Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.De feiten en het verzoek
Opmerking R-C m.b.t. wraking:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verdachte in een strafzaak, die zich niet kon vinden in de onpartijdigheid van de rechter-commissaris, mr. R.A.J. Hübel. De verdachte had op 16 augustus 2022 een verhoor ondergaan, waarna hij zijn advocaat vroeg om de rechter te wraken. De advocaat weigerde dit, waarna de verdachte zelf het wrakingsverzoek indiende. De verdachte stelde dat de rechter partijdig was ten opzichte van een andere betrokken persoon in de zaak, maar de rechter heeft dit ontkend.
De rechtbank heeft de processtukken bekeken, waaronder het proces-verbaal van het verhoor en het bevel tot bewaring. De beoordeling van de Wrakingskamer is dat een rechter op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering gewraakt kan worden, maar dat er voldoende gronden moeten zijn om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig is. De enkele stelling van de verdachte dat de rechter partijdig is, is volgens de Wrakingskamer onvoldoende om het verzoek te onderbouwen. Bovendien is het niet mogelijk om de gronden van het wrakingsverzoek aan te vullen na indiening, zoals bepaald in artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering.
De Wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking af te wijzen, en er is geen mogelijkheid voor de verdachte om tegen deze beslissing in beroep te gaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Wrakingskamer, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.