Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.1. De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en de gronden daarvan
5.5. De gronden van de beslissing
K.A. Brunner, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechtbank Amsterdam
Op 27 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich eerder als eiser had opgesteld in een civiele procedure met rolnummer 9401448 CV EXPL 21-12160. Het wrakingsverzoek was ingediend op 8 juni 2022, na een mondelinge behandeling op 7 februari 2022 en een vonnis dat op 19 april 2022 was gewezen door de rechter, mr. R. Kruisdijk. De verzoeker had geklaagd over de wijze waarop de rechter hem had bejegend tijdens de behandeling van zijn zaak en stelde dat de rechter vooringenomen was vanwege opmerkingen die hij had gemaakt tijdens de zitting.
De wrakingskamer heeft de ingediende stukken, waaronder een e-mailwisseling tussen de verzoeker en de klachtenfunctionaris van de rechtbank, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de rechter, die al een vonnis had gewezen, niet meer in de zaak kon worden gewraakt. Dit is in overeenstemming met artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een rechter die een zaak heeft behandeld, niet kan worden gewraakt. Daarom verklaarde de rechtbank het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter P.B. Martens en leden N.C.H. Blankevoort en K.A. Brunner, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open, zoals bepaald in artikel 39 lid 5 Rv.