6.1.3.Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van door de aannemers verleende giften die door verdachte zijn aangenomen. Dit zal zij doen per aannemer en vervolgens per vermeende gift. Als zij tot het oordeel komt dat sprake is geweest van een gift, zal zij vervolgens – onder 6.1.6. – bezien of de omvang, aard en frequentie van deze giften, beloften of diensten zodanig zijn dat deze niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om voor deze aannemers of één van hun bedrijven, een voorkeursbehandeling te verkrijgen. Daarbij zal de rechtbank ook bezien of er mogelijk contra-indicaties aanwezig zijn om dit aan te nemen.
[naam 1] , en/of [naam 2] ( [bedrijf 1] )
Tennistoernooi/lidmaatschap bij [sportcentrum]
De rechtbank vindt, met de officieren van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte op kosten van [bedrijf 1] heeft deelgenomen aan het tennistoernooi 2007/2008 bij tennis- en sportcentrum [sportcentrum] . Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Uitbouw woning door firma [bedrijf 10]
Firma [bedrijf 10] heeft op 8 mei 2005 een bestek/omschrijving gemaakt van uit te voeren werkzaamheden aan de woning [adres] . De werkzaamheden betroffen het plaatsen van een uitbouw aan die woning. De aanneemsom bedroeg € 23.951,02 inclusief btw.
Firma [bedrijf 10] heeft op 23 november 2005 een factuur opgemaakt gericht aan [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 12.785,- inclusief btw ( € 2.041,30). Als omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen: “
Het slopen en opnieuw maken van beton opstorten en diverse andere werkzaamheden volgens uw werkomschrijving in het rioolgemaal te [adres]”.
Op 13 december 2005 heeft Firma [bedrijf 10] een factuur opgemaakt gericht aan [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 11.766,68 inclusief btw (€ 1.878,71). Als omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen: “
Voor u uitgevoerd volgens opgave het verbouwen van het kantoor van [adres]”
.
[naam 14] van Firma [bedrijf 10] heeft verklaard dat hij vermoedelijk in 2005 is benaderd door [partner verdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [partner verdachte 1] ), de partner van verdachte, met het verzoek om de verbouwing te doen. Mogelijk is verdachte daar ook bij geweest. Verdachte heeft destijds tegen hem gezegd dat hij de facturen naar [bedrijf 1] moest sturen. Van te voren moest hij bellen om te vragen wat hij op de factuur moest zetten. Het moest onder een project worden weggeschreven. [naam 1] dicteerde dan wat hij op de factuur moest zetten.
Verdachte heeft bij de Rijksrecherche op 26 maart 2018 verklaard dat hij in 2002 op het adres [adres] is gaan wonen, samen met zijn toenmalige echtgenote [naam 15] . Hij heeft daar tot 2007/2008 gewoond.Over de uitbouw aan zijn woning heeft hij het volgende verklaard. Hij was [naam 1] in de Stopera tegengekomen. [naam 1] zei dat hij had gehoord dat verdachte zijn huis wilde verbouwen en vroeg of hij daarin iets zou kunnen betekenen. Hij wilde de verbouwing betalen en dan kon verdachte dit bedrag later terugbetalen. Het leek hem gunstiger als [bedrijf 1] het zou voorschieten, omdat Firma [bedrijf 10] en [bedrijf 1] “
het misschien onderling goedkoper zouden kunnen verrekenen. Het zou gaan om BTW of zoiets”.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op voorstel van [bedrijf 1] de verbouwing heeft laten uitvoeren door Firma [bedrijf 10] . Hij heeft het bedrag van de verbouwing, zonder btw, terugbetaald aan [naam 1] of diens vader.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte de uitbouw van de woning ter waarde van € 24.551,68 als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er was sprake van een lening van [bedrijf 1] aan verdachte, die later is afgelost. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hooguit sprake is geweest van een btw-voordeel.
Oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [naam 1] via zijn bedrijf [bedrijf 1] de door Firma [bedrijf 10] uitgevoerde verbouwing van de woning van verdachte heeft betaald. Verdachte heeft in zijn verhoor van 26 maart 2018 verklaard dat hij de kosten voor de verbouwing binnen een paar maanden contant aan [naam 1] heeft terugbetaald. Hoewel verdachte in zijn verklaring bij de Rijksrecherche wat vaag blijft, begrijpt de rechtbank dat verdachte bedoelde dat de verbouwing via [naam 1] is gelopen met het oog op een mogelijk btw-voordeel. Op de terechtzitting heeft verdachte meer expliciet verklaard dat het van meet af aan ging om het verkrijgen van btw-voordeel. De rechtbank kan dit niet uitsluiten en vindt het ook niet geheel onwaarschijnlijk. Op de twee facturen van Firma [bedrijf 10] aan [bedrijf 1] staan omschrijvingen die kennelijk bedoeld zijn om deze facturen in de boekhouding te kunnen wegschrijven. Deze wijze van administreren is op zichzelf niet in strijd met de verklaring van verdachte dat sprake is geweest van een btw-voordeel. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte bij de uitbouw van zijn woning van [naam 1] een gift heeft ontvangen ter hoogte van de over de verbouwing berekende btw, te weten een bedrag van € 3.920,01 (€ 2.041,30 + € 1.878,71).
Velux raam en Trespa van Firma [bedrijf 10]
Firma [bedrijf 10] heeft op 24 januari 2007 een bestek/omschrijving gemaakt van de uit te voeren werkzaamheden aan de woning van verdachte. Het betrof het plaatsen van een dakraam en het aanbrengen van Trespa beplating. De aanneemsom bedroeg € 1.883,- inclusief btw.Firma [bedrijf 10] heeft op 17 februari 2007 een factuur opgemaakt gericht aan [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 1.883,- inclusief btw. Als omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen:
Diverse timmerwerkzaamheden verricht. Gemeentelijk havenbedrijf herstellen kantoor loods 8.
[naam 14] van Firma [bedrijf 10] heeft verklaard dat de factuur door [bedrijf 1] is betaald. Verdachte had destijds tegen hem gezegd dat hij de facturen naar [bedrijf 1] moest sturen. Van te voren moest hij bellen om te vragen wat hij op de factuur moest zetten. Het moest onder een project worden weggeschreven. [naam 1] dicteerde dan wat hij op de factuur moest zetten.
Verdachte heeft op 26 maart 2018 verklaard dat de werkzaamheden destijds door Firma [bedrijf 10] zijn uitgevoerd en dat hij de kosten contant aan [naam 14] heeft betaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte de kosten voor het plaatsen van het dakraam en de Trespa beplating ter waarde van € 1.883,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Er was volgens hem sprake van een lening die later is afgelost. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hooguit sprake kan zijn geweest van een btw-voordeel te hoogte van € 300,65.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de genoemde werkzaamheden aan zijn woning als gift heeft aangenomen. Firma [bedrijf 10] heeft in 2007 een dakraam met Trespa beplating aangebracht in de woning van verdachte en zijn toenmalige echtgenote. Verdachte heeft destijds tegen [naam 14] gezegd dat hij de factuur naar [bedrijf 1] moest zenden, waarbij [naam 14] eerst contact met [naam 1] moest opnemen in verband met de omschrijving van de werkzaamheden op de factuur. Op de factuur van 17 februari 2007 is een omschrijving vermeld die niet in overeenstemming is met de werkelijkheid en kennelijk bedoeld is om deze factuur in de boekhouding van [bedrijf 1] te kunnen wegschrijven. De factuur is blijkens de verklaring van [naam 14] ook door [bedrijf 1] betaald. De verklaring van verdachte dat hij het bedrag contant aan [naam 14] heeft gegeven, is in strijd met de verklaring van [naam 14] en valt ook niet te rijmen met de factuur die is gericht aan [bedrijf 1] De rechtbank vindt de verklaring van verdachte daarom ongeloofwaardig. Ook van een lening of btw-voordeel, zoals door de raadsman gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Verdachte heeft dit zelf niet verklaard en ook het dossier bevat daarvoor geen aanknopingspunten.
Op 20 november 2006 stuurde [naam 16] een e-mail naar [naam 1] , met in de bijlagen informatie over een privé-lidmaatschap bij [club] alsook een inschrijfformulier. [naam 16] schreef daarbij: “
[naam 1] , Zo iets?”
Op 21 november 2006 stuurde [naam 17] , een collega van verdachte bij de gemeente Amsterdam, een e-mail naar het secretariaat van [club] met in de bijlage een ingevuld aanvraagformulier. [bedrijf 1] en verdachte stonden in de cc. In de e-mail schreef [naam 17] :
Het betreft een aanvraag privé-lidmaatschap plus 10-rittenkaart waarvan de factuur gestuurd dient te worden aan:
[bedrijf 1]
t.a.v. dhr. [naam 1]
(…)
Het privé-lidmaatschap dient aangevuld te worden met een 10-rittenkaart seizoen 2007.
De lidmaatschapgegevens plus 10-rittenkaart svp op naam stellen van:
dhr. [verdachte]
[adres]
[woonplaats]
De contributie voor opvolgende jaren opzelfde wijze verwerken tot wederopzegging.
Vanaf het e-mailadres van [bedrijf 1] kwam een half uur later de volgende reactie:
Misschien kun jer er ook nog bij vermelden dat ik liever geen verwijzing met naam op de factuur ontvang, alleen lidmaatschap 2007 oid.
Op 7 december 2007 stuurde [naam 1] een e-mail naar verdachte:
ter info, zo wil ik ‘m hebben!!!!
In de bijlagen zaten twee facturen. Eén factuur ten name van [bedrijf 1] met factuurdatum 22 november 2006. Op deze factuur stond handgeschreven “ [adres] ” en “ [adres] ”. De factuur zag op:
Speelvergoeding Actie-leden 2007 € 1367,92
Inschrijfgeld: € 471,70
[club] -bijdrage 2007 € 17
10 rittenkaart € 344,34
Totaal BTW
€ 311,04
Totaal € 2332
De tweede factuur van 4 december 2007 was gericht aan [verdachte] en zag op:
Speelvergoeding 2008, € 1300
[club] bijdrage 2008, € 16
Totaal € 1316
In de boekhouding van [bedrijf 1] is zowel in 2008 als 2009 een betaling aan [club] ingeboekt van € 1.341,-. In 2010 is € 1.366,- als betaling ingeboekt.
In de woning van verdachte is een lidmaatschapsovereenkomst aangetroffen tussen verdachte en [club] van 23 november 2006.Ook werd een brief van 29 januari 2007 aangetroffen van [club] aan verdachte met de tekst “
Aangezien de betaling binnen is ontvangt u hierbij de 10-rittenkaart”. Aan de brief zat een betalingsbewijs gehecht van 22 november 2006 voor € 365,- met daarop handgeschreven “
Aan [bedrijf 1]”.
Uit de betalingsgegevens van [club] blijkt dat [bedrijf 1] de volgende betalingen heeft verricht:
€ 2.332,- voor lidmaatschap en inschrijving op naam van [bedrijf 1] op 22 december 2006
€ 1.316,- voor lidmaatschap en [club] -registratie voor [verdachte] op 27 februari 2008.
€ 1.341,- voor lidmaatschap en [club] -registratie voor [verdachte] op 16 januari 2009.
€ 1.366,- voor lidmaatschap en [club] -registratie voor [verdachte] op 3 februari 2010.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij het lidmaatschap van [club] over de jaren 2007 tot en met 2010 als gift van [bedrijf 1] heeft aangenomen. Ook de 10-rittenkaart, maar daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte over de jaren 2007 tot en met 2010 het lidmaatschap van [club] , inclusief een 10-rittenkaart in 2007, ter waarde van respectievelijk € 2.332,-, € 1.316,-, € 1.341,- en € 1.366,- als giften heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar daarbij wel de opmerking geplaatst dat verdachte van collega’s had begrepen dat het destijds gebruikelijk was dat er af en toe iets voor hen werd betaald door een werkrelatie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte van [naam 1] het lidmaatschap van [club] over de jaren 2007 tot en met 2010, alsook het inschrijfgeld en de 10-rittenkaart, als giften heeft aangenomen. Deze giften zijn geheel ten laste gekomen van [bedrijf 1] De totale waarde van deze giften bedraagt € 6.355,- (€ 2.332,- + € 1.316,- + € 1.341,- + € 1.366,-).
[naam 3] en/of [naam 4] ( [bedrijf 2] )
(Ongeveer) € 100.000,-, althans een bedrag in verband met project [adres]
Op 31 augustus 2016 ontving de Rijksrecherche een brief van [naam 13] , waarin het volgende was te lezen:
Voor het winnen van de aanbesteding van een walmuurvernieuwing in het Centrum van Amsterdam (aan de [adres] ) is grof belastinggeld betaald. Het bedrijf [bedrijf 2] uit [plaats] heeft deze “gekregen”. Deze inschrijving is ca. 200.000,-- hoger dan dat het werk eigenlijk zou mogen kosten. Deze 2 ton zou worden gedeeld door 2 ambtenaren van de Gemeente werkzaam bij het Ingenieursbureau van de Gemeente Amsterdam. 100.000 voor de onlangs aangehouden ambtenaar [medeverdachte 1] en 100.000 voor projectmanager [verdachte] . Onvrede over een misgelopen promotie zou toentertijd reden voor deze laatste zijn om dit te doen. [medeverdachte 1] doet dit al jaren.
Op grond van deze brief werd nader onderzoek gedaan. Op de website van de gemeente Amsterdam stond informatie gepubliceerd over het betreffende project. Daaruit bleek dat ging om een project dat is gestart op 4 januari 2016 en dat ongeveer twee jaar heeft geduurd.
Uit het dossier blijkt dat verdachte destijds de projectmanager was en [medeverdachte 1] de werkvoorbereider. Het project werd in 2015 onderhands aanbesteed, waarbij drie bedrijven zijn benaderd: [bedrijf 2] , [bedrijf 6] en [bedrijf 11] De tender voor dit project werd op 3 augustus 2015 gepubliceerd en op 27 oktober 2015 werd beslist dat [bedrijf 2] het project mocht uitvoeren.
In een WhatsApp-bericht van 31 maart 2015, geruime tijd voor publicatie van de tender, liet verdachte aan [naam 8] weten dat [naam 3] (van [bedrijf 2] ) dit project moest gaan uitvoeren. Op 22 september 2015 liet hij aan [naam 8] weten dat [naam 3] de directieraming voor dit project wist, wat op dat moment nog vertrouwelijke informatie betrof.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 14 november 2017 werd € 63.735,- aan contanten aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben laten weten dat hoewel de hele gang van zaken schimmig is, er onvoldoende bewijs is dat verdachte in verband met het project [adres] een bedrag als gift heeft ontvangen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat verdachte en [medeverdachte 1] ervoor hebben gezorgd dat [bedrijf 2] het project [adres] gegund kreeg door haar uit te nodigen voorafgaand aan de aanbesteding samen met [bedrijf 6] en [bedrijf 11] en met de betrokken partijen af te spreken dat [bedrijf 2] de inschrijving zou “winnen”. Een persoon die zich in anonieme brieven aan de gemeente Amsterdam ‘ [naam 13] ’ noemt, stelt dat verdachte in verband met dit project € 100.000,- zou hebben ontvangen. [medeverdachte 1] zou hier een chalet ter waarde van ongeveer datzelfde bedrag aan over hebben gehouden. Hoewel duidelijk is dat rondom de meervoudig onderhandse aanbesteding van het project [adres] onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte in verband met dit project (ongeveer) € 100.000,-, dan wel enig ander bedrag heeft ontvangen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Meevaren tijdens SAIL 2010
Op 13 maart 2011 verstuurde de partner van [verdachte] , [partner verdachte 2] , een e-mail naar een vriendin. In deze e-mail schreef zij:
eten met vrienden was gezellig. Komen uit [plaats] (…) Met Sail kregen we toen een uitnodiging op een boot en toen bleek het ook met zijn viertjes erg te klikken.
Op een onder verdachte inbeslaggenomen gegevensdrager zijn foto’s aangetroffen in de map: (…)/ [mapnaam] . Op deze foto’s zijn verdachte en zijn partner te zien op een boot.[naam 3] heeft verklaard dat verdachte samen met zijn partner op 19 augustus 2010 heeft deelgenomen aan SAIL 2010. Ook hij staat afgebeeld op de foto’s in de hiervoor genoemde map.
Uit een door [partybedrijf] te [plaats] overgelegde agenda is op 19 augustus 2010 een lijst met gasten opgenomen, waaronder [naam 3] , met in totaal 27 personen.De totale kosten voor de huur van het schip bedroegen € 3.094,60.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2010 op uitnodiging van [bedrijf 2] samen met zijn partner heeft deelgenomen aan SAIL 2010, zonder daarvoor te betalen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte tijdens SAIL 2010 op kosten van [bedrijf 2] samen met zijn partner is meegevaren op een boot, ter waarde van € 114,61 per persoon.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen opzet gehad op het zich laten omkopen. Het is bovendien maar de vraag of verdachte in strijd met de gedragscode van de gemeente Amsterdam heeft gehandeld en of verdachte had moeten vermoeden dat [bedrijf 2] een tegensprestatie beoogde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met zijn partner tijdens SAIL 2010 hebben deelgenomen aan een boottocht ter waarde van € 229,22 (€ 3.094,60 \ 27 = € 114,61 x 2), bij wijze van gift van [naam 3] . Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het daarbij niet van belang is of verdachte zich moet hebben gerealiseerd dat hier concrete verwachtingen tegenover stonden.
Meevaren op ‘De Columbus’ tijdens SAIL 2015
Op de computer van de partner van verdachte werd een e-mail aangetroffen van 9 juli 2015 van [naam 3] van [bedrijf 2] Deze mail was doorgezonden vanaf het e-mailadres van verdachte. In deze e-mail schreef [naam 3] :
Beste Gasten,
Op zaterdag 22 augustus is het zover en gaan we naar Sail Amsterdam 2015. Wij kijken er nu al naar uit om samen met u te gaan varen op de “De Columbus” en er een gezellige avond van te maken.
Op een inbeslaggenomen harde schijf zijn foto’s aangetroffen in de map: Foto en films backup/DIVERSEN JAREN/2015/2015 08 22 SAIL. Op een foto is [partner verdachte 2] , de partner van verdachte, te zien samen met de partner van [medeverdachte 1] . Zij bevinden zich op een boot op het IJ in Amsterdam. Op een andere foto zijn verdachte en [medeverdachte 1] te zien, terwijl zij op een boot staan met een wijnglas in de hand.
Uit nadere informatie, verstrekt door [partybedrijf] blijkt dat [bedrijf 2] het schip De Columbus heeft gehuurd en met 20 personen naar SAIL 2015 is gevaren. De totale kosten van dit uitstapje betroffen € 2.236,-. Hiervan zag € 150,- op de bustransfer, waar verdachte en [partner verdachte 2] geen gebruik van hebben gemaakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn partner op uitnodiging van [bedrijf 2] aan SAIL 2015 heeft deelgenomen. [medeverdachte 1] en zijn vrouw waren er ook.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een bootreis voor hem en zijn partner, ter waarde van € 104,30 per persoon, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat het volgens hem maar de vraag is of het handelen van verdachte in strijd was met de gedragscode van de gemeente Amsterdam en hij in ieder geval geen opzet heeft gehad op het zich laten omkopen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte als gift heeft aangenomen dat hij en zijn partner tijdens SAIL 2015 mochten meevaren op De Columbus. De rechtbank constateert dat [bedrijf 2] De Columbus heeft gehuurd voor 20 personen en dat de kosten daarvan, inclusief consumpties, bij [bedrijf 2] in rekening zijn gebracht. Anders dan de raadsman heeft betoogd neemt zij daarom als vaststaand aan dat [bedrijf 2] de kosten voor de boottocht heeft betaald. De waarde van deze gift bedraagt in totaal € 208,60 (€ 2.236,- - € 150,-
/20 x 2). Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het daarbij niet van belang is of verdachte zich gerealiseerd moet hebben dat hier concrete verwachtingen tegenover stonden.
[naam 5] en/of [naam 6] ( [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] )
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een kassabon met daarachter een factuur aangetroffen van de Mediamarkt van 27 juli 2010. Deze kassabon en factuur zagen op de aankoop van twee iPads Wi-Fi 3G à € 799,- en 2 iPad hoezen à € 24,99. Uit de kassabon bleek dat het totaalbedrag van € 1.647,98 contant was betaald. Op de factuur stond bij klantgegevens het bedrijf [bedrijf 4] vermeld.
In de woning van verdachte werd een iPad inbeslaggenomen.Deze iPad was gekoppeld aan de
Apple ID[e-mailadres] . De
owner namewas ‘
iPad van [verdachte]’.Deze iPad is volgens de helpdesk van Applecare op 27 juli 2010 verkocht.
Er is onderzoek gedaan in de boekhouding van [bedrijf 4] Uit Dagboek 11 - Kasboek [kasboek]- van het Grootboek bleek dat op 27 juli 2010 € 1.647,98 als uitgave werd ingeboekt met omschrijving ‘
Media Markt’. Deze uitgave werd ingeboekt onder ‘
kostprijs project overige kosten’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet hoe de betreffende iPad in zijn woning terecht is gekomen. Het is in ieder geval niet zijn iPad en hij weet niet waarom zijn Apple ID, e-mailadres en naam aan de iPad gekoppeld zijn.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte twee iPads met toebehoren,
ter waarde van € 1.647,98, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt niet hoe de iPad in de woning van verdachte terecht is gekomen. Ook wordt op geen enkele manier duidelijk hoe verdachte betrokken zou zijn geweest bij de aankoop van de iPad.
Oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de iPad die is aangetroffen in de woning van verdachte op 27 juli 2010 bij de MediaMarkt is gekocht op naam van [bedrijf 4] en dat de betaling is verricht door [bedrijf 4] De iPad was gekoppeld aan de Apple ID van verdachte, terwijl ook de kassabon en de offerte in het bezit van verdachte waren. Gesteld noch gebleken is dat verdachte voor deze iPad enige betaling heeft gedaan. De rechtbank vindt daarom dat deze iPad, met bijbehorende beschermhoes, ter waarde van € 823,99 (€ 1.647,98 / 2) door verdachte als gift is aangenomen. De verklaring van verdachte dat hij geen weet had van deze iPad en dat hij deze niet heeft gebruikt, vindt de rechtbank – gelet op het hiervoorgaande – ongeloofwaardig.
De tweede iPad die eveneens op 27 juli 2010 bij de MediaMarkt op naam van [bedrijf 4] is gekocht, is niet bij verdachte aangetroffen. Van deze iPad kan daarom niet worden vastgesteld dat verdachte deze iPad als gift heeft aangenomen. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
In oktober en december 2014 vonden e-mailwisselingen plaats tussen verdachte en [naam 7] waarin gesproken werd over een partij steigerhout die bij verdachte thuis zou worden afgeleverd. Uit het dossier blijkt dat dit steigerhout daadwerkelijk naar de woning van verdachte is gebracht en dat dit hout later door een hovenier is verwerkt tot een vlonder in de tuin van verdachte.
[naam 7] heeft verklaard dat hij in relatie tot het project [adres] in 2014 contact had met verdachte. Onderdeel van het project was dat [bedrijf 5] de tijdelijke steigers voor de rondvaartrederijen zou aanleggen. [bedrijf 5] was na afloop van het project eigenaar van het steigerhout. Verdachte was in dit hout geïnteresseerd. [naam 7] heeft het hout aan verdachte gegeven en naar zijn woning laten vervoeren omdat ze elkaar kenden. Het was oud hout dat voor het bedrijf geen waarde meer had.
Verdachte heeft erkend dat hij steigerhout heeft gekregen. [bedrijf 5] heeft het hout bij hem thuis afgeleverd. Voor [naam 7] was dit hout afval maar verdachte kon dit nog wel gebruiken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een partij steigerhout als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het hout had geen economische waarde meer en zou zijn vernietigd als verdachte het niet zou hebben gebruikt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte een partij steigerhout van [naam 7] als gift heeft aangenomen, zoals verdachte ook zelf heeft toegegeven. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat deze gift als omkoping in de zin van artikel 363 Sr kan worden aangemerkt.
In de eerste plaats had dit hout voor [bedrijf 5] geen of vrijwel geen economische waarde meer. Verdachte en [naam 7] kenden elkaar van het project [adres] maar uit het dossier blijkt niet van andere contacten tussen verdachte en [naam 7] of [bedrijf 5] Uit het dossier komt het beeld naar voren dat de twee mannen min of meer toevallig op het werk in gesprek zijn geraakt over dit hout, waarbij [naam 7] er geen bezwaar tegen had dat verdachte het afgedankte steigerhout zou krijgen. Door dit steigerhout te vragen en te accepteren heeft verdachte mogelijk niet conform interne regels bij de gemeente gehandeld en had hij dit vanuit zijn functie als ambtenaar niet moeten doen. Voor de rechtbank staat echter onvoldoende vast dat deze gift moet worden bezien in het licht van het mogelijk verkrijgen van een voorkeursbehandeling voor [bedrijf 5] Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
[naam 8] , ( [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] .)
Fles cava en rozenblaadjes in hotel Radisson Blu Astrid
Op [datum] 2015 stuurde een medewerkster van Radisson Blu een e-mail aan [naam 18] van [bedrijf 7] In deze e-mail bevestigde zij de bestelling van een fles cava en rozenblaadjes voor € 55,-. De fles cava en rozenblaadjes moesten de volgende dag op de hotelkamer van verdachte in het Radisson Blu worden afgeleverd. De medewerkster van Radisson Blu wilde de tekst weten die op het kaartje gezet moest worden. Dezelfde dag stuurde [naam 8] deze tekst. Hij feliciteerde verdachte met zijn verjaardag.
Vanaf de rekening van [bedrijf 8] . werd op [datum] 2015 € 55,- overgeschreven naar de bankrekening van [naam 19] , werknemer van [naam 8] , met de omschrijving: “
betreft betaling Radisson”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat tijdens zijn verblijf in het Radisson Blu hotel er geen fles cava of rozenblaadjes in de hotelkamer aanwezig waren. Ter onderbouwing heeft hij foto’s overgelegd van de hotelkamer op het moment dat zij die op [datum] 2015 hadden betreden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een fles cava en rozenblaadjes, ter waarde van € 55,-, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de fles cava en de rozenblaadjes daadwerkelijk heeft ontvangen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank hecht slechts beperkte waarde aan de door de verdachte overgelegde foto’s. Deze foto’s zijn immers van [datum] 2015, terwijl uit de e-mail van de medewerkster van Radisson Blu is op te maken dat de cava en rozenblaadjes pas op [datum] 2015, de avond voorafgaande aan de verjaardag van verdachte, op de kamer gezet moesten worden. Dat de cava en rozenblaadjes bij aankomst op [datum] 2015 niet in de hotelkamer aanwezig waren is dan ook niet vreemd. De rechtbank zal verdachte toch vrijspreken van dit feit. In de eerste plaats volgt uit het dossier dat de cava en rozenblaadjes kennelijk door [naam 8] als verrassing waren bedoeld voor de verjaardag van verdachte. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat verdachte hiervan niet op de hoogte was. Het is dan ook maar de vraag of verdachte de gift heeft geaccepteerd. In de tweede plaats is niet gebleken dat de cava en rozenblaadjes daadwerkelijk op de hotelkamer zijn afgeleverd.
[naam 8] , ( [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] .) en [naam 3] en/of [naam 4] ( [bedrijf 2] )
Diner in restaurant Bord’Eau bij hotel De L'Europe
Op 21 oktober 2015 heeft [naam 8] een e-mail ontvangen van hotel De L'Europe in Amsterdam. Uit de e-mail blijkt dat [naam 8] een optionele reservering had gemaakt bij hun restaurant Bord'Eau voor 8 personen op 17 december 2015 in The Private Dining Room.
De volgende WhatsApp-berichten tussen [naam 8] en verdachte en [naam 8] en [medeverdachte 1] vonden plaats:
30 oktober 2015, verdachte aan [naam 8] :
Hoi [naam 8] , net [naam 3] gesproken. Kan niet op 17/12! Is vrijdag 11/12 een optie? Fijn weekend. Gr. [verdachte]
4 november 2015, [naam 8] aan verdachte:
Hé hallo [verdachte] Tot nu toe kan ik de 11e niet weet het deze week definitief hou je op de hoogte Gr [naam 8] .
18 november 2015, [medeverdachte 1] aan [naam 8] :
[naam 8] , 9 december is goed. [verdachte] en wij kunnen allemaal. Nu alleen nog reservering van 18 december verzetten.
Op 8 december 2015 heeft hotel De L’Europe een e-mail gezonden aan [naam 8] met een pro-forma factuur voor een diner op 9 december 2015, te hoogte van 8x € 135,- = € 1.080,-.
Op 8 december 2012 is € 1.080,- overgeschreven van de rekening van [bedrijf 7] naar de rekening van Hotel De L’Europe met omschrijving: “
betreft Diner bord eau 9-12-15 [naam 8]”
.
Blijkens de kassabon van het betreffende diner op 9 december 2015 in Bord’Eau bedroegen de totale kosten € 1.825,-. Het restant van € 745,- is middels een pintransactie voldaan.Het restant is afschreven van de bankrekening van [bedrijf 2]
[naam 3] heeft verklaard dat hij op 9 december 2015 met [naam 8] , verdachte, [medeverdachte 1] en de respectievelijke partners heeft gegeten in restaurant Bord’Eau.
Ook verdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij 9 december 2015 met genoemd gezelschap heeft gegeten in restaurant Bord’Eau. Het etentje was om te vieren dat [bedrijf 2] de aanbesteding voor het bestek [adres] had gewonnen. [naam 8] of [naam 3] had het etentje betaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een diner voor hem en zijn partner in restaurant Bord’Eau, ter waarde van € 456,25, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit in verband met het ontbreken van opzet. Verdachte heeft nooit het gevoel gehad dat hij werd ingepakt met als doel om een voorkeursbehandeling te verkrijgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte van [naam 3] en [naam 8] , dan wel de aan hun gelieerde bedrijven, een diner voor hem en zijn partner bij restaurant Bord’Eau als gift heeft aangenomen. Bij het diner waren in totaal 8 personen aanwezig: [naam 3] , [naam 8] , verdachte, [verdachte] en hun respectievelijke partners. De kosten voor het diner voor verdachte en zijn partner bedroegen € 456,25 (€ 1.825,- / 4). Zoals verdachte ook zelf heeft verklaard, was het diner gerelateerd aan het project [adres] , dat kort daarvoor aan [bedrijf 2] Een dergelijk exclusief diner dat door de betrokken aannemers wordt aangeboden, kan onmogelijk anders worden gezien dan in het licht van het ‘te vriend houden’ van ambtenaren die betrokken zijn en invloed kunnen uitoefenen bij het gunnen van werkzaamheden. Deze gift was dan ook nadrukkelijk gericht op het behouden van een voorkeursbehandeling. Verdachte moet dit zich hebben gerealiseerd, maar heeft zich niettemin laten fêteren.