ECLI:NL:RBAMS:2022:5906

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
9424722 CV EXPL 21-12789
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst op grond van dwaling door onjuiste inlichtingen over inkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De kern van de zaak betreft de vraag of de huurovereenkomst tussen Eigen Haard en de gedaagden rechtsgeldig is vernietigd op basis van dwaling. De eiseres, Eigen Haard, stelde dat de gedaagden onjuiste inlichtingen hebben verstrekt over het inkomen van [gedaagde 2], wat heeft geleid tot de toewijzing van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij voldeden aan de inkomenseisen die golden voor de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden onjuiste informatie hebben verstrekt, wat heeft geleid tot de vernietiging van de huurovereenkomst per 22 april 2021. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld om het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen en de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van het civiele recht en betreft een enkelvoudige procedure.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9424722 CV EXPL 21-12789
vonnis van: 25 oktober 2022
fno.: 33806
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de stichting Woningstichting Eigen Haard
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Eigen Haard
gemachtigde: mr. T.W. Jaburg
t e g e n

1.[gedaagde 1]

wonende te [woonplaats]
nader te noemen: [gedaagde 1]
gemachtigde: mr. A.W. van Dalen

2.[gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]
nader te noemen: [gedaagde 2]
gemachtigde: mr. R.A.P. de Jager,
gedaagden.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 17 mei 2022 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft [gedaagde 2] bewijs geleverd van haar inkomen over 2020.
Eigen Haard heeft bij antwoordakte gereageerd op de door [gedaagde 2] overgelegd stukken.
[gedaagde 1] heeft bij akte gereageerd op de akte van Eigen Haard.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Beoordeling
In deze procedure gaat het om de vraag of Eigen Haard de tussen partijen gesloten huurovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van dwaling en/of bedrog, dan wel of de rechter de huurovereenkomst op die grond moet vernietigen.
Artikel 6:228 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten.
3. De “inlichting” waar het hier om gaat, betreft de informatie die [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
volgens Eigen Haard aan haar hebben verstrekt over het inkomen van [gedaagde 2] . Zij zijn in de gelegenheid gesteld gegevens te verstrekken die zij voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst hebben ingediend met betrekking tot het inkomen van [gedaagde 2] .
4. [gedaagde 2] heeft bij akte een arbeidsovereenkomst overgelegd waaruit blijkt dat zij met ingang van 1 juni 2019 voor de duur van zeven maanden werkzaam was voor Sodexo Altys B.V. in de functie van receptioniste II op basis van 27,5 uur per week. Tevens is een verklaring van de belastingdienst overgelegd van 22 mei 2022 waarin wordt vermeld dat op 18 februari 2021 een inkomen van [gedaagde 2] over 2020 is geregistreerd van € 18.356,00. [gedaagde 2] voert aan dat zij het gehuurde heeft toegewezen gekregen na indiening van deze stukken bij Eigen Haard.
5. Eigen Haard heeft gesteld dat de verklaring van de belastingdienst dateert van na de ingangsdatum van de huurovereenkomst en dus niet bij haar kan zijn ingediend. Met de door [gedaagde 2] overgelegde arbeidsovereenkomst, die afloopt op 1 januari 2020 terwijl de huurovereenkomst ingaat 10 oktober 2020, heeft [gedaagde 2] onvoldoende onderbouwd dat zij aan de inkomenstoets, nodig voor het aangaan van de huurovereenkomst, voldeed. Op basis van enkel dit document, tezamen met de documenten van [gedaagde 1] , zou Eigen Haard de huurovereenkomst niet zijn aangegaan, aldus Eigen Haard.
6. De kantonrechter volgt deze stelling van Eigen Haard. Uit de advertentietekst volgt namelijk dat voor het gehuurde in aanmerking kwamen huishoudens met een bruto jaarinkomen van minimaal € 40.275,00 en maximaal € 61.707,00. De inkomsten van [gedaagde 1] , zoals die volgen uit de door haar overgelegde stukken, bedroegen over 2019 € 15.682,00 (jaarinkomen) en € 1.266,41 bruto per maand over de maanden juli tot en met september 2020. De inkomsten van [gedaagde 1] tezamen met die van [gedaagde 2] waren daarmee ontoereikend om te voldoen aan de inkomenseis die gold om in aanmerking te kunnen komen voor het gehuurde.
7. Verder is nog aangevoerd dat Eigen Haard destijds het gehuurde toch aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft toegewezen, ook al voldeed hun inkomen niet aan de inkomenseis. In het licht van de toelichting van Eigen Haard dat strikt wordt vastgehouden aan de gestelde inkomenseisen en dat bij de beoordeling van de inkomensgegevens het zogenoemde ‘vierogenprincipe’ geldt, hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dit verweer onvoldoende feitelijk onderbouwd zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
8. Dat er valse gegevens over het inkomen van [gedaagde 2] zijn aangeleverd, heeft Eigen Haard als volgt onderbouwd. Vast staat dat op de computer van een derde een vervalste werkgeversverklaring en salarisspecificaties alsmede een betaalbewijs van een salarisbetaling en een jaaropgave op naam van [gedaagde 2] zijn aangetroffen, terwijl het betreffende bedrijf niet bestaat. Daarnaast zijn een werkgeversverklaring en een overzicht van loonbetalingen op naam van [gedaagde 2] aangetroffen op naam van een bedrijf dat heeft verklaard dat [gedaagde 2] niet bekend is en niet bij dit bedrijf gewerkt heeft.
9. Met het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien heeft Eigen Haard haar stelling dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] deze gegevens met betrekking tot het inkomen van [gedaagde 2] destijds moeten hebben ingediend, voldoende onderbouwd en hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daar onvoldoende tegenin gebracht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ook geen andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij destijds samen voldeden aan de inkomenseis.
10. De conclusie is dan ook dat het beroep op dwaling slaagt, nu vast staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onjuiste inlichtingen aan Eigen Haard hebben verstrekt over het inkomen van [gedaagde 2] , dat Eigen Haard mede op basis daarvan het gehuurde aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft toegewezen en dat zij dat bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gedaan. [gedaagde 1] is als medehuurder hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, zodat niet relevant is dat zij, zoals zij stelt, niet wist welke documenten [gedaagde 2] inleverde bij Eigen Haard.
11. Eigen Haard heeft de huurovereenkomst dus rechtsgeldig buitengerechtelijk
vernietigd bij brief van 22 april 2021. De gevorderde verklaring voor recht zal de kantonrechter daarom toewijzen.
12. Op grond van artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Dit betekent dat (achteraf bezien) tussen partijen geen huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zonder recht of titel in het gehuurde verblijven. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
13. De vordering ter zake van de ontruimingskosten is niet toewijsbaar, omdat die kosten pas na de uitspraak ontstaan en de omvang en de verschuldigdheid daarvan op dit moment nog niet vast staan.
14. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] worden als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen Eigen Haard en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ter zake het gehuurde aan het adres [adres] per 22 april 2021 op grond van dwaling buitengerechtelijk is vernietigd;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om het gehuurde binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en ter beschikking van Eigen Haard te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op:
exploot € 119,21
salaris € 374,00
griffierecht € 126,00
-----------------
totaal € 619,21
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.