In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige verdachte, geboren in 1998, die eerder was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De PIJ-maatregel was voor het laatst verlengd op 30 maart 2021 voor een periode van achttien maanden. De officier van justitie heeft op 18 juli 2022 een vordering ingediend om de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden te verlengen. Tijdens de behandeling van de vordering in raadkamer op 6 september 2022 zijn de standpunten van de partijen verkort weergegeven. De verdachte was het niet eens met de verlenging en verzocht om beëindiging van de maatregel, terwijl de officier van justitie volhardde in haar verzoek, verwijzend naar het hoge recidiverisico en negatieve ontwikkelingen in de afgelopen periode.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het advies van deskundigen en de processtukken. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de verdachte vereisen dat de termijn van de PIJ-maatregel met zes maanden wordt verlengd, in plaats van de twaalf maanden die door de officier van justitie was verzocht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de positieve vooruitgang die de verdachte had geboekt, maar ook met de zorgen over zijn motivatie en recente incidenten. De rechtbank heeft besloten om de vordering toe te wijzen voor een periode van zes maanden en heeft een tussentijdse beoordeling over zes maanden aangekondigd, waarin de voortgang van de verdachte zal worden geëvalueerd.