ECLI:NL:RBAMS:2022:5742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
13.741055.17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige verdachte, geboren in 1998, die eerder was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De PIJ-maatregel was voor het laatst verlengd op 30 maart 2021 voor een periode van achttien maanden. De officier van justitie heeft op 18 juli 2022 een vordering ingediend om de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden te verlengen. Tijdens de behandeling van de vordering in raadkamer op 6 september 2022 zijn de standpunten van de partijen verkort weergegeven. De verdachte was het niet eens met de verlenging en verzocht om beëindiging van de maatregel, terwijl de officier van justitie volhardde in haar verzoek, verwijzend naar het hoge recidiverisico en negatieve ontwikkelingen in de afgelopen periode.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het advies van deskundigen en de processtukken. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de verdachte vereisen dat de termijn van de PIJ-maatregel met zes maanden wordt verlengd, in plaats van de twaalf maanden die door de officier van justitie was verzocht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de positieve vooruitgang die de verdachte had geboekt, maar ook met de zorgen over zijn motivatie en recente incidenten. De rechtbank heeft besloten om de vordering toe te wijzen voor een periode van zes maanden en heeft een tussentijdse beoordeling over zes maanden aangekondigd, waarin de voortgang van de verdachte zal worden geëvalueerd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.741055.17
Beslissing op de op 18 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortestad] op [geboortedag] 1998,
verblijvende in [detentieplaats] .
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 21 februari 2018 werd veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: de PIJ-maatregel).
De PIJ-maatregel is laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank van 30 maart 2021 voor de duur van 18 maanden verlengd.
De inhoud van de vordering.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden.
De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 27 juni 2022 op grond van artikel 2:18 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen (waaronder de behandelaantekeningen van [naam] ).
De rechtbank heeft op 6 september 2022 de vordering in raadkamer behandeld. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Om deze reden zijn de standpunten van de partijen verkort weergegeven.
Gehoord zijn:
  • [verdachte], bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis,
  • de officier van justitie, mr. M.D. Braber,
- mevrouw [naam2], als behandelcoördinator verbonden aan de [detentieplaats],
- de vriendin van [verdachte].
De standpunten
Volgens genoemd advies dient de PIJ-maatregel met twaalf maanden te worden verlengd. Tijdens de zitting is de deskundige bij dit advies gebleven.
[verdachte] is het niet eens met het verlengingsadvies. Hij heeft verzocht om deze maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen, omdat hij geen behoefte meer heeft aan hulp en begeleiding. Hij vindt dat hij het zelf kan. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan hoopt [verdachte] dat de PIJ-maatregel voor een kortere duur wordt verlengd.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de inhoud van haar vordering, gelet op het advies van de deskundige, het hoge recidiverisico en de negatieve ontwikkelingen van de afgelopen periode.
De raadsvrouw heeft primair bepleit om de PIJ-maatregel met ingang van heden onvoorwaardelijk te beëindigen. Subsidiair heeft zij bepleit om de vordering van de officier van justitie voor een periode van zes maanden toe te wijzen, met aanhouding van het overige, zodat de rechtbank de voortgang van het traject (met name van de onbegeleide verloven) goed in de gaten kan houden.
De beoordeling
Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte] eisen dat de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met zes maanden wordt verlengd. De vordering wordt voor het overige aangehouden.
De rechtbank heeft bij beslissing van 30 maart 2021 de PIJ-maatregel verlengd met achttien maanden en daarbij de hoop uitgesproken dat - als veroordeelde de stijgende lijn die hij toen liet zien, zou voortzetten - de maatregel na afloop van de achttien maanden voorwaardelijk zou kunnen eindigen. Uit voormeld advies en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank gebleken dat [verdachte] die stijgende lijn onvoldoende heeft kunnen doorzetten. Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat het opstellen van een plan met een duidelijk toekomstscenario lastiger is gebleken dan verwacht. [verdachte] lijkt niet meer gemotiveerd te zijn voor de noodzakelijke behandelingen, hij gaat gedurende de dag zijn eigen gang en laat zich weinig aanspreken. Bij wat directere feedback kan hij nog steeds verbaal agressief reageren, hetgeen een onveilig gevoel oproept bij zijn begeleiders. Het lukt [verdachte] ook niet om meerdere therapieën naast elkaar te volgen, omdat hij snel overvraagd kan raken. Om die reden is [verdachte] pas onlangs gestart met schematherapie. Er is daarnaast onvoldoende voortgang ten aanzien van de dagbesteding. [verdachte] wil niet naar school. Bovendien is [verdachte] recent betrokken geraakt bij een incident op de groep. Hij zou geweld hebben gebruikt tegen een begeleider. [verdachte] ontkent stellig zijn betrokkenheid, maar inmiddels heeft de begeleider aangifte gedaan en zal het Openbaar Ministerie de komende periode de zaak onderzoeken. Naar aanleiding van dit incident is de eendaags onbegeleide verlofstatus van [verdachte] ingetrokken. Gelet op deze ontwikkelingen, het nog altijd hoge recidiverisico en de stappen die nog moeten worden doorlopen in het kader van de PIJ-maatregel is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde termijn van twaalf maanden in beginsel niet onredelijk is.
De rechtbank zal de vordering toewijzen, zij het voor een andere duur dan door de officier van justitie is verzocht en door de raadsvrouw subsidiair bepleit. Hoewel de stijgende lijn die [verdachte] in 2021 in zijn ontwikkeling liet gezien, onvoldoende is doorgezet, was blijkens voormeld advies wel sprake van voorzichtige positieve vooruitgang, zoals een regelmatige begeleide verlofgang. Inmiddels is [verdachte] ruim dertig keer, zonder problemen, begeleid op verlof geweest. [verdachte] ontwikkelt daarnaast schuld- en schaamtegevoelens en hij neemt steeds vaker zijn verantwoordelijkheid. De ingezette behandelingen zoals Leren van Delict, Brains4use, psychomotore therapie en schematherapie hebben ertoe geleid dat [verdachte] op zichzelf leert vertrouwen, meer rust weet te bewaren in stressvolle situaties en minder wantrouwen heeft jegens anderen. De rechtbank heeft begrip voor het standpunt van [verdachte] dat hij het gevoel heeft dat de PIJ-behandeling niet voorspoedig verloopt. In de afgelopen jaren heeft hij te maken gehad met vertragingen en beperkt aanbod van dagprogramma’s naar aanleiding van de coronacrisis en de wisseling van gedragswetenschappers. De rechtbank acht daarom een tussentijdse beoordeling over ongeveer zes maanden in het belang van [verdachte]. De deskundigen zullen tegen het eind van deze periode meer duidelijkheid hebben over de recente verdenking, de status van het onbegeleide verlof, de vervolgstappen die nog nodig zijn in zijn traject en het toekomstperspectief van [verdachte].
Beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[verdachte]voornoemd
met zes maanden;
- houdt de vordering voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting gelegen
vóór 28 februari 2023tegen welke zitting de veroordeelde, de raadsvrouw en de deskundige dienen te worden opgeroepen;
- bepaalt dat de deskundige
uiterlijk twee weken voorafgaand aan de voortgezette behandelingde rechtbank en de betrokkenen schriftelijk dient te informeren over de stand van zaken en het standpunt ten aanzien van het resterende deel van de vordering;
- draagt de officier van justitie op om de rechtbank tijdig te informeren of het aangehouden deel van de vordering wordt gehandhaafd.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. A.K. Mireku, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en R.H.G. Odink, rechters,
en mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2022.