ECLI:NL:RBAMS:2022:5712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 22/1317
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake handhavingsverzoek

In deze zaak heeft eiseres op 7 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiseres had op 11 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 2 september 2021, waarin haar verzoek om handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden aan een pand in Amsterdam was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en dat eiseres verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 569,25. De uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1317

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Beaufort),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder.

( [gemachtigde] )

Procesverloop

Eiseres heeft op 7 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.
Eiseres heeft gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft op 11 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 september 2021. Met dit besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen de bouwwerkzaamheden aan het pand gelegen aan de [adres] te Amsterdam afgewezen. Verweerder heeft nog niet op het bezwaar beslist.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden, dat eiseres verweerder na het verstrijken van die termijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken later beroep heeft ingediend.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Eiseres heeft de rechtbank niet verzocht om de door verweerder verbeurde dwangsom vast te stellen. Verweerder moet dit daarom alsnog doen.
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3] Verweerder heeft in het verweerschrift de verwachting uitgesproken dat het besluit eind april 2022 kan worden genomen. In reactie daarop heeft eiseres de rechtbank op 14 april 2022 bericht dat er een hoorzitting is geweest waarbij aan het licht is gekomen dat het constateringsrapport dat aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag ligt onvolledig is. Om die reden heeft de bezwaarcommissie het college verzocht om een nieuwe inspectie uit te laten voeren. Volgens eiseres is het niet aannemelijk dat verweerder voor eind april zal beslissen op het bezwaar en zij persisteert daarom in het beroep. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Omdat verweerder geen bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht kan de rechtbank niet beoordelen of verweerder langer de tijd nodig heeft om te beslissen. Om die reden oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak is verstuurd een besluit moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van
€ 759,-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 569,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb