisatie, maar op repatriëring en zal een punitief karakter hebben; welke uitgevoerd kan worden in [penitentiaire inrichting 2] . Dit betekent echter niet dat er tijdens de intramurale fase geen zorg geleverd kan worden. Vanuit resocialisatieoogpunt kan betrokkene binnen de VRIS-ISD hulp
ontvangen gericht op abstinentie/beheersbaarheid middelengebruik en psychische problematiek, zodat dit zou kunnen bijdragen aan stabiliteit bij zijn terugkeer in [land van herkomst] . Binnen [penitentiaire inrichting 2] is sprake van intramurale verslavingszorg. Mocht de asielvraag gedurende zijn ISD-VRIS maatregel worden toegekend dan zal betrokkene ook in aanmerking komen voor de extramurale fase, waardoor er gewerkt kan worden aan zijn re-integratie in Nederland.
Het risico op recidive is hoog.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 6 juli 2022 reclasseringswerker [reclasseringswerker 2] , verbonden aan Reclassering Leger des Heils te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft verklaard achter het advies tot oplegging van de ISD-maatregel te staan.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juni 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 7 april 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf (parketnummers 13/004568-22, 13/034157-21 en 13/047940-21), terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens voornoemd uittreksel is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Anders dan het advies van de reclassering, geeft de rechtbank in overweging dat gelet op het feit dat verdachte momenteel in Nederland mag verblijven, binnen de ISD toegewerkt moet worden naar resocialisatie en dat de intra- en extramurale fasen worden doorlopen, tenzij gedurende de ISD-maatregel zijn status wijzigt in die zin dat hij vanaf dat moment onrechtmatig in Nederland zal verblijven.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en B. Atakan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2022.
[...]

Voetnoten

1.De afkorting LHBTI staat voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen.